parketnummer: 11/860360-11, 11/860443-11 (ttzgev) en 11/860316-10 (tul) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 januari 2012
[verdachte],
geboren te [1977],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de PI Dordrecht te Dordrecht,
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 oktober 2011 en 20 december 2011, waarbij de officier van justitie mr. W.A. van Natijne, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij. Ter zitting is ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 14 mei 2011 tot en met 15 mei 2011 te Dordrecht heeft ingebroken in een supermarkt en een grote hoeveelheid sigaretten en geld heeft gestolen;
feit 2: op 1 juli 2011 te Dordrecht samen met een ander heeft geprobeerd om in te breken bij een privéclub;
feit 3: (primair) in de periode van 9 juli 2011 tot en met 10 juli 2011 te Dordrecht samen met een ander heeft ingebroken in een restaurant en aldaar een envelop met geld heeft weggenomen, dan wel (subsidiair) daartoe een poging heeft ondernomen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 (primair) ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte het feit met een ander heeft gepleegd.
Voor het bewijs van feit 1 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 15 mei 2011, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2011 met fotobijlage en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Voor het bewijs van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van
[benadeelde partij 2], d.d. 6 juli 2011, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli inhoudende de herkenning van verdachte op camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Voor het bewijs van feit 3 (primair) baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [benadeelde partij 3], d.d. 10 juli 2011 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid d.d. 15 mei 2011, opgenomen in de pagina's 4 tot en met 8 bij het eindproces-verbaal met dossiernummer PL1810 2011044164 d.d. 2 juni 2011, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [benadeelde partij 1]:
Ik doe aangifte van een inbraak in mijn winkel.
(...)
Tussen zaterdag 14 mei 2011 te 22.30 uur en zondag 15 mei 2011 te 10.15 uur werd op de [adres 1], [postcode], Dordrecht, het feit gepleegd.
(...)
Op zondag 15 mei 2011 omstreeks 08:30 uur werd ik gebeld door een buurtbewoner. Deze vertelde tegen mij dat de winkeldeur aan de [adres 1] open stond. Toen ik ter plaatse kwam zag ik dat de toegangsdeur met een mogelijk breekvoorwerp opengebroken was.
(..)
Ik zag dat een lade rechts naast de kassa ook geopend was. Hierin lag een bedrag aan wisselgeld.
(...)
Ik zag dat het sigarettenrek leeg gehaald was op een aantal pakjes shag na. Dit rek is afgesloten met een tweetal Abus hangsloten.
Ik denk dat ik op dit moment (...) sigaretten en ongeveer 400,00 euro aan wisselgeld mis.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2011:
Op 14 of 15 mei 2011 heb ik ingebroken in een supermarkt aan de [adres 1] in Dordrecht. Ik heb het slot van de deur geforceerd. Ik heb sigaretten, shag en een geldbedrag weggenomen.
Het proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid d.d. 21 mei 2011, opgenomen in de pagina's 44 tot en met 49 bij het eindproces-verbaal met dossiernummer PL1810 2011044164 d.d. 2 juni 2011, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb de pakjes sigaretten en shag thuis geteld. Het waren er 92.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2011, opgenomen in de pagina's 15 tot en met 26 bij het eindproces-verbaal met dossiernummer PL1810 2011044164 d.d. 2 juni 2011, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van verbalisant:
Op woensdag 15 mei 2011 kwam de aangever van de supermarkt aan het politiebureau van team West te Dordrecht en overhandigde mij een geheugenstick met daarop beelden van de inbraak waarover hij in zijn aangifte had gesproken. (...)
De met de camera meelopende tijd loopt ongeveer 20 minuten achter op de lokaal geldende tijd zodat als de plaatselijke tijd de cameratijd + 20 minuten aangehouden dient te worden.
Camera 5: 1e keer
Deze camera geeft een beeld van de buitenzijde van de [NAAM SUPERMARKT] supermarkt aan de zijde van de [adres 1].
Om 06.35.03 komt de verdachte in beeld en loopt daar de toegangsdeur van de supermarkt. Hij draagt op dat moment geen goederen met zich.
(...)
Camera 5: 2e keer
Verdachte komt om 06.35.54 weer in beeld van camera 5 en loopt naar de deur die hij eerder gepoogd heeft open te breken en gaat met deze handelingen weer verder. Op de beelden is te zien dat hij middelgrote breekvoorwerpen, hetgeen een schroevendraaier en een bahco zou kunnen zijn, gebruikt om deze deur te openen. Om 06.37.54 is de verdachte erin geslaagd de deur open te breken en zie ik de verdachte naar binnen gaan.
