ECLI:NL:RBDOR:2011:BT6175

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-992562-09
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vervoerder wegens overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Op 27 september 2011 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vervoerder die werd beschuldigd van overtredingen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De rechtbank oordeelde dat de vervoerder, gedurende een jaar, treinwagens met gevaarlijke stoffen had laten staan op een rangeerterrein zonder de vereiste controles en registraties uit te voeren. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving is ontworpen om de openbare veiligheid te waarborgen en dat de interpretatie van de regelgeving moet recht doen aan deze doelstelling. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van 'voortdurend toezicht' zoals door de verdediging werd betoogd, en dat de aanwezigheid van personeel op het terrein niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank legde een geldboete op van € 285.000, waarvan € 100.000 voorwaardelijk, en een aanvullende boete van € 10.000 voor de foutieve aanduiding van gevaarlijke stoffen. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure en de genomen maatregelen door de vervoerder om herhaling te voorkomen. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de strikte naleving van veiligheidsvoorschriften bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/992562-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 27 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte].,
gevestigd te [adres]
hierna: verdachte.
Raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2011, waarbij de officieren van justitie, mr. E.C. Nieuwenhuis en mr. R.S. Mackor (hierna: het Openbaar Ministerie), de gemachtigde van de vertegenwoordiger van verdachte, mr. Th.J.J. Kramer, en de raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- in 2009 en 2010 meermaals wagens met gevaarlijke stoffen, of leeg en ongereinigd van zulke stoffen, heeft laten staan op rangeeremplacement Kijfhoek in Zwijndrecht, zonder die wagens ten minste elke acht uur te controleren op onregelmatigheden en zonder een registratie bij te houden van zulke controles of van voortdurend toezicht op die wagens (feiten 1, 2, 4 en 5);
- op 27 mei 2009 een wagen leeg en ongereinigd van een gevaarlijke stof heeft laten staan op rangeeremplacement Kijfhoek in Zwijndrecht, terwijl het gevaarsidentificatienummer op die wagen onjuist was en een blindflens ontbrak (feit 3).
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten, in de opzetvariant, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Het is van mening dat het handelen in strijd met de regels omtrent het vervoer van gevaarlijke stoffen is verricht in de sfeer van de rechtspersoon en dat daarmee de gedragingen van de werknemers en het opzet daarop aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
Het Openbaar Ministerie meent dat er bij de feiten 1, 2, 4, en 5 telkens sprake is van het laten staan van treinwagens beladen met gevaarlijke stoffen, zonder dat de daarvoor geldende parkeerregeling is nageleefd. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij gebaseerd op de processen-verbaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, waaruit blijkt dat de treinwagens feitelijk aanwezig waren, in stilstand, op het rangeeremplacement Kijfhoek en dat sprake was van treinwagens beladen met gevaarlijke goederen met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer 1.10.5 van het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen, hierna: VSG), dit Regelement hierna af te korten met: RID.
Het Openbaar Ministerie heeft voor de vraag, of het rangeerproces voor deze treinwagens afgesloten was, ten eerste verwezen naar de betekenis van het woord 'rangeren' in het woordenboek van Van Dale, Wikipedia en het Handboek Railgoederenvervoer. Hieruit volgt dat rangeren een actief handelen veronderstelt en dat een actief handelen ontbreekt bij het langdurig laten staan, in stilstand, van treinwagens.
Ten tweede heeft het Openbaar Ministerie verwezen naar de volgende aanknopingspunten voor de stelling dat het rangeerproces, in ieder geval in de nachtelijke uren, was afgesloten:
- Er gebeurt op Kijfhoek niets in de nachtelijke uren: het heuvelproces (waarbij een trein van de aankomstsporen over een heuvel wordt geduwd richting de sorteersporen) ligt van zaterdag 15.00 uur tot zondag 23.00 uur stil en de locomotiefcoördinator is in de nachtelijke uren niet aanwezig. Op een aftekenlijst parkeercontrole van verdachte is te lezen dat de controleperiode loopt van 15.00 uur op 29 mei tot 23.00 uur op 30 mei;
- De Havenspoorlijn en de Betuwelijn zijn vanaf zaterdagavond tot zondagochtend gesloten en alle treinen die op zaterdag rond of na sluitingstijd van die trajecten op Kijfhoek binnenkomen, staan in die nacht op het emplacement geparkeerd totdat het op zondag mogelijk is om door te reizen;
- Met de chloortrein van feit 1 is niet gerangeerd;
- Met de treinen van feit 4 zal niet uitgebreid zijn gerangeerd nu het doorgaande treinen betrof.
Ten derde heeft het Openbaar Ministerie erop gewezen dat verdachte in elk geval vanaf begin juni 2009 formulieren ten behoeve van de parkeercontrole aan haar personeel ter beschikking heeft gesteld en dat er drie personeelsleden aanwezig waren ten behoeve van de parkeercontrole.
Ten vierde heeft het Openbaar Ministerie erop gewezen dat het voorschrift omtrent de parkeerregeling een dode letter zou worden indien het niet zou gelden voor treinen die zich bevinden op een rangeeremplacement en waarvan het rangeerproces niet dan wel nooit is afgerond.
Het Openbaar Ministerie heeft gesteld dat parkeercontroles, alhoewel vereist, niet hebben plaatsgevonden. In ieder geval is daarvan nagelaten registratie bij te houden. Het bewijs hiervoor is te vinden in de processen-verbaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de brief van [getuige 1] d.d. 9 juni 2009 aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de verklaring van [naam] namens verdachte, de brief van verdachte d.d. 21 juni 2009, het verhoor van [getuige 2] namens verdachte en de verklaring van [getuige 3] namens verdachte.
