ECLI:NL:RBDOR:2011:BU6972

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95434 - KG ZA 11-196
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van gekraakte woning te Dordrecht

Op 7 december 2011 heeft de Rechtbank Dordrecht in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, eigenaar van een woning te Dordrecht, en gedaagden, waaronder anonieme krakers. De eiser vorderde ontruiming van zijn woning, die sinds oktober 2011 door gedaagden was gekraakt. De procedure begon met een dagvaarding op 9 november 2011, gevolgd door verschillende correspondenties en een mondelinge behandeling op 29 november 2011. De eiser stelde dat hij de woning snel wilde verbouwen, terwijl de gedaagden aanvoerden dat de eiser onvoldoende had gedaan om leegstand te voorkomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het kraken van de woning in strijd was met het eigendomsrecht van de eiser en dat de gedaagden hun identiteit niet hadden bekendgemaakt, wat leidde tot verstek tegen hen. De rechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming moest worden toegewezen, maar niet op de korte termijn die de eiser had gevorderd. De ontruiming mocht niet vóór 2 januari 2012 plaatsvinden, waarbij de rechter rekening hield met de belangen van beide partijen. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 1.166,81 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis direct kon laten uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 95434 / KG ZA 11-196
Vonnis in kort geding van 7 december 2011
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Brasschaat, België,
eiser,
advocaat mr. J. Groenewoud te Amsterdam,
tegen
1. [Gedaagde 1]
2. DE OVERIGEN DIE VERBLIJVEN AAN HET ADRES [adres] TE DORDRECHT,
gedaagden,
advocaat mr. J.M.G. Hulsman te Delft.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagde 1 zal [gedaagde 1] worden genoemd en de gedaagden bedoeld onder sub 2 zullen de overige krakers worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 november 2011;
- de brief van de griffier ex art. 557a Rv. van 7 november 2011 aan het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Dordrecht, met kopie naar beide partijen;
- het faxbericht van de advocaat van [eiser] van 15 november 2011, met producties;
- het faxbericht van de advocaat van [gedaagde 1] van 18 november 2011, met productie;
- de brief van de advocaat van [gedaagde 1] van 22 november 2011, met producties;
- de dagvaarding van 21 november 2011;
- de mondelinge behandeling op 29 november 2011.
1.2. Het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Dordrecht heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om zich uit te laten op grond van art. 557a Rv.
1.3. De voorzieningenrechter heeft geweigerd kennis te nemen van een brief van de advocaat van [gedaagde 1] van 28 november 2011, met producties. In deze beslissing zijn meegewogen de aard en omvang van het geschrift, het laattijdige tijdstip van overlegging en het bezwaar van [eiser] tegen overlegging.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is sinds mei 2008 eigenaar van de woning gelegen aan het adres [adres] te ([postcode]) Dordrecht (“de woning”).
2.2. De woning is in de periode van 1 juli 2009 tot 1 juli 2010 verhuurd geweest. Daarvoor en sindsdien heeft de woning leeggestaan.
2.3. Op of omstreeks 24 oktober 2011 is de woning gekraakt door [gedaagde 1] en de overige krakers.
2.4. [gedaagde 1] en de overige krakers zijn bij brief van 24 oktober 2011 gesommeerd het pand te verlaten op uiterlijk 31 oktober 2011. [gedaagde 1] en de overige krakers hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.5. [eiser] heeft op 26 oktober 2011 bij de politie aangifte gedaan op grond van artikel 138a Wetboek van Strafrecht. De politie heeft tot op heden geen einde gemaakt aan het kraken.
2.6. [eiser] heeft bij brief aan de advocaat van [gedaagde 1] en de overige krakers van 27 oktober 2011 aanspraak gemaakt op betaling van een verrekenbaar voorschot van € 750,- voor de reeds verbruikte gas, energie en water. Op 1 november 2011 is de gastoevoer in het pand afgesloten.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagden te veroordelen de woning aan de [adres] te Dordrecht binnen tweemaal 24 uur na betekening van het vonnis met de daarin vanwege gedaagden aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan;
b. voor het geval gedaagden niet vrijwillig en volledig voldoen aan het onder a. gevorderde: gedaagden te veroordelen in de kosten van de gerechtelijke ontruiming;
c. te bepalen dat het te wijzen vonnis tot een half jaar na dagtekening daarvan ten uitvoer gelegd kan worden tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in de woning bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
d. gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan [eiser] bij wijze van voorschot op de schadevergoeding € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
e. gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de zogenaamde nakosten.
