ECLI:NL:RBDOR:2011:BU2949

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80867 / HA ZA 09-2327
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verrijking en salarisbepaling van een statutair bestuurder

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Dordrecht op 26 oktober 2011, stond de vraag centraal of de directeur van Marbatin B.V. zich onterecht had verrijkt door een excessief salaris te bepalen voor relatief eenvoudige werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de directeur, [gedaagde 1], zijn eigen salaris had vastgesteld zonder de noodzakelijke aandeelhoudersvergaderingen te beleggen, waardoor hij zichzelf op onrechtmatige wijze décharge verleende. Dit leidde tot de conclusie dat [gedaagde 1] zich ongerechtvaardigd had verrijkt, aangezien hij voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 2.177.802,64 onverschuldigd had ontvangen van Marbatin B.V. De rechtbank veroordeelde [gedaagde 1] tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 maart 2009.

De procedure kende een aantal belangrijke processtukken, waaronder een tussenvonnis en een brief van de deskundige die zijn onderzoek had gestaakt wegens gebrek aan medewerking van [gedaagde 1]. De rechtbank benadrukte dat partijen verplicht zijn mee te werken aan deskundigenonderzoek en dat het gebrek aan medewerking van [gedaagde 1] zijn positie verzwakte. De rechtbank oordeelde dat de deskundige niet in staat was om een redelijk loon vast te stellen voor de werkzaamheden van [gedaagde 1], wat leidde tot de integrale toewijzing van de vordering van Marbatin.