Controles hoeven niet plaats te vinden, indien sprake is van voortdurend toezicht. Het Openbaar Ministerie meent dat daarvan geen sprake is geweest om de navolgende redenen:
- De enkele aanwezigheid van personeel van verdachte op het rangeeremplacement gedurende 24 uren per dag, 7 dagen per week, brengt niet met zich dat daarmee ook wordt voldaan aan het vereiste van voortdurend toezicht;
- De verbalisanten hebben ten minste driemaal geconstateerd dat het aanwezige personeel op cruciale momenten - namelijk gedurende de nachtelijke uren - lag te slapen en geen toezicht hield;
- Het aanwezige personeel is niet door verdachte in de gelegenheid gesteld het vereiste toezicht uit te oefenen;
- De aanwezigheid van [naam 1] en [naam 2] ontslaat verdachte niet van de verantwoordelijkheid om zelf controles uit te voeren;
- Het is onmogelijk om te spreken van voortdurend toezicht gezien de uitgestrektheid van Kijfhoek.
Tevens heeft het Openbaar Ministerie erop gewezen dat, indien er sprake zou zijn van voortdurend toezicht, er geen vereiste registratie van dit toezicht is bijgehouden.
Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat er sprake is van opzet nu verdachte weet welke wettelijke verplichtingen voor het bedrijf als vervoerder gelden, maar er gelet op voornoemde brief van 9 juni 2009 bewust voor kiest deze regels niet goed en volledig na te leven.
Ten aanzien van feit 3
Het Openbaar Ministerie is van mening dat verdachte de voorschriften ten aanzien van dit feit heeft overtreden. Voor wat betreft het bewijs is gewezen op het proces-verbaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de bijgevoegde foto's, de werkinstructie kenbare gebreken van verdachte en de verklaring van [naam] namens verdachte.
Er is sprake van opzet, nu verdachte zich ervan bewust is dat de treinwagens moeten worden gecontroleerd op de juiste gegevens op de oranje borden en de blindflens. De regelgeving en de werkinstructie 'kenbare gebreken' van verdachte geven duidelijk aan waarop moet worden gecontroleerd. Deze gebreken zijn zonder nader onderzoek waarneembaar en kunnen niet over het hoofd worden gezien.
4.2 Het standpunt van de verdediging
I. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van 'laten staan' in de zin van voorschrift 1.9.5.1 NE (artikel 3 van bijlage 2 bij de VSG), omdat het rangeerproces niet was afgesloten. Op Kijfhoek wordt voortdurend gerangeerd. De raadsman heeft gesteld dat, ondanks het feit dat verdachte van zaterdagmiddag 15.00 uur tot zondagavond 23.00 uur op het rangeeremplacement niet heuvelt, er wel voorbereidende activiteiten plaatsvinden op het heuvelproces (het zogenaamde langdraaien en knuppelen). Ter staving heeft de raadsman een overzicht van werklijnen betreffende het heuvelproces overgelegd. De verdediging heeft hierbij gesteld dat heuvelen een manier van rangeren is.
II. De verdediging heeft betoogd dat de organisatie op het desbetreffende emplacement Kijfhoek zodanig is geregeld dat sprake is van voortdurend toezicht als bedoeld in lid 3 van voorschrift 1.9.5.1 NE . De raadsman heeft daarbij gesteld dat er 24 uur per dag personeelsleden aanwezig zijn - onder andere zogenaamde OBOG-medewerkers (rechtbank: staat voor Ongevallen Bestrijding Ongewenste Gebeurtenissen) - en dat deze aanwezigheid voldoende is om te kunnen spreken van voortdurend toezicht, omdat de treinen worden gecontroleerd bij aankomst, bij het heuvelproces en bij vertrek. Indien er bij die controles onregelmatigheden worden aangetroffen, wordt dat gerapporteerd en worden maatregelen getroffen. Tevens zijn hieromtrent afspraken gemaakt met [naam 1] en [naam 2]. Er wordt zo een gezamenlijke verantwoordelijkheid gedragen.
III. De verdediging heeft aangevoerd dat onduidelijk is wat in de betreffende bepaling wordt bedoeld met registratie indien er sprake is van voortdurend toezicht.
IV. De verdediging heeft gesteld dat indien verdachtes interpretatie van de regelgeving onjuist is, dit niet aan haar kan worden tegengeworpen. Hoe had verdachte (destijds) immers kunnen en moeten weten dat haar interpretatie onjuist was.
V. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat er geen sprake is geweest van opzet.
VI. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat deze gedraging niet aan de rechtspersoon kan worden toegerekend en dat daarom vrijspraak moet volgen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De gevoerde verweren
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot de volgende beslissingen gekomen ten aanzien van de door de verdediging gevoerde verweren.
I. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van 'laten staan' in de zin van voorschrift 1.9.5.1 NE, omdat het rangeerproces niet was afgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wagens heeft 'laten staan' op rangeeremplacement Kijfhoek. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Artikel 2 onder c van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen bepaalt dat deze wet van toepassing is op het laten staan van een vervoermiddel waarin zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan bevinden. Van belang is (uitvoerings)voorschrift randnummer 1.9.5.1 NE, dat in lid 1, onder a bepaalt dat onder 'laten staan' wordt verstaan: het feitelijk aanwezig zijn van een wagen of van wagens in stilstand op een spoorweg buiten de inrichting van de afzender of geadresseerde, nadat het rangeerproces op het desbetreffende rangeeremplacement is afgesloten (cursief rechtbank).
Gelet op de systematiek van de regelgeving moeten de onderdelen van deze definitie worden uitgelegd op een wijze die recht doet aan de ratio van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1992/92, 23 250, nr. 3, p. 4, 8, 17, 18-19) blijkt dat deze wet als doel heeft, de bevordering van de openbare veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit betekent het voorkomen van gevaar, schade of hinder voor mens, dier en omgeving als gevolg van gevaarlijke stoffen. Het beleid is primair gericht op het in het belang van de openbare veiligheid zoveel mogelijk terugdringen van de specifieke risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naast het vervoer regelt de wet ook die activiteiten, die zodanig met vervoer zijn verbonden, dat zij in het belang van de openbare veiligheid in directe samenhang daarmee moeten worden beoordeeld. Anders dan bij de voordien geldende wet betreft het mede het laten staan van vervoermiddelen waarin zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan bevinden. In dat verband wordt ook wel gesproken van 'parkeren'.