3.2. [gedaagde 1] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich dat anoniem gedagvaarde personen, om in rechte te kunnen verschijnen en verweer te voeren, hun identiteit bekend moeten maken.
4.2. Ter zitting is één gedaagde verschenen. De advocaat van deze gedaagde heeft verklaard dat zijn personalia vermeld staan in het overgelegde afschrift van een aanvraag voor een toevoeging. In dit geschrift staan twee personen vermeld, een man en een vrouw. Ter zitting is een man verschenen, zodat de voorzieningenrechter vaststelt dat (voornoemde) [gedaagde 1] rechtsgeldig is verschenen. De voornoemde vrouw wordt niet als verschenen procespartij beschouwd, nu de raadsvrouw van [gedaagde 1] niet heeft verklaard ook namens deze vrouw op te treden.
4.3. De overige krakers hebben hun identiteit niet bekend gemaakt. Daarom wordt tegen hen verstek verleend (vgl. voorzieningenrechter rechtbank Rotterdam 26 mei 2009, NJF 2009, 302). Dat [gedaagde 1] ter zitting heeft verklaard gemachtigd te zijn om namens de overige krakers op te treden maakt dit niet anders, nu hun namen onbekend zijn gebleven.
spoedeisend belang
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft. [eiser] stelt dat hij de woning, die kampt met achterstallig onderhoud, snel wil gaan verbouwen. Dit komt -vooralsnog- voldoende aannemelijk voor.
4.5. [gedaagde 1] voert aan dat [eiser] weinig heeft gedaan om leegstand van de woning te voorkomen sinds hij daarvan 3 ½ jaar geleden eigenaar is geworden. De voorzieningenrechter onderschrijft dit verweer deels, nu [eiser] niet goed duidelijk heeft gemaakt waarom hij de thans voorgenomen verbouwing niet veel eerder ter hand heeft genomen. [eiser] heeft niet meer gedaan dan de woning tijdelijk verhuren aan een kennis, met een huurprijs die zo laag was dat het kennelijk om een vorm van anti-kraakwacht ging. Structurele maatregelen heeft [eiser] al die tijd niet genomen. De langdurige leegstand kan echter verder in het midden blijven, gelet op de thans alsnog voorgenomen verbouwing.
4.6. Kraken van een woning is in strijd met het eigendomsrecht van de eigenaar van de woning. Voorts kwalificeert het kraken van een woning als een misdrijf, op grond van art. 138 a Sr. Deze bepaling is in werking getreden op 1 oktober 2010. Blijkens de wetsgeschiedenis is het beschermd belang hier vooral gelegen in de bescherming van het eigendomsrecht van de ander (zie o.a. Kamerstukken II 2007/08, 31 560, nr. 3, p. 1). Daarmee is de onrechtmatigheid van het kraken van de woning van [eiser] gegeven.
4.7. Een beroep op bescherming van het huisrecht zoals dat onder meer wordt beschermd door artikel 8 EVRM, kan [gedaagde 1] niet baten. Dit artikel geldt in beginsel slechts in verhouding tot de overheid (“verticale werking”). [eiser] treedt niet op namens de overheid, maar voor zich zelf. Onder bepaalde omstandigheden kan horizontale werking toekomen aan grondrechten, in die zin dat het onrechtmatig kan zijn als een burger een andere burger al te zeer beperkt in de uitoefening van diens grondrechten. In de gegeven omstandigheden kan echter niet tot het oordeel worden gekomen dat [eiser] onrechtmatig handelt. Het belang van [eiser] om snel tot verbouwing over te kunnen gaan weegt zwaarder dan het met eigenrichting afgedwongen huisrecht van [gedaagde 1].
4.8. [gedaagde 1] stelt dat hij zorgvuldig omgaat met de woning, dat hij steeds bereid is tot overleg met [eiser] en dat hij bereid is om met [eiser] een gebruikersovereenkomst af te sluiten. [eiser] heeft echter contractsvrijheid en, dus, het recht om niet met [gedaagde 1] in zee te gaan.
