ECLI:NL:RBDOR:2011:BU3651

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91481 - HA ZA 11-2106
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevelen door de gemeente Dordrecht met betrekking tot last onder dwangsom

In deze zaak heeft eiser, wonende te Dordrecht, verzet aangetekend tegen dwangbevelen die door de gemeente Dordrecht zijn uitgevaardigd. De dwangbevelen waren het gevolg van een last onder dwangsom die aan eiser was opgelegd vanwege overtredingen met betrekking tot zijn panden. Eiser betwistte de ontvangst van de voorafgaande inningsbesluiten en aanmaningen, en stelde dat de gemeente niet bevoegd was om de dwangbevelen uit te vaardigen. De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, waarbij onder andere de dagvaarding, herstelexploit, en de conclusies van partijen zijn behandeld. De gemeente Dordrecht heeft aangetoond dat de aanmaningen op de juiste wijze zijn verzonden en dat eiser in andere geschillen ook de ontvangst van poststukken ontkent. De rechtbank oordeelde dat de betwisting van eiser ongeloofwaardig was, en dat de gemeente aan de vereisten voor bekendmaking had voldaan. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en veroordeelde eiser in de proceskosten, die zijn begroot op EUR 4.144,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 91481 / HA ZA 11-2106
Vonnis van 9 november 2011
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Dordrecht,
eiser in het verzet,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DORDRECHT,
zetelend te Dordrecht,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.C.G. Kaijen.
Partijen zullen hierna [eiser] en gemeente Dordrecht genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 november 2010
- herstelexploit
- oproeping bij vervroeging
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de ter gelegenheid van het pleidooi d.d. 20 juli 2011 overgelegde stukken, het aanvullend proces-verbaal en de reacties daarop van partijen
- de overigens door partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] en aan de [adres 3] en [adres 4] te Dordrecht.
2.2.a Bij afzonderlijke besluiten van 6 juli 2009 heeft de gemeente Dordrecht [eiser] een last onder dwangsom opgelegd ter zake van door de gemeente Dordrecht vastgestelde overtredingen betreffende de panden aan de [adres 3] en [adres 4]. De dwangsom bedroeg bij overtreding van de last € 10.000,-.
2.2.b. Bij besluit van 9 juni 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 3]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 16 juni 2010, waarna de gemeente het bezwaar bij besluit van 4 november 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.2.c. Bij besluit van 9 juli 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 4]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 16 juni 2010, waarna de gemeente Dordrecht het bezwaar bij besluit van 3 november 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.3.a. Bij besluiten van 11 augustus 2009 en 13 oktober 2009 heeft de gemeente Dordrecht [eiser] een last onder dwangsom opgelegd ter zake van door de gemeente Dordrecht vastgestelde overtredingen betreffende het pand aan de [adres 2]. De dwangsom bedroeg bij overtreding van de last € 10.000,-.
2.3.b. Bij besluit van 6 april 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 2]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 28 april 2010, waarna de gemeente Dordrecht het bezwaar bij besluit van 13 juli 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.3.c. Bij besluit van 28 mei 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 2]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 16 juni 2010, waarna de gemeente Dordrecht het bezwaar bij besluit van 11 april 2011 ongegrond heeft verklaard.
2.4.a. Bij besluit 13 oktober 2009 heeft de gemeente Dordrecht [eiser] een last onder dwangsom opgelegd ter zake van door de gemeente Dordrecht vastgestelde overtredingen betreffende het pand aan de [adres 1]. De dwangsom bedroeg bij overtreding van de last € 10.000,-.
2.3.b. Bij besluit van 22 april 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 1]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 28 april 2010, waarna de gemeente Dordrecht het bezwaar bij besluit van 13 juli 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.3.c. Bij besluit van 28 mei 2010 heeft de gemeente Dordrecht besloten € 10.000,- verbeurde dwangsom te innen ter zake van [adres 1]. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 16 juni 2010, waarna de gemeente Dordrecht het bezwaar bij besluit van 1 november 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.5. Bij zes afzonderlijke exploiten van 6 oktober 2010 heeft de gemeente Dordrecht jegens [eiser] een dwangbevel uitgevaardigd ter incasso van een dwangsom van € 10.000,- in elk exploit.
- met kenmerk 0068244/mwe/2010012526 betreffende [adres 2]
- met kenmerk 0068244/mwe/2010012512 betreffende [adres 1]
- met kenmerk 0068244/mwe/2010015573 betreffende [adres 2]
- met kenmerk 0068244/mwe/2010015675 betreffende [adres 1]
- met kenmerk 0072603/RMZ/2010016869 betreffende [adres 3]
- met kenmerk 0072603/RMZ/2010016866 betreffende [adres 4].
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis het verzet gegrond zal verklaren en het dwangbevel zal vernietigen, althans buiten werking zal stellen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van dit geding een bedrag aan salaris voor de advocaat van [eiser] daaronder begrepen.
3.2. Daartoe stelt [eiser] – kort weergegeven – het volgende:
[eiser] heeft de aan hem gerichte inningsbesluiten en aanmaningen niet ontvangen. Daarmee is hem de mogelijkheid onthouden tegen die besluiten en brieven op te komen of daarop te reageren. Omdat [eiser] de inningsbesluiten en aanmaningen niet heeft ontvangen, had de gemeente Dordrecht niet de bevoegdheid om een dwangbevel uit te vaardigen.