Gelet op de bewoordingen is de ratio van randnummer 1.9.5.1 NE, tegen die achtergrond, dat wagens met gevaarlijke stoffen die langdurig staan (in ieder geval meer dan acht uur) moeten worden gecontroleerd om eventuele onregelmatigheden te kunnen constateren en eventuele maatregelen te kunnen nemen, tenzij de wagens onder voortdurend toezicht staan.
Er is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een afgesloten rangeerproces in de zin van randnummer 1.9.5.1 NE, indien deze afsluiting tijdelijk is, zoals op het rangeerterrein Kijfhoek het geval kan zijn. Het is strijdig met de bedoeling van de wetgever om deze wagens, die langere tijd stilstaan, buiten dit veiligheidsvoorschrift te houden. Een andere uitleg zou in strijd zijn met het nagestreefde belang van de openbare veiligheid. Dan zouden deze soms langdurig geparkeerde wagens met gevaarlijke stoffen immers niet worden gecontroleerd zolang zij niet definitief zijn gecombineerd. Dat er voorbereidende werkzaamheden worden verricht op rangeren, zoals langdraaien en knuppelen - welk standpunt overigens in verband met de in het geding zijnde wagens niet aannemelijk is gemaakt of geworden - maakt dit niet anders, nu de wagens dan nog steeds geparkeerd staan. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
II. De verdediging heeft betoogd dat de organisatie op het desbetreffende emplacement Kijfhoek zodanig is geregeld dat sprake is van voortdurend toezicht als bedoeld in lid 3 van de betreffende bepaling.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van 'voortdurend toezicht' op de wagens. Zij overweegt in dit verband als volgt.
Randnummer 1.9.5.1 NE schrijft in het derde lid, eerste en tweede volzin, voor, dat tijdens het laten staan de wagens ten minste elke acht uur worden gecontroleerd op onregelmatigheden. Deze controle kan ingevolge hetzelfde lid, tweede volzin, achterwege blijven indien de wagens onder voortdurend toezicht staan. Ook hier brengt de systematiek van de regelgeving met zich mee, dat het begrip 'voortdurend toezicht' dient te worden uitgelegd op een wijze die recht doet aan de ratio van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Voor de ratio van de wetgeving inzake gevaarlijke stoffen verwijst de rechtbank naar hetgeen onder I is overwogen.
Tegen die achtergrond, en mede gelet op de bewoordingen, dient randnummer 1.9.5.1 NE, derde lid, tweede volzin, een toereikend alternatief voor de controles te bieden. Via het uitvoeren van het voortdurend toezicht dienen onregelmatigheden te kunnen worden geconstateerd en dienen er maatregelen te kunnen worden genomen. Daarbij komt nog dat 'voortdurend' in het normale spraakgebruik 'zonder ophouden' betekent. Onder toezicht kan in het normale spraakgebruik worden verstaan 'het waken dat een persoon of zaak zich gedraagt of bevindt, of dat een handeling geschiedt, overeenkomstig een bepaalde norm'.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat in het onderhavige geval het toezicht niet meer inhoudt dan de fysieke aanwezigheid van een drietal werknemers die gekwalificeerd zijn om bij incidenten op te treden. Deze werknemers zijn tijdens controles van de Inspectie Verkeer en Waterstaat slapend aangetroffen in een dienstgebouw aan de rand van het zeer omvangrijke rangeeremplacement. De rechtbank is van oordeel dat er op basis van het voorgaande niet kan worden gesproken van voortdurend toezicht. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het toezicht geen gedeelde verantwoordelijkheid betreft van [naam 1], [naam 2] en verdachte, nu dit op basis van randnummer 1.9.5.1 NE, vijfde lid onder de verantwoordelijkheid van de vervoerder, dus van verdachte, dient te geschieden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
III. De verdediging heeft aangevoerd dat onduidelijk is wat in de betreffende bepaling wordt bedoeld met registratie indien er sprake is van voortdurend toezicht.
De rechtbank laat dit verweer buiten beschouwing, nu zij heeft geconstateerd dat er geen sprake is van voortdurend toezicht in de zin van randnummer 1.9.5.1 NE.
IV. De verdediging heeft gesteld dat indien de interpretatie van de regelgeving onjuist is, dit niet aan verdachte kan worden tegengeworpen. De rechtbank is van oordeel dat de interpretatie van de regelgeving voldoende toegankelijk en voorzienbaar is. Zij vloeit voor het 'laten staan' en 'voortdurend toezicht' immers rechtstreeks voort uit de voor verdachte - professioneel vervoerder van gevaarlijke stoffen per spoor - kenbare gedachte achter die regelgeving en het normale spraakgebruik, waar het betreft het 'voortdurend toezicht'. Verdachtes eigen interpretatie van de regels is daarmee duidelijk in strijd. Het moet dus voor haar voorzienbaar zijn geweest dat die interpretatie onjuist is. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
V. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat er geen sprake is geweest van opzet. Op grond van de geldende jurisprudentie is voor het bewijs van het ten laste gelegde opzet in dit soort gevallen voldoende dat verdachte ervan op de hoogte was dat er sprake was van foutieve borden en dat er een blindflens ontbrak. Bewijs hiervoor ontbreekt echter. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging (het opzet) worden vrijgesproken.
VI. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat deze gedraging niet aan de rechtspersoon kan worden toegerekend in de zin van artikel 51 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank deelt deze opvatting niet en overweegt als volgt.
De rechtbank stelt eerst vast dat de rechtspersoon als de geadresseerde van de norm valt aan te merken. Voor beantwoording van de vraag of de gedraging redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de rechtspersoon, is relevant de aard van de gedraging en of de gedraging in de sfeer van de rechtspersoon heeft plaatsgevonden. De aanduiding van de juiste gegevens op de oranje borden aan beide zijden van de reservoirwagens en het aanbrengen van de blindflens zijn werkzaamheden die tot de taken van medewerkers van verdachte behoren en passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee vastgesteld dat de gedragingen in de sfeer van de rechtspersoon zijn verricht en kunnen daarom redelijkerwijs worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Nu de rechtbank al eerder heeft vastgesteld dat er geen sprake is geweest van opzet, is aan alle criteria voor de strafbaarheid van een rechtspersoon voldaan.