4.9. De vordering tot ontruiming zal mitsdien worden toegewezen, zij het niet op de korte termijn die [eiser] vordert. Gewogen het belang van [eiser] om de verbouwing snel ter hand te kunnen nemen tegenover het belang van [gedaagde 1] om over woonruimte te beschikken, zal bepaald worden dat niet vóór maandag 2 januari 2012 ontruimd mag worden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat [eiser] in het verleden weinig spoed met onderhoud en renovatie van het pand heeft betracht en voorts met de omstandigheid dat alvorens de verbouwing ter hand kan worden genomen, eerst nog plannen moeten worden ontwikkeld en tekeningen moeten worden gemaakt en dat [gedaagde 1] zich bereid verklaard heeft daaraan alle medewerking - onder meer bestaande uit het verlenen van toegang tot de woning - te zullen verlenen.
schadevergoeding
4.10. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.11. Nog daargelaten of [eiser] een spoedeisend belang heeft, is in ieder geval onvoldoende aannemelijk dat [eiser] een vordering heeft. [eiser] vermoedt dat [gedaagde 1] schade heeft toegebracht aan de woning, zowel bij het binnentreden als door het gebruik daarvan. Dit vermoeden wordt echter op geen enkele wijze onderbouwd. Het blijft bij een kaal vermoeden van [eiser]. Wat betreft de schadevergoeding voor gebruik van nutsvoorzieningen, bestaat vooralsnog geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring ter zitting van [gedaagde 1], dat de krakers op eigen naam contracten hebben afgesloten met de nutsbedrijven. Bovendien gaat het, nu de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen, om slechts een korte periode waarin de nutsvoorzieningen zijn gebruikt.
4.12. De gevorderde dwangsom zal op na te melden wijze worden gemaximeerd.
4.13. [gedaagde 1] en de overige krakers zullen gezamenlijk als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Deze kosten worden begroot op € 1.166,81. Dit bedrag bestaat uit:
-kosten dagvaarding € 90,81,
-griffierecht € 260,--,
-salaris advocaat € 816,--.
Het salaris advocaat is het standaard tarief voor een kort geding zoals bepaald in het “Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.” Voor de tweede dagvaarding zal geen vergoeding worden toegekend. Deze kosten zijn onnodig gemaakt, nu de advocaat van [gedaagde 1] onweersproken heeft verklaard aan [eiser] te hebben medegedeeld vrijwillig te zullen verschijnen op de tweede zitting. Voor publicatie van de dagvaarding in een dagblad zal geen vergoeding worden toegekend, nu geen opgave is gedaan van deze kosten. De gevorderde nakosten komen voor vergoeding in aanmerking op na te melden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt [gedaagde 1] en de overige krakers de onroerende zaak of gedeelte daarvan, gelegen te Dordrecht aan het adres [adres], binnen twee maal 24 uur na betekening van dit vonnis, doch niet vóór maandag 2 januari 2012, met de daarin vanwege hen aanwezige goederen te verlaten en te ontruimen en met overgifte van de sleutels en al hetgeen tot de onroerende zaak behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen, op straffe van een dwangsom van € 250,--, voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde 1] en de overige krakers hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 50.000,-;
5.2. veroordeelt, voor het geval [gedaagde 1] en de overige krakers niet vrijwillig en volledig voldoen aan hetgeen onder rov. 5.1 is beslist, [gedaagde 1] en de overige krakers in de kosten van de gerechtelijke ontruiming, welke kosten na de gerechtelijke ontruiming definitief zullen worden vastgesteld;
5.3. bepaalt dat dit vonnis tot een half jaar na dagtekening daarvan ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in de onroerende zaak, of gedeelte daarvan gelegen te Dordrecht aan het adres [adres] bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
5.4. veroordeelt [gedaagde 1] en de overige krakers in de proceskosten van [eiser], tot op heden begroot op € 1.166,81 en te vermeerderen met de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
- € 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde 1] of de overige krakers niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken door
mr. J. Visser op 7 december 2011.?