ECLI:NL:RBDOR:2011:BT8212

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
87193 / HA ZA 10-2438
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgstelling en toestemming echtgenoot in het kader van een leningsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Statico Real Estate B.V. en B en C Holding B.V., met [gedaagde 2] als derde gedaagde. De zaak betreft een borgstelling die [gedaagde 2] heeft afgegeven voor een lening van Statico aan B en C Holding. De centrale vraag was of de borgstelling geldig was, gezien het ontbreken van de vereiste toestemming van de echtgenoot van [gedaagde 2] op grond van artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de lening niet was verstrekt in de normale uitoefening van het bedrijf van B en C Holding, waardoor de uitzondering op het toestemmingsvereiste niet van toepassing was. De echtgenoot van [gedaagde 2] had de nietigheid van de borgstelling ingeroepen, wat door de rechtbank werd gehonoreerd. Dit leidde tot de conclusie dat de borgstelling met terugwerkende kracht verviel, waardoor Statico geen vordering uit borgstelling op [gedaagde 2] kon doen gelden.

De rechtbank heeft B en C Holding veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van de lening, vermeerderd met rente en proceskosten. De vorderingen tegen [gedaagde 2] zijn afgewezen, en Statico werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2]. De uitspraak benadrukt het belang van de toestemming van de echtgenoot bij het aangaan van financiële verplichtingen die een groot risico voor het gezin met zich kunnen brengen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 87193 / HA ZA 10-2438
Vonnis van 19 oktober 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STATICO REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
advocaat mr. J. Visser,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B EN C HOLDING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [Gedaagde 2]
wonende te Etten-Leur,
gedaagde,
advocaat mr. F. Terpstra.
Partijen zullen hierna Statico, B en C Holding en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 november 2010 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2011,
- het productieoverzicht namens [gedaagde 2].
2. De vaststaande feiten
2.1. Bij brief van 7 augustus 2008 heeft Techno Services & Industrial Solutions B.V., verder te noemen: TSIS, [gedaagde 2] een contract aangeboden, verder te noemen: het aanbod. Het aanbod hield – voor zover relevant – in dat [gedaagde 2] werkzaamheden zou verrichten voor en in dienst van TSIS in de functie van bedrijfsleider. Onderdeel 3d. van de arbeidsvoorwaarden vermeldt dat [gedaagde 2] via een door haar op te richten holding 30% van het aandelenkapitaal van TSIS zou verwerven. [gedaagde 2] had geen financiële middelen om de aandelen te financieren.
2.2. Op 12 september 2008 hebben Statico, TSIS en [gedaagde 2] een intentieovereenkomst ondertekend, verder te noemen: de intentieovereenkomst. Hierin is – voor zover relevant – vermeld:
“(…)
In aanmerking nemende,
- dat partijen overeengekomen zijn dat [gedaagde 2] vanaf 1 september 2008 werkzaamheden voor TechnoSolutions & Industrial Services zal verrichten als bedrijfsleider,
- dat in verband hiermee [gedaagde 2] of een door [gedaagde 2] op te richten besloten vennootschap 30% van de aandelen in TechnoSolutions & Industrial Services zal verkrijgen, (…)
3. Aandelenoverdracht
In verband met de werkzaamheden (…) koopt [gedaagde 2] van Statico, door middel van een door [gedaagde 2] op te richten besloten vennootschap, 30% van de aandelen in TechnoSolutions & Industrial Services voor een bedrag van € 50.000,-. De door [gedaagde 2] op te richten besloten vennootschap zal de aankoop van de aandelen in TechnoSolutions & Industrial Services financieren middels een door Statico verstrekte lening. (…)”
2.3. Op 31 december 2008:
- heeft [gedaagde 2] B en C Holding opgericht;
- heeft Statico 540 aandelen in TSIS geleverd aan B en C Holding voor een bedrag van
EUR 50.000,00;
- hebben Statico en B en C Holding een overeenkomst (verder te noemen: de geldlenings-overeenkomst) gesloten, waarbij Statico aan B en C Holding een bedrag van EUR 50.000,00 heeft geleend om de koop van de aandelen TSIS te financieren.