4.3.2 Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft bij faxbericht van 2 september 2011 een verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [getuige 1], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en de inspecteurs [getuige 6] (en/of [getuige 7] en [getuige 8]) onder de voorwaarde dat de rechtbank ter zitting, althans twee weken nadien, het onvoldoende aannemelijk zou achten dat de NE-bepaling 1.9.5.1 niet is overtreden. Daarbij heeft de raadsman aangegeven wat de functies zijn van de getuigen [getuige 1], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] bij verdachte en dat zij nadere informatie kunnen verstrekken, in het bijzonder waar het de interne organisatie ter zake van toezicht, controle en registratie betreft. Ter zitting heeft de raadsman gepersisteerd bij zijn verzoek en daarbij aangegeven dat deze getuigen nadere invullingen kunnen geven aan de begrippen 'rangeren' en 'voortdurend toezicht'.
Ter zitting is verbalisant [getuige 6] gehoord. Wat betreft de overige getuigen heeft de rechtbank dit voorwaardelijke verzoek getoetst aan het verdedigingsbelang. Zij is van oordeel dat dit verzoek onvoldoende is onderbouwd, met name nu de raadsman niet specifiek heeft aangeven waarom juist deze getuigen moeten worden gehoord. Ter zitting is dit ook niet toegelicht. Derhalve wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman af.
4.3.3 Het bewijs
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Ten aanzien van feit 1
Op 15 april 2009 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat een onderzoek ingesteld naar het vervoer per spoor van chloor vanuit Duitsland naar Rotterdam. Het betrof vervoer per spoor van 3 reservoirwagens beladen met chloor, dat in de periode van 11 april 2009 tot en met 13 april 2009 door verdachte onder treinnummer (3)47797 was uitgevoerd en dat in deze periode heeft stilgestaan op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht.
Er is gebleken dat genoemde reservoirwagens op 11 april 2009 zijn vervoerd onder treinnummer 347797 naar de Kijfhoek te Zwijndrecht en op 13 april 2009 vanaf de Kijfhoek naar Rotterdam onder treinnummer 47797. Treinnummer 347797 is aangekomen op het emplacement Kijfhoek op 11 april 2009 om 22.40 uur. Treinnummer 47797 is vertrokken vanaf emplacement Kijfhoek op 13 april 2009 om 08.58 uur.
De stof Chloor, UN 1017, classificatiecode 2TC is een stof uit de lijst van stoffen met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer 1.10.5 van het VSG. Voornoemde stof is een gevaarlijke stof in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op 29 mei 2009 zijn de registratiegegevens als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 schriftelijk gevorderd.
Op 9 juni 2009 heeft [getuige 1], manager QHSE bij verdachte, schriftelijk medegedeeld dat verdachte 24 uur per dag elke dag van het jaar aanwezig is op het rangeerterrein Kijfhoek en dat het daarom in de opvatting van verdachte niet nodig is uitvoering te geven aan de regeling "Laten staan van spoorwagens". Daarom zijn er van de genoemde trein in de gevraagde periode geen registratiegegevens beschikbaar conform VSG bijlage 2 art 3 randnummer 1.9.5.1 NE.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 4.3.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat 3 reservoirwagens beladen met Chloor UN 1017 in de periode van 11 april 2009 tot en met 13 april 2009, langer dan 8 uren, op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht hebben gestaan en dat verdachte bij bovengenoemde wagens opzettelijk geen controle heeft uitgevoerd en geen registratie heeft bijgehouden als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 NE.
Ten aanzien van feit 2
Op zondag 7 juni 2009 heeft de Inspectie van Verkeer en Waterstaat op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht een onderzoek ingesteld ter controle op de juiste naleving van de bij en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen gegeven regels en voorschriften.
In het dienstgebouw werden drie personeelsleden van verdachte slapend aangetroffen. Deze personeelsleden deelden later mee dat zij waren belast met het uitvoeren van controles bij treinen van verdachte en als leden van de OBOG-ploeg werden ingezet bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Echter bij het in dienst treden op zaterdag 6 juni 2009 omstreeks 23.00 uur hadden zij geen lijsten ontvangen voor de uit te voeren controles.
Op zondag 7 juni 2009 in de periode van 08.00 uur tot 11.00 uur hebben de verbalisanten geconstateerd dat er zeven reservoirwagens die leeg en ongereinigd waren van ethyleenoxide met stikstof en een open wagen die was beladen met een tankcontainer met een pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, van verdachte op rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht aanwezig waren. De treinen waartoe de wagens behoren, waren gearriveerd op Kijfhoek op 6 juni 2009 om 20.10 uur, 22.29 uur, 15.07 uur en 21.26 uur.
Pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, identificatienummer 3394, verpakkingsgroep 1 is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG. Ethyleenoxide met stikstof, identificatienummer 1040 en classificatiecode 2TF is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG. Voornoemde stoffen zijn gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op 8 juni 2009 zijn de registratiegegevens als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 NE onder 4 schriftelijk gevorderd.
Op 25 juni 2009 werd een schrijven van [getuige 1], manager QHSE bij verdachte ontvangen, waarin hij verwees naar de brief d.d. 9 juni 2009 waarin werd aangegeven dat verdachte van mening was dat het niet nodig was om uitvoering te geven aan de regeling 'Laten staan van spoorwagens' en dat er geen registratiegegevens beschikbaar zijn.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 4.3.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat zeven reservoirwagens leeg en ongereinigd van ethyleenoxide met stikstof, UN 1040 en een open wagen beladen met een tankcontainer met een pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, UN 3394 in de periode van 6 juni 2009, langer dan 8 uren, op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht hebben gestaan en dat verdachte bij bovengenoemde wagens opzettelijk geen controle heeft uitgevoerd en geen registratie heeft bijgehouden als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 NE.