Op grond van de uit deze bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 mei 2011 heeft ingebroken in de supermarkt [NAAM SUPERMARKT] en daar een groot aantal sigaretten, shag en een geldbedrag van
€ 400,- heeft weggenomen. De rechtbank ziet in de aangifte van [benadeelde partij 1] voldoende bewijs om aan te nemen dat door verdachte bij de inbraak een bedrag van € 400,- is weggenomen.
Feit 2 en feit 3
De rechtbank heeft geconstateerd dat - nu verdachte feit 2 en feit 3 (primair) heeft bekend - zich de situatie, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering, voordoet.
De rechtbank kan derhalve volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 2. tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- het proces-verbaal aangifte van [benadeelde partij 2], d.d. 6 juli 2011, opgenomen als bijlage AN 1.1 bij het eindproces-verbaal van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, PL 1810 2011670602, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 9 oktober 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2011, opgenomen als bijlage AH 1.2 bij voormeld eindproces-verbaal;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2011.
De rechtbank acht het onder 3. (primair) tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- het proces-verbaal aangifte van [benadeelde partij 3], d.d. 10 juli 2011, opgenomen als bijlage AN 6.1 bij het eindproces-verbaal van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, PL 1810 2011670602, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 9 oktober 2011;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op15 mei 2011 te
Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
winkelpand, gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen
een grote hoeveelheid sigaretten enshag en een geldbedrag (ongeveer
400 euro), toebehorende aan [naam supermarkt]
Supermarkt, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en
de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braaken verbreking ;
2.
op 01 juli 2011 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander , met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening uit de [naam club] weg te nemen enige
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam club]
en/of [benadeelde partij 2], en zich daarbij de toegang tot het pand van
[naam club] ([adres 2]) te verschaffen en die weg te nemen goederen
en/of geld onder hun bereik te brengen door middel van
verbreking ,
met zijn mededader het slot en de
cilinder van de deur van voornoemd pand heeft losgeschroefd ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de periode van 9 juli 2011 tot en met 10 juli 2011 te
Dordrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant ([restaurant], gevestigd aan de [adres 3]) heeft weggenomen geld eneen
goed, toebehorende aan [naam restaurant] , waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
te weten door het forceren van een deur .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1.
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN DE WEG TE NEMEN GOEDEREN ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN VERBREKING;
2.
POGING TOT DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN DE WEG TE NEMEN GOEDEREN ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
3.
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN DE WEG TE NEMEN GOEDEREN ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De oplegging van straf of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht primair gevorderd om verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op te leggen voor de duur van twee jaren. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van drie jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat opnemen en behandelen bij SOV Palier én na afronding van de behandeling meewerkt aan de nazorg (samen ongeveer 2 jaar) en toezicht door Bouman GGZ gedurende de proeftijd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met bijzondere voorwaarden. Zij heeft daartoe betoogd dat verdachte zeer gemotiveerd is om de behandeling bij SOV Palier te volgen. Daarbij speelt mee dat verdachte inmiddels een vriendin heeft die hem enerzijds steunt maar anderzijds ook van hem eist dat hij zijn problemen aanpakt. Verder is de relatie met zijn pleegouders, die hem eerder hadden weggestuurd, recentelijk weer hersteld. Verdachte is ten slotte gemotiveerd om zijn matrozenopleiding af te maken zodat hij - nadat hij het behandeltraject heeft volbracht - in de scheepvaart aan het werk kan.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd samen met een ander in te breken in een privéclub en heeft ingebroken in een restaurant en een supermarkt. Hij steelt geld en goederen. De opbrengst heeft verdachte nodig om drugs te kunnen kopen. Verdachte is namelijk verslaafd aan cocaïne en cannabis. Uit het handelen van verdachte valt af te leiden dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van een ander. Hij steelt om zijn eigen behoefte aan drugs te financieren.
De rechtbank stelt vast dat aan de eisen die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor op grond van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 september 2011 is verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de nu door hem begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of tot taakstraf. Te weten: 1) op 9 november 2010 tot 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ; 2) op 11 augustus 2010 tot 120 uur werkstraf ; 3) op 22 juli 2009 tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 voorwaardelijk; 4) op 4 juli 2007 tot 2 jaar ISD-maatregel. De feiten die verdachte nu heeft begaan, dateren van na de tenuitvoerlegging van deze straffen en maatregel.