4. Het verweer
4.1. De gemeente Dordrecht vordert dat de rechtbank [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, althans zijn vorderingen afwijst en voorts vordert de gemeente dat [eiser] wordt veroordeeld – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na) kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2. De gemeente Dordrecht stelt daartoe – kort gezegd – het volgende:
De gemeente Dordrecht heeft voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van de bekendmaking van besluiten en het toezenden van aanmaningen. De ontkenning van de ontvangst van de stukken door [eiser] is ongeloofwaardig. Tegen de inningsbesluiten heeft [eiser] bezwaar gemaakt.
De aanmaningsbrieven zijn geen besluiten. Zij zijn per gewone post en aangetekend verstuurd aan het woonadres van [eiser]. Voor de ontvangst van de briefen . Dat toont aan dat de brieven aan het juiste adres zijn verzonden. Als het zo is dat iemand anders dan [eiser] de brieven in ontvangst heeft genomen of afgehaald, komt dat voor zijn rekening. Het dwangbevel mocht worden uitgevaardigd en is geldig.
5. De beoordeling
5.1. Op 1 juli 2009 is de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Op grond van artikel IV, lid 1, van de Wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 (Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht) dient deze zaak te worden beoordeeld met toepassing van het recht dat sinds 1 juli 2009 van toepassing is.
5.2. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
5.3. De stelling van [eiser] dat hij de inningsbesluiten die de grondslag vormen voor elk van de dwangbevelen niet heeft ontvangen, kan niet worden gevolgd nu de gemeente onbetwist heeft gesteld en met de als productie 4 bij de conclusie van antwoord overgelegde stukken onderbouwd dat [eiser] tegen elk van die besluiten bezwaar heeft aangetekend.
5.4. Als productie 5 bij haar conclusie van antwoord heeft de gemeente Dordrecht kopieën van de zes aanmaningen overgelegd, die alle op 27 juli 2010 zijn gedateerd en zijn gericht aan [eiser], op zijn adres [ woonadres]. Onbetwist is dat dit het adres is, waarop [eiser] destijds volgens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig was. Tevens staat als onbetwist (door de gemeente Dordrecht) voldoende vast dat [eiser] op dit adres destijds eveneens een horecaonderneming exploiteerde. De gemeente Dordrecht heeft in haar conclusie van repliek gesteld – en [eiser] heeft niet betwist – dat de vier aanmaningen ten aanzien van [adres 1] en [adres 2] in één enveloppe zijn verzonden met barcode 3SRRRD 8280128 en dat de twee aanmaningen voor [adres 3] en [adres 4] in één enveloppe zijn verzonden met barcode 3SRRRD 8280121. Ten bewijze van de verzending van deze brieven en ten bewijze van de bezorging op het juiste adres heeft de gemeente Dordrecht als productie 10 twee detailpagina’s van “Track en Trace” overgelegd.
[eiser] betwist overigens niet dat de gemeente Dordrecht deze aanmaningen heeft verzonden. Hij betwist de aanmaningen te hebben ontvangen.
Tegen het licht van zijn evident onjuiste ontkenning van de ontvangst van de inningsbesluiten en gelet op de onbetwiste stelling van de gemeente Dordrecht dat [eiser] in andere geschillen met de gemeente Dordrecht de ontvangst van vele poststukken ontkent terwijl hij andere posstukken wel ontvangt en daarop ook reageert, is de ontkenning van de ontvangst van deze aanmaningen niet geloofwaardig te noemen. Daarbij is van belang dat de gemeente Dordrecht eveneens onbetwist heeft gesteld dat de aanmaningen niet retour zijn gekomen
[eiser] heeft nog verwezen naar een nieuwsbericht van april 2011 over het achterhouden van poststukken door de postbesteller in de Indische buurt en de Vogelbuurt in Dordrecht. Die verwijzing kan, gelet op de door de gemeente Dordrecht getoonde bewijsstukken én gelet op het feit dat het adres [woonadres] niet in die buurt ligt, niet aantonen dat de aanmaningen niet bij [eiser] zijn bezorgd.
Evenmin kan [eiser]s stelling dat de postbesteller van TNT regelmatig post zo maar achterlaat in de hal van de horecaonderneming of post afgeeft aan een klant of een andere willekeurige derde in het pand, tot de door hem gewenste conclusie leiden, nu een dergelijk feit, als daarvan ter zake van de bezorging van de hier bedoelde aanmaningen al sprake zou zijn, voor zijn rekening zou komen.
5.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser]s stelling dat hij de invorderingsbesluiten niet heeft ontvangen, onjuist is en dat zijn betwisting van de ontvangst van de aanmaningen niet geloofwaardig is, zodat de door [eiser] bepleite conclusie dat de gemeente Dordrecht niet bevoegd was de dwangbevelen uit te vaardigen, niet kan worden getrokken. Nu geen andere gronden zijn gesteld of gebleken die tot een gegrond verzet tegen de dwangbevelen kunnen leiden, dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
5.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gemeente Dordrecht worden begroot op:
- griffierecht 568,00
- salaris advocaat 3.576,00 (4,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 4.144,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. verklaart het verzet ongegrond,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van gemeente Dordrecht tot op heden begroot op EUR 4.144,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011.?