Ten aanzien van feit 3
Op 27 mei 2009 is de Inspectie Verkeer en Waterstaat ter plaatse gekomen op rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht naar aanleiding van een melding dat aldaar een rangeerder onwel was geworden.
De verbalisant heeft geconstateerd dat op de reservoirwagen met wagennummer 23807415105-7 etiketten waren aangebracht conform model 2.1 en 2.3 van randnummer 5.2.2.2.2 van het VSG en dat deze wagen een oranje kenmerking voerde, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 33 en als stofidentificatienummer 1280 stond vermeld.
Aan de hand van de door de goederenadministratie van verdachte ter hand gestelde treinlijst werd gezien dat wagennummer 23807415105-7 diende te zijn voorzien van gevaarsidentificatienummer 236 en stofidentificatienummer 1040.
Aan de hand van de door de goederenadministratie van verdachte ter hand gestelde vervoersdocumenten, werd gezien dat de vervoerde lading van wagennummer 23807415105-7, aangeduid was als leeg ongereinigd van 263, UN 1040, ethyleenoxide met stikstof 2.3, (2.1).
Ethyleenoxide met stikstof, identificatienummer 1040 en classificatiecode 2TF is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG. Voornoemde stof is een gevaarlijke stof in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
In strijd met randnummer 5.3.2.1.1 jo 5.3.2.1.2 van het VSG, was bij wagennummer 23807415105-7 een foutieve aanduiding op het oranje bord aangebracht.
Tevens heeft de verbalisant geconstateerd dat aan één zijde van deze reservoirwagen een blindflens bij de zijafsluiter ontbrak. In strijd met randnummer 6.8.2.2.1 van het VSG was van de reservoirwagen met wagennummer 23807415105-7 de dichtheid van de bedrijfsuitrusting niet gewaarborgd.
De verbalisant heeft abusievelijk bij wagennummer 23807415105-7 voor de stof Ethyleenoxide UN 1040, als gevaarsidentificatienummer 236 aangegeven. Het gevaarsidentificatienummer voor Ethyleenoxide, UN 1040 diende echter te zijn 263.
Namens verdachte heeft [naam] verklaard dat er conform de interne regelgeving aankomstcontroles zijn uitgevoerd bij binnenkomst van de reservoirwagens en dat deze controles worden uitgevoerd door mensen en dat die iets over het hoofd kunnen zien.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 4.3.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat er op 27 mei 2009 bij wagennummer 23807415105-7 een foutieve aanduiding op het oranje bord was aangebracht en dat aan één zijde van de reservoirwagen een blindflens ontbrak. Op het oranje bord aan beide zijde van de reservoirwagen was de aanduiding gevaarsidentificatie 33 en stofidentificatie 1280 aangebracht, terwijl dit gevaarsidentificatie 263 en stofidentificatie 1040 diende te zijn.
Ten aanzien van feit 4
Op zondag 22 november 2009 heeft de Inspectie van Verkeer en Waterstaat een onderzoek ingesteld op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht ter controle op de juiste naleving van de bij en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen gegeven regels en voorschriften. In het dienstgebouw werden drie personeelsleden van verdachte slapend aangetroffen.
De verbalisanten hebben op zondag 22 november 2009 in de periode van 06.45 uur tot en met 14.30 uur nadere gegevens en documenten opgevraagd en aansluitend inspecties uitgevoerd bij de treinen die op het rangeerterrein stonden geparkeerd.
Na inzage van de lijst parkeercontrole Kijfhoek met de bijbehorende treinlijsten is gebleken dat van de treinnummers 40987, 40989 en 45710 de treinlijsten niet aanwezig waren.
In de treinen met deze treinnummers werden stoffen vervoerd met een hoog gevarenpotentieel van de lijst van randnummer 1.10.5 van het VSG. De dienstdoende lokkencoördinator deelde mede dat deze treinen waren binnengekomen op het rangeerterrein Kijfhoek nadat de lijst parkeercontrole Kijfhoek met bijbehorende treinlijsten voor het weekend was samengesteld en afgegeven. De treinlijsten van deze treinen waren daardoor niet gevoegd bij de lijst parkeercontrole Kijfhoek met bijbehorende treinlijsten.
Aan de hand van de ter hand gestelde treinlijsten en vervoersdocumenten is het volgende overzicht gemaakt van de treinnummers met de vervoerde gevaarlijke stoffen met een hoog gevarenpotentieel van de lijst van randnummer 1.10.5 van het VSG, waarop de regeling laten staan van wagens als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 van toepassing was:
Treinnummer 40987
Wagennummer 33884951044-5, beladen met 1 tankcontainer, nummer GESU 802359-0, UN 2398, Methyl-tert-butylether, 3, VG II, massa lading 17060 kg;
Wagennummer 37804555013-4, beladen met 1 tankcontainer, nummer BIDU 495611-7, UN 1193, Ethylmethylketon, 3, VG II, massa lading 24560 kg;
Wagennummer 33684557502-4, beladen met 1 tankcontainer, nummer WABU 775061-5, UN 1033, Dimethylether, 2.1, massa lading 15050 kg;
Wagennummer 33684557455-5, beladen met 1 tankcontainer, nummer BIDU 495376-1, UN 1145, Cyclohexaan, 3, VG II, massa lading 24020 kg;
Wagennummer 33684557503-2, beladen met 1 tankcontainer, nummer TRLU 876241-6, UN 1145, Cyclohexaan, 3, VG II, massa lading 22000 kg;
Treinnummer 40989
Wagennummer 33684557427-4, beladen met 1 tankcontainer, nummer LCEU 100307-4, UN 3394, Pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water 4.2, (4.3), VG I, massa lading 22500.
Treinnummer 45710
Wagennummer 33817929226-7, 336, UN 1093 Acrylnitril gestabiliseerd, 3 (6.1), VG I, massa lading 63000 kg.
De tankcontainer, die op wagennummer 33884951044-5 geplaatst was, was voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 33 en als stofidentificatienummer 2398 stond vermeld.