2.4. In de akte van oprichting van B en C Holding van 31 december 2008 is vermeld, voor zover relevant:
“(…)
DOEL
Artikel 2
1. De vennootschap heeft ten doel het beheren en beleggen van vermogen, het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met en het voeren van de directie van andere ondernemingen.
2. Onder het doel is mede begrepen:
(…)
b. het ter leen opnemen en verstrekken van gelden al dan niet onder hypothecair verband, alsmede het stellen van persoonlijke of zakelijke zekerheid voor de nakoming van schulden van derden; (…)”
2.5. In de geldleningsovereenkomst is vermeld, voor zover relevant:
“(…)
Artikel 6. Opeisbaarheid
Schuldenaar verbindt zich de hoofdsom casu quo het pro-resto bedrag (…) zonder voorafgaande opzegging dadelijk na opeising door de schuldenaar af te lossen, in de volgende gevallen: (…)
5. indien schuldenaar geen (aandelen)belang in TechnoSolutions & Industrial Services B.V. meer houdt. (…)
De mede-ondergetekende:
[gedaagde 2], (…) gehuwd:
verklaart:
1. zich ten behoeve van de schuldeiser te verbinden tot hoofdelijke borg voor de betaling van alles wat de schuldenaar aan de schuldeiser schuldig is of wordt ter zake van deze geldlening en de schuldeiser verklaart deze borgtocht aan te nemen. (…)”
2.6. Op 20 juli 2009 hebben Statico, TSIS, B en C Holding en [gedaagde 2] op het kantoor van mr. J. Visser, raadsman van Statico en TSIS, een overeenkomst getekend. Hierin is vermeld, voor zover relevant:
“(…)
OVERWEGINGEN VOOR HET AANGAAN VAN DEZE OVEREENKOMST EN SCHULDBEKENTENIS:
a.
B en C Holding wenst alle door haar in TechnoSolutions gehouden aandelen te verkopen en te leveren aan Statico Real Estate, gelijk deze die aandelen wenst te verwerven.
b.
[gedaagde 2] wenst als bijdrage in het door TechnoSolutions geleden verlies aan TechnoSolutions te betalen een bedrag van € 15.000, welke bijdrage en betaling TechnoSolutions aanvaardt
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1.
Hierbij verkoopt B en C Holding aan Statico Real Estate, gelijk Statico Real Estate van B en C Holding koopt de aandelen in het kapitaal van TechnoSolutions (…). De koopsom bedraagt € 1,00 (zegge: één euro), (…)
5.
[gedaagde 2] verklaart en bekent hierbij aan TechnoSolutions thans verschuldigd te zijn een bedrag van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro), welk bedrag door haar in éénmaandelijkse termijnen van ieder € 400 (de laatste termijn zijnde € 200), (…) zal zijn voldaan. Bij niet tijdige voldoening van enige termijn, zal de gehele schuld uit deze schuldbekentenis terstond opeisbaar zijn.
6.
Voor zover in verband met deze schuldbekentenis nodig ter voldoening aan het bepaalde in artikel 1:88 BW is aan deze overeenkomst en schuldbekentenis gehecht een fotokopie van de verklaring van de echtgenoot van [gedaagde 2], de heer X, gedateerd 17 juli 2009, waaruit zijn in genoemd wetsartikel vereiste toestemming blijkt.
7.
Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat ontbinding of vernietiging, om welke reden dan ook, van deze overeenkomst en schuldbekentenis is uitgesloten.(…)”
2.7. Bij brief van 13 oktober 2009 heeft de echtgenoot van [gedaagde 2] de nietigheid ingeroepen van de borgstelling van [gedaagde 2] voor de door B en C Holding met Statico aangegane lening van EUR 50.000,00 op grond van het ontbreken van de vereiste toestemming van de echtgenoot ex art. 1:88 BW.