Uit de eerste reclasseringsrapportage die op 16 augustus 2011 omtrent verdachte is opgemaakt - en de rechtbank maakt dat standpunt tot het hare - blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Daarbij is in aanmerking genomen de delictsgeschiedenis, de onderhavige delicten en de problemen die zich bij verdachte voordoen op in het bijzonder de leefgebieden financiën, huisvesting, gedrag, emoties, drugs en alcohol. Naar het oordeel van de rechtbank moet er dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen.
De veiligheid van personen en goederen vereist in beginsel dat verdachte wordt veroordeeld tot de ISD-maatregel. De maatschappij ondervindt namelijk grote hinder van de feiten die verdachte begaat. De rechtbank stelt aan de hand van voornoemd uittreksel vast, dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Verdachte kan een draaideurcrimineel genoemd worden: hij gaat politiebureau, gevangenis en rechtbank in, uit en weer in. Daarbij merkt de rechtbank op dat een van de misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld op 9 november 2010, nota bene is gepleegd op de dag dat de politierechter hem veroordeelde tot een (deels) voorwaardelijke straf wegens een ander misdrijf. Aan verdachte zijn allerlei straffen en strafmodaliteiten, evenals een ISD-maatregel, opgelegd. In genoemd rapport adviseert de reclassering de ISD-maatregel om verdachtes problemen aan te pakken.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat er redenen zijn thans nog niet opnieuw over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Anders dan de officier van justitie acht zij een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden niet op voorhand kansloos. Immers verdachte heeft ter zitting van 25 oktober en 20 december 2011 laten blijken zeer gemotiveerd te zijn voor een behandeling bij SOV Palier, te beginnen met een fase in Ossendrecht. Hij heeft daartoe eigener beweging de eerste stappen gezet. Uit het recente rapport van Bouman GGZ reclassering d.d. 15 december 2011 blijkt dat verdachte een intake heeft gehad en voldoet aan de indicatiecriteria. Een behandeling duurt gemiddeld tien maanden, waarna een jaar nazorg wordt geboden. Verdachte kan terecht op 28 december 2011 (en blijkens de mededelingen van de officier van justitie ter terechtzitting ook in de periode daarna); als de plaatsing bij SOV Palier plaatsvindt in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt verdachte eerst in de gevangenis geplaatst en stroomt hij - anders dan bij een voorwaardelijke ISD-maatregel - pas later door. In deze tweede rapportage adviseert Bouman GGZ reclassering tot een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft aangegeven dat een ISD-maatregel een doemscenario voor hem is. Anderzijds heeft hij ook gezegd dat bijvoorbeeld vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf voor hem onvoldoende stok achter de deur is. Verdachte heeft ter zitting van 20 december 2011 verklaard dat hij achter behandeling bij SOV Palier staat, ook als die intramuraal twaalf maanden zou duren. Gelet op een en ander zal de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen met bijzondere voorwaarden. Ook op deze wijze wordt de samenleving gedurende een lange periode voldoende beschermd tegen hinder en overlast, veroorzaakt door verdachte; het draagt tevens (sneller) bij aan een oplossing voor verdachtes problematiek, onder andere zijn verslaving.
De bijzondere voorwaarden betreffen het gedrag van verdachte. In de eerste plaats dient hij zich op verzoek te melden bij en te houden aan de aanwijzingen te geven door of namens Bouman GGZ reclassering. Ten tweede dient verdachte zich te laten opnemen voor een intramurale behandeling bij SOV Palier. De rechtbank gaat ervan uit dat deze opname reeds binnen enkele dagen na het wijzen van dit vonnis, en aansluitend aan het voorarrest, kan geschieden. Volgens voornoemde laatste reclasseringsrapportage duurt een dergelijke behandeling gemiddeld tien maanden. Gelet op verdachtes voortdurende problematiek houdt de rechtbank er rekening mee dat dit bij verdachte langer kan zijn. Daarom zal de rechtbank de maximale duur van de intramurale behandeling bepalen op twaalf maanden. Dit laat overigens de mogelijkheid van artikel 38q van het Wetboek van Strafrecht onverlet, namelijk dat de officier van justitie of de verdediging kan vorderen c.q. verzoeken deze voorwaarde aan te vullen, te wijzigen of op te heffen. Ten derde dient verdachte zich aansluitend aan de opname aldaar ambulant door SOV Palier te laten (na)behandelen.