De tankcontainer, die op wagennummer 37804555013-4 geplaatst was, was voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 33 en als stofidentificatienummer 1193 stond vermeld.
De tankcontainer, die op wagennummer 33684557502-4 geplaatst was, was voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 23 en als stofidentificatienummer 1033 stond vermeld.
De tankcontainers, die op wagennummers 33684557455-5 en 33684557503-2 geplaatst waren, waren voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 33 en als stofidentificatienummer 1145 stond vermeld.
De tankcontainer, die op wagennummer 33684557427-4 geplaatst was, was voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer X333 en als stofidentificatienummer 3394 stond vermeld.
Op de reservoirwagens, onder meer met wagennummer 33817929556-7 (de rechtbank begrijpt 33817929226-7) was een oranje kenmerking aangebracht, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 336 en als stofidentificatienummer 1093 stond vermeld.
De stof Methyl-tert-butylether, identificatienummer 2398, verpakkingsgroep II is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
De stof Ethylmethylketon, identificatienummer 1193, verpakkingsgroep II is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
De stof Dimethylether identificatienummer 1033 en classificatiecode 2F, is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
De stof Cyclohexaan identificatienummer 1145, verpakkingsgroep II is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
De stof Pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, identificatienummer 3394, verpakkingsgroep I is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
De stof Acrylnitril gestabiliseerd, identificatienummer 1093, verpakkingsgroep I is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG.
Voornoemde stoffen zijn gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Aan de hand van de door [naam 1] ter hand gestelde informatie is gebleken dat de treinen met de treinnummers 40987, 40989 en 45710 op zaterdag 21 november 2009 op de navolgende tijdstippen op het rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht zijn gearriveerd:
- treinnummer 40987: 20.07 uur;
- treinnummer 40989: 21.57 uur en
- treinnummer 45710: 14.22 uur.
Namens verdachte heeft [getuige 2] verklaard dat het niet-meenemen van de treinen in de parkeercontrole, het gevolg is van het feit dat het drie treinnummers zijn van doorgaande treinen en dat de procescoördinator van deze treinen geen treinlijsten heeft verstrekt aan de medewerkers buiten en dat derhalve deze treinen niet zijn gecontroleerd.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 4.3.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat zeven wagens met de wagennummers 33884951044-5, 37804555013-4, 33684557502-4, 33684557455-5, 33684557503-2, 33684557427-4 en 33817929226-7, die waren beladen met gevaarlijke stoffen met een hoog gevarenpotentieel, in de periode van 21 november 2009 tot en met 22 november 2009, langer dan 8 uren op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht hebben gestaan en dat verdachte bij bovengenoemde wagens opzettelijk geen controle heeft uitgevoerd en geen registratie heeft bijgehouden als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 NE.
Ten aanzien van feit 5
Op zondag 30 mei 2010 heeft de Inspectie van Verkeer en Waterstaat een onderzoek ingesteld op het rangeerterrein Kijfhoek te Zwijndrecht ter controle op de juiste naleving van de bij en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen gegeven regels en voorschriften. In het dienstgebouw werden drie personeelsleden van verdachte slapend aangetroffen.
Er werd geconstateerd dat bij de trein met treinnummer 43664 op spoor 157 wagens zaten, die waren beladen met c.q. leeg ongereinigd waren van stoffen met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in de lijst van randnummer 1.10.5.
Vervolgens hebben de verbalisanten, op zondag 30 mei 2010 in de periode van 06.15 uur tot en met 06.55 uur een inspectie uitgevoerd bij de trein op spoor 157.
Bij inzage van de registratielijsten werd geconstateerd dat de registratie voor spoor 157 niet was ingevuld en de bij behorende wagenlijst van de trein op spoor 157 niet aanwezig was.
Een medewerker deelde de verbalisanten mede dat er geen papieren van deze trein waren ontvangen en deze trein niet was gecontroleerd.
Op de trein met treinnummer 43664 en wagennummer 33854556858-0, die beladen was met 1 tankcontainer, nummer RYCU 071529-2, 263, UN 1040, Ethyleenoxide met stikstof, 2.3, (2.1) massa lading 32059 kg, is de regeling laten staan van wagens als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 van toepassing.
De tankcontainer RYCU 071529-2, die op wagennummer 33854556858-0 geplaatst was, was voorzien van een oranje kenmerking, als bedoeld in randnummer 5.3.2.2 van het VSG, waarop als gevaarsidentificatienummer 263 en als stofidentificatienummer 1040 stond vermeld.
De stof Ethyleenoxide met stikstof, identificatienummer 1040 en classificatiecode 2TF, is ingedeeld in de stoffenlijst, Hoofdstuk 3.2 van het VSG. Voornoemde stoffen zijn gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Aan de hand van door [naam 1] ter hand gestelde informatie is gebleken dat de trein met treinnummer 43664 op zaterdag 29 mei 2010 om 22.52 uur op het rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht is gearriveerd.
Namens verdachte heeft [getuige 3] verklaard dat de lokkencoördinator aan het einde van de dienst de treinlijst van trein 43664 is vergeten uit te draaien.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 4.3.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat wagennummer 33854556858-0, die was beladen met een gevaarlijke stof met een hoog gevarenpotentieel op 30 mei 2010, langer dan 8 uren op het rangeerterrein Kijfhoek heeft gestaan en dat verdachte opzettelijk geen controle heeft uitgevoerd en geen registratie heeft bijgehouden als bedoeld in randnummer 1.9.5.1 NE.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 11 april 2009 tot en met 13 april 2009, in
de gemeente Zwijndrecht,
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
als vervoerder
drie reservoirwagens beladen met chloor, un.nr.
1017, klasse 2, zijnde een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1
van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers heeft zij, verdachte, in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2
die reservoirwagen(s) met chloor,
met classificatiecode 2TC, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die reservoirwagen(s) ten minste elke acht uur werd(en)
gecontroleerd op onregelmatigheden
en
zonder
dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die wagens (als bedoeld in het derde lid van
voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die Bijlage 2);
2.