2.8. Op 19 oktober 2009 heeft B en C Holding al haar aandelen in TSIS geleverd aan Statico.
3. De vorderingen
3.1. Statico vordert dat gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en zonder borgstelling, hoofdelijk worden veroordeeld:
- tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen wegens hoofdsom een bedrag van EUR 49.999,00, vermeerderd met de contractuele rente van 6,25% per jaar vanaf 19 oktober 2009 tot de datum van algehele voldoening, des de één betalende de ander tot het betaalde gedeelte zal zijn gekweten,
- tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen wegens rente een bedrag van
EUR 976,03, vermeerderd met de contractuele rente van 6,25% per jaar vanaf 19 oktober 2009 tot de datum van algehele voldoening, des de één betalende de ander tot het betaalde gedeelte zal zijn gekweten,
- in de kosten van de procedure, de beslagkosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. Statico stelt ter onderbouwing van haar vorderingen het volgende. De diverse door en/of namens partijen opgestelde en ondertekende documenten zijn duidelijk en de daarin opgenomen afspraken moeten worden nagekomen. Aangezien B en C Holding geen verweer heeft gevoerd, dienen de vorderingen op haar te worden toegewezen. Omdat B en C Holding niet tot betaling overgaat, moet [gedaagde 2] de vorderingen aan Statico voldoen in het kader van haar borgstelling.
4. Het verweer
4.1. [gedaagde 2] heeft de stellingen van Statico betwist en voert als verweer het volgende aan. Voor zover er een overeenkomst tot stand gekomen is tussen Statico en B en C Holding dan is de borgstelling van [gedaagde 2] daarvoor vernietigd door het beroep van haar echtgenoot op het ontbreken van zijn toestemming ex art. 1:88 BW. Subsidiair stelt [gedaagde 2] zich op het standpunt dat zij gedwaald heeft bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst en de borgstelling, meer subsidiair dat de geldleningsovereenkomst nimmer tot stand is gekomen en uiterst subsidiair dat de vordering op haar niet opeisbaar is.
5. De beoordeling
Ten aanzien van B en C Holding
5.1. B en C Holding heeft geen verweer gevoerd. De vordering betreffende beslagkosten wordt afgewezen, nu niet gesteld of gebleken is dat deze jegens B en C Holding gemaakt zijn. Voor het overige komt het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
5.2. De regeling van art. 1:88 BW beoogt de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het voorwerp van de rechtshandeling of de aard daarvan benadelend zijn of een groot financieel risico meebrengen. Een echtgenoot behoeft de toestemming van de andere echtgenoot onder meer indien hij zich, anders dan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, borg stelt voor een derde. De echtgenoot die bestuurder van een NV of BV is en daarvan de meerderheid van de aandelen houdt, behoeft ex art. 1:88 lid 5 BW die toestemming niet, indien het zich borg stellen geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap. Uit de ontstaansgeschiedenis van lid 5 blijkt dat de wetgever in het kader van de in art. 1:88 BW geregelde materie het beginsel van de gezinsbescherming belangrijk achtte. Weliswaar is hierop een uitzondering gemaakt door lid 5 toe te voegen, maar met de woorden: ‘mits zij geschiedt ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van die vennootschap’ is een wezenlijke beperking van die uitzondering beoogd.
5.3.
5.3.1. [gedaagde 2] liep met haar borgstelling een groot financieel risico dat zich nadien verwezenlijkt heeft. B en C Holding kocht de aandelen TSIS voor een bedrag van
EUR 50.000,00, terwijl deze aandelen ruim een half jaar later voor EUR 1,00 (zie hiervoor punt 2.6 onder 1) werden verkocht. Door de verkoop van de aandelen voor EUR 1,00 aan Statico is het gehele door B en C Holding van Statico geleende bedrag van
EUR 50.000,00 opeisbaar geworden (zie hiervoor punt 2.5). Op grond van de borgstelling heeft Statico [gedaagde 2] hierop aangesproken. De borgstelling door [gedaagde 2] betrof dan ook een rechtshandeling die benadelend voor het gezin kan zijn of een groot financieel risico voor het gezin met zich kan brengen. Om die reden is ter bescherming van het gezin in beginsel de toestemming van de andere echtgenoot vereist en dient de uitzondering op het toestemmingsvereiste ex art. 1:88 lid 5 BW beperkt te worden uitgelegd.
