ECLI:NL:RBDOR:2011:BV0038

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91115 / HA ZA 11-2065
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een persoonsgebonden budget door Trias Zorgkantoor B.V. van de wettelijke vertegenwoordigers van een minderjarige

In deze zaak vorderde Trias Zorgkantoor B.V. terugbetaling van een persoonsgebonden budget (PGB) dat in 2007 was toegekend aan de minderjarige, vertegenwoordigd door zijn ouders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Trias had het PGB ingetrokken omdat er geen verantwoording was afgelegd over de besteding. De ouders werden aangesproken als wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige en moesten het teveel ontvangen bedrag van € 6.801,86 terugbetalen. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige, vertegenwoordigd door zijn ouders, gehouden was tot terugbetaling van het onverschuldigd ontvangen bedrag. De ouders voerden aan dat [gedaagde 1] na de echtscheiding niet belast was met de zorg over de minderjarige en niet op de hoogte was van de PGB-aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat Trias niet verplicht was om te verifiëren of [gedaagde 1] bezwaren had tegen de vertegenwoordiging door [gedaagde 2]. De rechtbank wees de vorderingen van Trias toe en veroordeelde de ouders hoofdelijk tot betaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van Trias toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 91115 / HA ZA 11-2065
Vonnis van 28 december 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIAS ZORGKANTOOR B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. I.A.W. van den Broek,
tegen
1. [gedaagde 1]
in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[minderjarige],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. R. Zantman,
2. [Gedaagde 2]
in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[minderjarige],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Trias, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 2 november 2011 en de daarin genoemde stukken,
- het exploot van betekening van de akte wijziging eis ter comparitie.
1.2. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
2. De feiten
2.1. Trias heeft in 2007 een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) toegekend aan de op [geboortedatum] geboren zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], [minderjarige] (hierna: de minderjarige).
2.2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gescheiden. Zij hebben samen het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3. Bij de beschikking van Trias van 9 april 2009 (hierna: de beschikking), gericht aan de minderjarige, is het definitieve PGB over het jaar 2008 vastgesteld. In de beschikking is vermeld dat het niet bestede PGB EUR 6.801,86 bedraagt.
2.4. Bij brief van 16 september 2010, gericht aan de ouders/verzorgers van de minderjarige, heeft de advocaat van Trias meegedeeld, voor zover relevant:
(…) Tot mij wendt zich de besloten vennootschap Trias Zorgkantoor B.V., nader te noemen cliënte.
Cliënte heeft aan uw kind in 2008 een persoonsgebonden budget toegekend. Dit persoonsgebonden budget is door cliënte ingetrokken omdat u geen verantwoording is afgelegd over de besteding van het persoonsgebonden budget. U bent hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld bij brief/beschikking van 9 april 2009. In brieven heeft cliënte u medegedeeld een bedrag van € 6.801,86 u terug te zullen vorderen. (…)
Ik verzoek u, voor zover sommeer u, voor de laatste maal over te gaan tot betaling van het totaalbedrag van € 7.569,86 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
Indien dit bedrag niet binnen acht dagen na dagtekening van deze brief is voldaan op een van onderstaande derdengeldrekeningen van mijn kantoor (vermeld op dit briefpapier) zal ik zonder nadere aankondiging daartoe tot dagvaarding overgaan. (…)
3. Het geschil
3.1. Trias vordert, na wijziging van eis, dat – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - primair:
- de minderjarige wordt veroordeeld tot betaling aan Trias tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de somma van EUR 6.801,86, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2010, althans vanaf 18 november 2010, althans vanaf de dag van de dagvaarding, telkens tot de dag van de algehele voldoening, althans de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2] beiden in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger tezamen althans ieder voor zich worden veroordeeld tot betaling aan Trias tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de somma van € 6.801,86, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2010, althans vanaf
18 november 2010, althans vanaf de dag van de dagvaarding, telkens tot de dag van de algehele voldoening;
- de minderjarige, althans de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2] beiden in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger tezamen althans ieder voor zich, worden veroordeeld tot betaling aan Trias van een bedrag van EUR 768,-- ter zake buitengerechtelijke kosten en tot betaling van de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair:
- de minderjarige wordt veroordeeld tot betaling aan Trias tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de somma van EUR 6.801,86, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2010, althans vanaf 18 november 2010, althans vanaf de dag van de dagvaarding, telkens tot de dag van de algehele voldoening, alsmede wordt veroordeeld tot betaling aan Trias, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 768,-- terzake buitengerechtelijke kosten, althans een door de rechtbank in goede justitie naar billijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, een en ander te vermeerderen met de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de dag van het te wijzen vonnis, tot die van de algehele voldoening;
- de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2], beiden in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger, tezamen althans ieder voor zich, worden veroordeeld om zorg te dragen voor terugbetaling aan Trias van de somma van € 6.801,86 uit het vermogen van [minderjarige], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2010, althans vanaf 18 november 2010, althans vanaf de dag van de dagvaarding, telkens tot de dag van de algehele voldoening
- de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2], beiden in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger, tezamen althans ieder voor zich, worden veroordeeld te bewerkstelligen dat uit het vermogen van [minderjarige] een bedrag van EUR 768,-- ter zake buitengerechtelijke kosten en de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, wordt voldaan.
3.2. Trias legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij gerechtigd is van de minderjarige het niet verantwoorde deel van het PGB terug te vorderen.
3.3. [gedaagde 2] heeft geen verweer gevoerd.
3.4. [gedaagde 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Trias in de kosten van de procedure.