(ter berechting is gevoegd parketnr.11/992563-09)
in de periode van 6 juni 2009 tot en met 7 juni 2009, in de
gemeente Zwijndrecht,
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
als vervoerder
zeven, reservoirwagens leeg en ongereinigd van
een gevaarlijke stofen
een open wagen, beladen met tankcontainer met daarin eengevaarlijke
stof als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers heeft zij, verdachte, in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2
die zeven, reservoirwagens leeg en ongereinigd van
ethyleenoxide met stikstof, un.nr. 1040, klasse 2,
met classificatiecode 2TF, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
en
die open wagen, welke was beladen met tankcontainer met pyrofore
metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, un.nr. 3394, klasse 4.2,
verpakkingsgroep 1, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel
als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagens ten minste elke acht uur werden gecontroleerd op
onregelmatigheden
en
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die
wagens (als bedoeld in het
derde lid van voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die
Bijlage 2);
3.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992564-09)
op 27 mei 2009, in de gemeente Zwijndrecht,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
een reservoirwagen (wagennr. 23807415105-7) die leeg en ongereinigd was van
een gevaarlijke stof, te weten un.nr 1040, ethyleenoxide met stikstof en/of
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263 heeft vervoerd over
de spoorweg
en
een reservoirwagen (wagennr. 23807415105-7) die leeg en ongereinigd was van
een gevaarlijke stof, te weten un.nr 1040, ethyleenoxide met stikstof en/of
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263, heeft laten staan
op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de Bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers was in strijd met:
bepaling/randnummer 5.3.2.1.2 van het VSG
genoemde reservoirwagen (aan beide zijden) voorzien van een oranje bord
waarop niet het in kolom (20) van tabel A van hoofdstuk 3.2 (van het VSG/RID)
voor de vervoerde (laatst vervoerde) stof vermelde gevaarsidentificatienummer
en/of het in kolom (1) vermelde UN-nummer voor de vervoerde (laatst vervoerde)
stof (te weten ethyleenoxide met stikstof) was aangegeven, aangezien op dat
oranje bord gevaarsidentificatienummer 33 en UN-nummer 1280 was aangebracht in
plaats van gevaarsidentificatienummer 263 en/of UN-nummer 1040,
en
bepaling/randnummer 6.8.2.2.1. van het VSG
de dichtheid van de bedrijfsuitrusting van genoemde reservoirwagen niet
gewaarborgd, aangezien aan een zijde van de reservoirwagen een blindflens
ontbrak;
4.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992503-10)
in de periode van 21 november 2009 tot en met 22 november
2009, in de gemeente Zwijndrecht,
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
als vervoerder
zeven, wagens die beladen waren met een
gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
te weten:
wagennummer 33884951044-5, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr GESU
802359-0, UN 2398, methyl-tert-butylether en/of klasse 3 en/of
verpakkingsgroep II, zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of
gevaarsidentificatienummer 33, te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde
een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in
randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 37804555013-4, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr BIDU
495611-7, UN 1193, ethylmethylketon en/of klasse 3 en/of verpakkingsgroep II,
zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33,
te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 33684557502-4, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr WABU
775061-5, UN 1033, dimethylether en/of klasse 2.1, zijnde een stof met
classificatiecode 2F en/of gevaarsidentificatienummer 23, te weten een
brandbaar gas, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als
bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 33684557455-5, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr. BIDU
495376-1, UN 1145, cyclohexaan en/of klasse 3 en/of verpakkingsgroep II,
zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33,
te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 33684557503-2, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr.TRLU
876241-6, UN 1145, cyclohexaan, klasse 3, verpakkingsgroep II, zijnde een stof
met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33, te weten een
zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 33684557427-4, welke beladen was met 1 tankcontainer nr. LCEU
100307-4, UN 3394, pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met
water en/of klasse 4.2 met classificatiecode SW en/of
gevaarsidentificatienummer X333, te weten een pyrofore vloeistof, die op
gevaarlijke wijze met water reageert, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en
wagennummer 33817929226-7, welke beladen was met 1 tankcontainer met UN
1093, acrylnitril gestabiliseerd en/of klasse 3 met classificatiecode FT1
en/of gevaarsidentificatienummer 336, zeer brandbare vloeistof, giftig, zijnde
een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in
randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers, heeft zij, verdachte in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2,
die wagennummer(s) 33884951044-5 en/of 37804555013-4 en/of 33684557502-4
en/of 33684557455-5 en/of 33684557503-2 en/of 33684557427-4 en/of 33817929226-7
(met die tankcontainer(s))
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagensten minste elke acht uur werden gecontroleerd op
onregelmatigheden
en
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die
wagens (als bedoeld in het
derde lid van voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die
Bijlage 2);
5.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992503-11)
in de periode van 29 mei 2010 tot en met 30 mei 2010, in de
gemeente Zwijndrecht,
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
als vervoerder
een wagen die beladen was met een gevaarlijke stof als bedoeld in
artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
te weten:
wagennummer 33854556858-0, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr RYCU
071529-2, UN 1040, ethyleenoxide met stikstof, klasse 2, zijnde een stof met
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263, te weten een zeer
brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel
als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers, heeft zij, verdachte in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2,
genoemde wagen,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagen ten minste elke acht uur werd gecontroleerd op
onregelmatigheden
en/of
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die wagen
(als bedoeld in het derde lid van
voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die Bijlage 2);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, 2, 4 en 5 (telkens):
OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT GESTELD BIJ EN KRACHTENS ARTIKEL 5 VAN DE WET VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN, OPZETTELIJK BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON.