Om de stok achter de deur zo sterk mogelijk te maken, kiest de rechtbank voor een proeftijd van drie jaar. Verdachte moet het duidelijk zijn dat als hij deze laatste kans de komende drie jaar verspeelt, zijn doemscenario van onvoorwaardelijke ISD waarheid kan worden.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [NAAM SUPERMARKT] supermarkt vordert een schadevergoeding van € 3.093,- ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, in verband met feit 1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal toewijsbaar is.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering tot een bedrag van € 1.888,56 toewijsbaar is. Zij heeft hiertoe betoogd dat onduidelijk is hoeveel sloffen sigaretten aangever nu mist. Er is aangifte gedaan voor dertig sloffen sigaretten, terwijl in de vordering benadeelde partij veertig sloffen worden gevorderd. Voorts betwist de raadsvrouw onder verwijzing naar de verklaring van verdachte dat er een bedrag van € 400,- aan wisselgeld is gestolen. Ten slotte acht de raadsvrouw de gevorderde schade in verband met herstel van de deur niet onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.010,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank gaat daarbij uit van de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte dat hij 92 pakjes sigaretten heeft weggenomen. De verklaring van aangever in samenhang bezien met de door de benadeelde partij overgelegde paklijsten van de Makro geven onvoldoende houvast om uit te gaan van een grotere schadepost, omdat aangever ook heeft verklaard dat hij niet precies weet wat er is gestolen, mede gelet op het feit dat hij ook elders een supermarkt heeft. De rechtbank ziet aanleiding de schadepost in verband met het weggenomen winkelmandje te matigen tot een bedrag van € 50,-. Ten slotte ziet de rechtbank tevens aanleiding om het gevorderde bedrag in verband met herstelwerkzaamheden aan de deur van de winkel naar redelijkheid vast te stellen op een bedrag van € 100,-. Zoals reeds eerder overwogen acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat er een geldbedrag van € 400,- is weggenomen, zodat dit bedrag wordt toegewezen.
De rechtbank acht het gevorderde tot bovengenoemde bedragen derhalve voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de vergoeding van de schade tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Dordrecht van 9 november 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd van voornoemde voorwaardelijke straf wordt verlengd met één jaar.
De raadsvrouwe heeft eveneens verlenging van de proeftijd bepleit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe - gelet op de aan verdachte op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel en hetgeen in dat kader is overwogen - niet besluiten. De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.
10 De wettelijke voorschriften
De opgelegde maatregel berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38p, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- gelast de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten SOV Palier voor de duur van de behandeling, de duur van twaalf maanden niet te boven gaande,alsmede dat hij onvoorwaardelijk meewerkt aan de ambulante nazorg in het kader van die behandeling;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bouman GGZ reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [NAAM SUPERMARKT] supermarkt, [adres 1]], [postcode] te Dordrecht van € 1.010,- ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [NAAM SUPERMARKT] supermarkt, [adres 1], [postcode] te Dordrecht, € 1.010,- te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der gehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- verlengt met één jaar de proeftijd van de onder parketnummer 11/860316-10 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. H.C.A. de Groot en
mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2011 tot en met 15 mei 2011 te
Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
winkelpand, gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen
(een grote hoeveelheid) sigaretten en/of shag en/of een geldbedrag (ongeveer
400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt]
Supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 01 juli 2011 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit de [naam club] weg te nemen enig(e)
goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam club]
en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot het pand van [naam club] ([adres 2]) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)
en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen het slot en/of de
cilinder van de deur van voornoemd pand heeft losgeschroefd en/of geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2011 tot en met 10 juli 2011 te
Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een restaurant ([restaurant], gevestigd aan de [adres 3]) heeft weggenomen geld en/of (een)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, te weten door het forceren en/of vernielen van
(het hout van) een deur en/of (het hout van) een deurpost;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2011 tot en met 10 juli 2011 te
Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam restaurant]
en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot het pand van [restaurant] ([adres 3]) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld
en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen (het hout van) een deur en/of (het hout van) een deurpost heeft/hebben
geforceerd en/of vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Parketnummer: 11/860360-11, 11/860443-11 (ttzgev), 11/860316-10 (tul)
Vonnis d.d. 3 januari 2012