ECLI:NL:RBDOR:2011:BU4958
Rechtbank Dordrecht
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een jeugdige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Dordrecht op 7 september 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van een machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een jeugdige, geboren op [geb.datum+plaats]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift van het Bureau Jeugdzorg en een schriftelijke reactie van de jeugdige zelf. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2011 zijn zowel de moeder van de jeugdige als de jeugdige zelf, bijgestaan door haar advocaat, gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het gezag over de jeugdige heeft en dat de jeugdige op dat moment in een gesloten jeugdzorg accommodatie verbleef.
Het Bureau Jeugdzorg heeft verzocht om de jeugdige, die te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, voor een periode van twaalf weken in gesloten jeugdzorg te plaatsen. De jeugdige is slachtoffer van een loverboy en heeft te maken gehad met ernstige emotionele en fysieke problemen. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er voldoende gronden zijn voor de verlenging van de gesloten plaatsing, gezien de kwetsbaarheid van de jeugdige en het gebrek aan een ondersteunend netwerk. De kinderrechter heeft daarbij verwezen naar de Wet op de Jeugdzorg en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot gesloten jeugdzorg te verlengen tot 1 december 2011, met de overweging dat de jeugdige nog steeds ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om de behandeling voort te zetten om de jeugdige te helpen bij haar ontwikkeling en om te voorkomen dat zij zich aan de benodigde zorg zal onttrekken. De beschikking is gegeven door mr. J.A.M.J. Janssen en is openbaar uitgesproken op 7 september 2011.