In reconventie werd de vordering van [gedaagde 1] afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat hij niet te weinig was betaald in 2009. De proceskosten werden toegewezen aan Marbatin, waarbij de rechtbank de kosten begrootte op € 452. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden van statutair bestuurders en de noodzaak van transparantie in salarisbepalingen onderstreept.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80867 / HA ZA 09-2327
vonnis van 26 oktober 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARBATIN B.V.,
gevestigd te Rucphen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] HOLDING I B.V.,
gevestigd te Oud-Gastel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOETERIJ DE POSTBAAN B.V.,
gevestigd te Rucphen,
4. [Eiser 4]
wonende te Rucphen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie
advocaat mr. V.J. Groot,
tegen
1. [Gedaagde 1]
wonende te Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.A. van Hecke.
Partijen zullen hierna Marbatin, [X Holding], Stoeterij de Postbaan en [eiser 4] worden genoemd, alsmede [gedaagde 1] en [A] Beheer. Eisers worden gezamenlijk Marbatin c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het tussenvonnis van 2 februari 2011,
-de brief van de deskundige van 14 september 2011, houdende de mededeling dat hij zijn onderzoek staakt wegens gebrek aan medewerking door [gedaagde 1],
-de akte van Marbatin,
-de akte van [gedaagde 1].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
in conventie
2.1. De rechter die eerder in deze zaak vonnis heeft gewezen, en die deels al oordelen heeft geveld heeft over hetgeen is bewezen, is niet meer werkzaam binnen de onderhavige sector van de rechtbank. Daarom wordt dit eindvonnis door een andere rechter gewezen.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] zijn plicht heeft geschonden om medewerking te verlenen aan het onderzoek van de door de rechtbank benoemde deskundige. De in rov. 1.1. aangehaalde brief van de deskundige spreekt in dit verband boekdelen. Uit de brief blijkt alleszins van een grote onwilligheid van [gedaagde 1] om enige adequate medewerking te verlenen aan het onderzoek door de deskundige. Ook eerder heeft [gedaagde 1] overigens al blijk gegeven van deze onwilligheid. Bijvoorbeeld blijkt dit uit de eerdere mededeling van [gedaagde 1] aan de deskundige, dat de stukken die de deskundige nodig had voor zijn onderzoek, nog in dozen op zolder lagen en nog uitgezocht moesten worden. Deze mededeling deed [gedaagde 1] op een moment dat hij al maandenlang wist dat de deskundige deze stukken voor zijn onderzoek nodig had. Als fiscaal jurist moet [gedaagde 1] het belang van deze -niet gecompliceerde- bescheiden hebben onderkend. Voorts mocht van [gedaagde 1], als fiscaal jurist, de nodige administratieve orde en zorgvuldigheid worden verwacht: de stukken die de deskundige wilde hebben hadden gewoon netjes opgeborgen moeten worden, waardoor ze ook eenvoudig en tijdig aan de deskundige af te geven waren.
2.3. Partijen zijn verplicht mee te werken aan een onderzoek door een deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht (art. 198 lid 3 Rv.).
2.4. De rechtbank maakt de volgende gevolgtrekking. Vast is komen te staan dat [gedaagde 1] zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt. [gedaagde 1] mocht zijn eigen salaris bepalen voor werkzaamheden van eenvoudige administratieve aard en beperkte omvang als statutair bestuurder van een besloten vennootschap waarin een vermogen was ondergebracht en welk vermogen niet door [gedaagde 1], maar door een bank werd beheerd. [gedaagde 1] heeft zichzelf voor deze eenvoudige werkzaamheden van beperkte omvang uitermate excessief beloond. [gedaagde 1] heeft aldus misbruik gemaakt van de positie van vertrouwensman die hij voorheen innam in het leven van [eiser 4]. [gedaagde 1] kon dit jarenlang volhouden omdat hij zich zelf als statutair bestuurder op onrechtmatige wijze décharge verleende, namelijk zonder daarvoor rechtsgeldige aandeelhoudersvergaderingen te beleggen. Alleen [gedaagde 1] was aanwezig op deze aandeelhoudersvergaderingen.
2.5. Het is aan [gedaagde 1] te wijten dat niet door de deskundige kon worden gerapporteerd wat wel een redelijk loon zou zijn geweest voor de eenvoudige werkzaamheden van [gedaagde 1]. De geldvordering van Marbatin op [gedaagde 1] komt mitsdien voor integrale toewijzing in aanmerking. Dit met uitzondering van de geldlening (pro resto € 125.000). Deze vordering lag al voor afwijzing gereed.
2.6. [gedaagde 1] verzet zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad of, subsidiair, uitvoerbaarverklaring bij voorraad zonder zekerheidsstelling. Of uitvoerbaarverklaring bij voorraad moet worden uitgesproken is een kwestie van afweging van de omstandigheden
van het geval. Van belang daarbij is onder meer of al dan niet bij voorbaat onaannemelijk is, dat het openstaande rechtsmiddel succes zal hebben. De rechtbank ziet met inachtneming
van deze criteria geen reden om uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege te laten, noch om zekerheidsstelling op te leggen.
2.7. Marbatin vordert ook verwijzing naar de schadestaatprocedure. Nu niet uitgesloten is dat Marbatin nog meer schade lijdt dan het bedrag dat thans zal worden toegewezen, zal ook de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure worden toegewezen.
2.8. Marbatin vordert nu al wettelijke (handels-) rente over het bedrag waarop zij in de schadestaatprocedure aanspraak maakt, primair vanaf 5 maart 2009. Of en in hoeverre Marbatin recht in deze heeft op enige rente kan uit de aard der zaak nu nog niet worden beoordeeld. Dit zal in de schadestaatprocedure aan de orde moeten komen.
2.9. [gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Marbatin. Deze kosten worden begroot op:
-dagvaarding € 72,25
-griffierecht € 4.938,00
-beslagexploten € 2.834,88
-kosten deskundige € 28.679,00
-salaris advocaat € 14.449,50
Totaal € 50.973,63.
Bij de bepaling van het salaris van de advocaat past de rechtbank de Liquidatietarieven toe: 4 ½ punt, waaronder ook een punt voor het beslagverzoek, en met toepassing van tarief VIII (belang meer dan € 1.000.000): € 3.211 per punt. Voor het opwerpen van het incident ex art. 843 a Rv. wordt aan Marbatin geen punt toegekend nu de desbetreffende vordering is afgewezen.
Wettelijke rente over de proceskosten zal eerst worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
2.10. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat afgezien van Marbatin geen der overige eisers een vordering heeft op één der gedaagden. De proceskosten van deze andere eisers en van gedaagden worden begroot op nihil, nu het debat in wezen niets anders inhield dan de vraag of [gedaagde 1] zich zelf te veel loon heeft uitbetaald vanuit Marbatin. Daarom kan voor het overige een proceskostenveroordeling achterwege blijven.
in reconventie
2.11. [gedaagde 1] stelt dat hij te weinig betaald heeft gekregen in 2009. Uit de beoordeling in conventie, die door de rechtbank hier wordt overgenomen, volgt dat deze stelling onjuist is. De vordering zal worden afgewezen.
2.12. [gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Marbatin c.s. Deze kosten worden begroot op € 452 aan salaris advocaat (Liquidatietarieven: twee punten, met toepassing van de factor half nu de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie, tarief II: € 452 per punt).
3. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
3.1. verklaart voor recht dat Marbatin in de periode 2002 tot en met 5 maart 2009 een bedrag van € 2.177.802,64 onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde 1];
3.2. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van een bedrag ad € 2.177.802,64, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 5 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3. veroordeelt [gedaagde 1] voor het overige tot vergoeding van de door Marbatin geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.4. verklaart voor recht dat de déchargebesluiten van Marbatin de dato 11 november 2004, 27 september 2005, 12 juni 2006, 28 augustus 2007 en 1 oktober 2008 nietig zijn;
3.5. veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van Marbatin, tot op heden begroot op
€ 50.973,63, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te berekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
3.6. verklaart het vonnis, met uitzondering van de verklaring voor recht, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.8. wijst de vordering af;
3.9. veroordeelt [gedaagde 1], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van Marbatin, tot op heden begroot op € 452.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.