3.5. [gedaagde 1] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- Hij is na de echtscheiding niet belast met de zorg over de minderjarige.
- Hij is niet bekend met de aanvraag, voorlopige toekenning en definitieve vaststelling van het PGB; tot 10 november 2010 heeft hij hierover geen bericht ontvangen.
- Hij heeft niets getekend.
- Hij heeft geen enkele invloed gehad op de besteding en de verantwoording van het PGB.
4. De beoordeling
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.1. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Trias heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Voor het overige komt het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
Ten aanzien van [gedaagde 1]
4.2. Indien ouders samen het gezag hebben, voeren zij samen het bewind over het vermogen van het kind. Daarnaast vertegenwoordigen zij het kind gezamenlijk in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is. Indien ouders samen het gezag hebben over de minderjarige, behoeft de derde zich er niet van te vergewissen of de ene ouder bezwaren heeft tegen de vertegenwoordiging van het kind door de andere ouder alleen.
4.3. Aan de minderjarige is door Trias in 2007 een PGB toegekend. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij niet bekend was met deze aanvraag en voorlopige toekenning. Hij heeft niet gesteld dat hij van bezwaren heeft doen blijken tegen de vertegenwoordiging van de minderjarige in burgerlijke handelingen door zijn ex-echtgenote. Dat [gedaagde 1] niet bekend was met de aanvraag en voorlopige toekenning, kan Trias niet worden tegengeworpen, nu op Trias geen verplichting rustte zich ervan te vergewissen of [gedaagde 1] bezwaren had tegen de aanvraag van het PGB en nu [gedaagde 1] wordt aangesproken als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige.
4.4. Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.
4.5. Trias heeft in de beschikking vermeld dat een bedrag van EUR 6.801,86 van het toegekende PGB niet besteed is. De beschikking is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen stond bezwaar (en eventueel beroep) open. Niet gesteld is dat van deze (bestuursrechtelijke) mogelijkheid gebruik is gemaakt, zodat ervan wordt uitgegaan dat de inhoud van de beschikking rechtens definitief en onherroepelijk is. Hiermee is de verbintenis van Trias tot betaling van het eerder toegekende PGB tot het bedrag van EUR 6.801,86 met terugwerkende kracht komen te vervallen. Door het wegvallen van deze rechtsgrond, is Trias in beginsel gerechtigd het onverschuldigd betaalde bedrag van EUR 6.801,86 van de minderjarige terug te vorderen.
4.6. Op de onbekwame die een onverschuldigde betaling heeft ontvangen, rusten de wettelijke verplichtingen ter zake onverschuldigde betaling slechts, voor zover het ontvangene hem tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of in de macht van zijn wettelijke vertegenwoordiger is gekomen.
4.7. Onweersproken is door [gedaagde 1] tijdens de comparitie op 21 juli 2011 gesteld dat de minderjarige geen eigen bankrekening heeft en dat het PGB naar hij denkt op de rekening van [gedaagde 2] is betaald. Daarmee is het ontvangene in de macht van een wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige gekomen, ten gevolge waarvan op de minderjarige de wettelijke verplichtingen ter zake onverschuldigde betaling rusten. De minderjarige is om die reden gehouden het onverschuldigd ontvangen bedrag van
EUR 6.801,86 aan Trias terug te betalen.
4.8. Als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige voert [gedaagde 1] het bewind over het vermogen van de minderjarige en draagt hij de verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat de vordering van Trias op de minderjarige wordt voldaan. Hetgeen [gedaagde 1] daartegen heeft aangevoerd (zie hiervoor r.o. 3.5) doet daaraan niet af, nu hij - zoals overwogen in r.o. 4.3. - niet heeft gesteld dat hij van bezwaren heeft doen blijken tegen de vertegenwoordiging van de minderjarige in burgerlijke handelingen door zijn ex-echtgenote. De vordering van Trias tegen hem als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige wordt dan ook toegewezen.
4.9. Bij brief van 16 september 2010 heeft Trias [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangemaand het bij dagvaarding gevorderde bedrag binnen acht dagen te betalen (zie hiervoor r.o. 2.4). Deze brief is verzonden naar het adres van [gedaagde 2]. Ook hier geldt dat [gedaagde 1] niet heeft gesteld dat hij van bezwaren heeft doen blijken tegen de vertegenwoordiging van de minderjarige in burgerlijke handelingen door zijn ex-echtgenote. Door de brief van 16 september 2010, ontvangen door [gedaagde 2] als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, is het verzuim na het verstrijken van de in deze brief genoemde betalingstermijn ingetreden. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 24 september 2010.
4.10. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Trias heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.11. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Trias worden begroot op:
- dagvaarding EUR 83,31
- griffierecht 568,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.419,31
4.12. [gedaagde 2] is in de procedure niet verschenen. In beginsel zouden de proceskosten tussen haar en [gedaagde 1] verdeeld dienen te worden. Nu de gehele vordering echter haar minderjarige kind betreft en zij de vertegenwoordiging van de minderjarige in deze procedure aan [gedaagde 1] heeft overgelaten, zal zij hoofdelijk naast [gedaagde 1] worden veroordeeld tot betaling van het totale begrote bedrag aan proceskosten aan de zijde van Trias.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde 2], in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van [minderjarige], hoofdelijk
om aan Trias te betalen een bedrag van EUR 6.801,86 (zesduizendachthonderdéén euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
24 september 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Trias tot op heden begroot op EUR 1.419,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.J. de Nijs en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.