5.3.2. Uit het aanbod en de intentieovereenkomst blijkt dat de aandelenkoop onderdeel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst. Als werknemer bevond [gedaagde 2] zich in een afhankelijke positie.
5.3.3. B en C Holding is speciaal opgericht voor de aandelenkoop van TSIS. B en C Holding heeft weliswaar het ter leen opnemen van gelden in haar statuten staan, doch uit de processtukken blijkt niet dat gedurende haar bestaan andere leningen zijn gesloten dan die tussen B en C Holding en Statico. Er is derhalve geen sprake van vaste activiteiten van B en C Holding op het gebied van het ter leen opnemen van gelden.
5.3.4. Statico heeft nog gewezen op volgens haar vergelijkbare uitspraken van de rechtbanken Maastricht en Dordrecht, waarbij de toestemming van de echtgenoot voor de borgstelling niet vereist was. De feiten in de casussen waarop deze uitspraken betrekking hebben, wijken op relevante punten af. Zo was in deze casussen geen sprake van werknemerschap, heeft één van de betrokken besloten vennootschappen – in tegenstelling tot B en C Holding - eerder vergelijkbare leningen afgesloten en heeft één van de borgen zelf schriftelijk verklaard dat sprake was van een borgtocht, gesteld ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de debiteur.
5.3.5. Geoordeeld wordt dan ook dat het aangaan van de geldleningsovereenkomst niet is geschied in de normale uitoefening van het bedrijf van B en C Holding, waardoor de uitzondering op het toestemmingsvereiste ex at. 1:88 lid 5 BW niet van toepassing is. Voor de borgstelling door [gedaagde 2] was daarom de toestemming van haar echtgenoot nodig. De echtgenoot heeft de rechtshandeling van [gedaagde 2] strekkende tot de borgstelling vernietigd wegens het ontbreken van zijn toestemming. Ten gevolge hiervan vervalt de borgstelling met terugwerkende kracht tot het moment waarop zij door [gedaagde 2] werd aangegaan. Statico heeft daardoor geen vordering uit borgstelling op [gedaagde 2].
5.4. Nu Statico geen vordering uit borgstelling op [gedaagde 2] heeft, kunnen de overige geschilpunten tussen partijen onbesproken blijven.
6. De proceskosten
Ten aanzien van B en C Holding
6.1. B en C Holding zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Statico worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- griffierecht 1.120,00
- salaris advocaat 894,00 (1,0 punt × tarief IV à EUR 894,00)
Totaal EUR 2.087,89
Ten aanzien van [gedaagde 2]
6.2. Statico zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht EUR 1.120,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief IV à EUR 894,00)
Totaal EUR 2.908,00
7. De beslissing
De rechtbank
Ten aanzien van B en C Holding
7.1. veroordeelt B en C Holding om aan Statico te betalen een bedrag van EUR 49.999,00 (negenenveertig duizendnegenhonderdnegenennegentig euro), vermeerderd met de contractuele rente van 6,25% per jaar over het bedrag van EUR 49.999,00 vanaf 19 oktober 2009 tot de dag van volledige betaling,
7.2. veroordeelt B en C Holding om aan Statico te betalen een bedrag van EUR 976,03 (negenhonderdzesenzeventig euro en drie eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 6,25% per jaar over het bedrag van EUR 976,03 vanaf 19 oktober 2009 tot de dag van volledige betaling,
7.3. veroordeelt B en C Holding in de proceskosten, aan de zijde van Statico tot op heden begroot op EUR 2.087,89, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak in deze tot de dag van volledige betaling,
7.4. veroordeelt B en C Holding in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op EUR 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze bedragen vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak in deze tot de dag van volledige betaling,
7.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af
Ten aanzien van [gedaagde 2]
7.7. wijst de vorderingen af,
7.8. veroordeelt Statico in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op EUR 2.908,00,
7.9. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.J. de Nijs, rechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.