ECLI:NL:RBDOR:2012:BV1526

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96185 / HA RK 11-2064
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid wrakingsverzoek na einduitspraak

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Moszkowicz, een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht. Het verzoek tot wraking werd gedaan na een einduitspraak op 20 december 2011, waarbij de kantonrechter een beslissing had genomen zonder verzoekster de gelegenheid te bieden om te worden gehoord. Verzoekster stelde dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid had gewekt door zonder aankondiging van mening te veranderen en een eindbeschikking te geven. De kantonrechter heeft het wrakingsverzoek echter niet geaccepteerd en verklaard dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter voerde aan dat er geen sprake was van partijdigheid en dat het verzoek op feitelijk onjuiste gronden berustte.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek niet kon worden ingewilligd, aangezien de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen na een einduitspraak. De wrakingskamer benadrukte dat een wraking bedoeld is om te voorkomen dat een vooringenomen rechter verder betrokken blijft bij de zaak, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, en benadrukte dat de gang van zaken bij de totstandkoming van de einduitspraak niet relevant was voor de beoordeling van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 96185 / HA RK 11-2064
Beslissing van 20 januari 2012
op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak met kenmerk 281400 AZ VERZ 11-11 van
[Verzoekster]
wonende te Hardinxveld-Giessendam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam.
Het verzoek strekt tot wraking van
[rechter X]
kantonrechter in deze rechtbank, hierna aangeduid als de kantonrechter.
1. Het procesverloop
1.1. Bij fax van haar gemachtigde van 28 december 2011 heeft verzoekster wraking van de kantonrechter verzocht. Bij brief van 4 januari 2012 heeft de kantonrechter op het verzoek gereageerd.
1.2. Het verzoek tot wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter openbare terechtzitting van 19 januari 2012, alwaar verzoekster is verschenen en gehoord direct na het uitroepen van de zitting en vanaf 25 minuten na aanvang van de zitting in het bijzijn van haar gemachtigde. De gewraakte rechter en de wederpartij in de onderliggende procedure zijn, met bericht, niet verschenen.
1.3. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer meegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 20 januari 2012 te 15.00 uur.
2. Het verzoek
2.1. De gemachtigde van verzoekster heeft het volgende aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd:
In weerwil van een eerdere toezegging tot aanhouding en het bepalen van een nieuwe zittingsdatum is de kantonrechter zonder verdere aankondiging van mening veranderd en heeft zij zonder verzoekster de mogelijkheid te bieden te worden gehoord een eindbeschikking gegeven. Aldus heeft de kantonrechter objectief en subjectief de schijn gewekt in deze zaak niet onbevooroordeeld, onbevangen en onpartijdig een beslissing te hebben genomen.
3. Het standpunt van de rechter wiens wraking is verzocht
3.1. De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
3.2. De kantonrechter heeft bij brief van 4 januari 2012 op het verzoek gereageerd en daarbij het volgende aangevoerd.
Het verzoek is niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend.
Er is geen sprake van partijdigheid of de schijn van partijdigheid. Het verzoek berust op meerdere feitelijk onjuiste gronden. De kantonrechter heeft eerst na de zitting op 20 december 2011 kennis genomen van de fax welke de gemachtigde die ochtend had gezonden. Het gestelde telefonisch contact met een griffiemedewerkster op 20 december 2011 waarin zou zijn toegezegd dat de zaak zou worden aangehouden heeft niet plaatsgevonden.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 1 Rv dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge het derde lid van dat artikel moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3. Vast staat dat het verzoek om wraking is ingediend nadat in de procedure bij de kantonrechter met nummer 281400 AZ VERZ 11-11 op 20 december 2011 een eindbeschikking is gegeven. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
4.4. Namens verzoekster is aangevoerd dat zij toch in haar verzoek moet worden ont vangen, omdat de kantonrechter met haar handelwijze verzoekster heeft belet bezwaar te maken tegen het gewijzigde standpunt van de kantonrechter dan wel een wrakingsverzoek in te dienen, hetgeen kennelijk door de kantonrechter zou zijn beoogd. Een honorering van die handelwijze zou niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van de wetgever. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.5. Een wraking dient om te voorkomen dat een door een partij vooringenomen of niet onpartijdig geachte rechter nog langer bemoeienis met de zaak zal hebben; dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan. Het buiten effect stellen van een einduitspraak behoort, anders dan de gemachtigde van verzoekster kennelijk meent, niet tot de bevoegdheden van de wrakingskamer. De gang van zaken bij de totstandkoming van die einduitspraak doet daaraan niet toe of af. Een andere opvatting zou immers leiden tot de niet met het wettelijk systeem verenigbare situatie dat een einduitspraak vatbaar wordt voor beoordeling en vernietiging door een rechter in dezelfde instantie. Voor partijen resteren de tegen de einduitspraak openstaande rechtsmiddelen of – indien geen rechtsmiddel openstaat – de mogelijkheid van doorbreking van een rechtsmiddelenverbod, die zich onder meer voordoet wanneer bij de totstandkoming van de uitspraak essentiële vormen zijn verzuimd.
4.6. Op grond van het vorenstaande dient verzoekster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek. Ten overvloede wordt overwogen dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de door de kantonrechter gestelde gang van zaken. Integendeel, indien telefonisch zou zijn toegezegd dat de behandeling zou worden aangehouden, had het immers in de rede gelegen dat de gemachtigde van verzoekster daaraan in zijn fax van 20 december 2011 zou hebben gerefereerd en dat hij niet, zoals hij heeft gedaan, zou hebben volstaan met een verzoek om aanhouding met de gebruikelijke opgave van de verhinderdata en de afsluitende mededeling graag over het aanhoudingsverzoek en de nadere datum te horen. De stelling van de gemachtigde van verzoekster dat hij gewoon is om slechts aan telefoongesprekken te refereren indien hem zulks uitdrukkelijk wordt verzocht, is niet aannemelijk.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking van [rechter X].
Deze beslissing is genomen door mr. R.R. Roukema, mr. A.P. Hameete en mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.