Feit 3:
OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT GESTELD BIJ EN KRACHTENS ARTIKEL 5 VAN DE WET VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft op grond van hetgeen het bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte een geldboete op te leggen ter hoogte van € 400.000,--. Het Openbaar Ministerie heeft bij de vordering (ten nadele van verdachte) rekening gehouden met de gevaarzetting, het aantal feiten, de lakse houding van verdachte en het strafblad van verdachte en (ten voordele) de omstandigheid dat enkele feiten oud zijn.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat er geen sprake is van een dusdanige schending van normen dat deze een substantiële boete kan rechtvaardigen. Hij heeft daarbij verwezen naar de richtlijnen strafvordering Wet gevaarlijke stoffen ten aanzien van vervoer over de weg en water en verzocht daarbij aansluiting te zoeken.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de bedrijfseconomische omstandigheden bij verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
[verdachte] is een groot bedrijf dat is gespecialiseerd in transport via weg en rail in Europa. Een van haar werkzaamheden is het vervoeren van gevaarlijke stoffen over het spoor. Het vervoer van dergelijke stoffen is aan strenge regelgeving onderworpen ten behoeve van de openbare veiligheid. Gedurende een periode van een jaar zijn achttien wagens, geladen met gevaarlijke stoffen danwel ongereinigd daarvan, niet onderworpen geweest aan de controles die ter bescherming van mens en milieu zijn voorgeschreven. Dat een bewuste keuze is gemaakt om de desbetreffende regelgeving niet na te leven, acht de rechtbank, zeker bij een professional als verdachte, zeer verwerpelijk. Als straf voor deze misdrijven is een forse geldboete passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat deze misdrijven in beginsel een geldboete van € 300.000,--rechtvaardigen.
De rechtbank wil, anders dan het Openbaar Ministerie, niet spreken van een lakse bedrijfscultuur. De rechtbank is van oordeel dat dit mede gezien de grote schaal waarop vervoer door verdachte plaatsvindt, het hier toch handelt om gebeurtenissen van relatief incidentele aard. De rechtbank acht het voor de hand liggend dat verdachte inmiddels maatregelen heeft genomen om de zogeheten parkeerregeling na te leven, maar wil dat ook in positieve zin voor verdachte meewegen. Bovendien zijn tegen falende medewerkers stappen ondernomen. De rechtbank zal een deel van de op te leggen geldboete voorwaardelijk opleggen om zodoende de door verdachte ingezette gedragsverandering in stand te houden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het oudere feiten betreft en dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De rechtbank neemt als aanvangstijdstip van de redelijke termijn de datum van het eerste verhoor van verdachte in de persoon van [naam] op 29 juni 2009. Tussen die datum en de datum van dit vonnis zit een periode van 2 jaren en 3 maanden. Volgens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn een periode van 24 maanden. In de onderhavige strafzaak is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 3 maanden. Verdachte heeft lang moeten wachten tot zij zekerheid kreeg omtrent de vervolging. De rechtbank zal hier rekening mee houden in die zin dat zij de geldboete zal verminderen met 5%.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank voor de feiten 1, 2, 4 en 5 een geldboete opleggen van € 285.000,-- waarvan € 100.000,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Verdacht heeft zich ook schuldig gemaakt aan de overtreding van twee voorschriften. De rechtbank acht met name de foutieve vermelding van een gevaarsidentificatienummer en stofidentificatienummer zeer kwalijk, omdat een juiste vermelding hiervan van groot belang is bij het juist kunnen optreden bij calamiteiten. De rechtbank zal voor deze overtreding nog een geldboete opleggen van € 10.000,--.
7.4 De ad informandum gevoegde feiten
De rechtbank heeft de op de dagvaarding ad informandum vermelde strafbare feiten met parketnummers 992560-09 en 992562-09 bij de strafbepaling buiten beschouwing gelaten, nu deze feiten namens verdachte uitdrukkelijk zijn betwist.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten opleveren;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5 tot betaling van een geldboete van € 285.000,-- (tweehonderdvijfentachtigduizend euro) waarvan € 100.000,-- (honderdduizend euro) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk gedeelte van deze geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van een geldboete van € 10.000,-- (tienduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.E.M Broeders, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2011.
Mr. Van Laanen voornoemd is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
zij in of omstreeks de periode van 11 april 2009 tot en met 13 april 2009, in
de gemeente Zwijndrecht,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
(als vervoerder)
drie, in elk geval een of meer reservoirwagen(s) beladen met chloor, un.nr.
1017, klasse 2, zijnde (een) gevaarlijke stof(fen), als bedoeld in artikel 1
van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers heeft zij, verdachte, in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2
die reservoirwagen(s) met chloor,
met classificatiecode 2TC, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die reservoirwagen(s) ten minste elke acht uur werd(en)
gecontroleerd op onregelmatigheden
en/of
zonder
dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die wagen(s) en/of
het onder toezicht staan van die wagen(s) (als bedoeld in het derde lid van
voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die Bijlage 2);
2.
(ter berechting is gevoegd parketnr.11/992563-09)
zij in of omstreeks de periode van 6 juni 2009 tot en met 7 juni 2009, in de
gemeente Zwijndrecht,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
(als vervoerder)
zeven, in elk geval een of meer reservoirwagen(s) leeg en ongereinigd van
(een) gevaarlijke stof(fen)
en/of
een open wagen, beladen met tankcontainer met daarin (een) gevaarlijke
stof(fen), als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers heeft zij, verdachte, in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2
die zeven, in elk geval een of meer reservoirwagen(s) leeg en ongereinigd van
ethyleenoxide met stikstof, un.nr. 1040, klasse 2,
met classificatiecode 2TF, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
en/of
die open wagen, welke was beladen met tankcontainer met pyrofore
metaalorganische stof, vloeibaar reactief met water, un.nr. 3394, klasse 4.2,
verpakkingsgroep 1, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel
als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagen(s) ten minste elke acht uur werd(en) gecontroleerd op
onregelmatigheden
en/of
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die
wagen(s) en/of het onder toezicht staan van die wagen(s) (als bedoeld in het
derde lid van voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die
Bijlage 2);
3.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992564-09)
zij op of omstreeks 27 mei 2009, in de gemeente Zwijndrecht,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
een reservoirwagen (wagennr. 23807415105-7) die leeg en ongereinigd was van
een gevaarlijke stof, te weten un.nr 1040, ethyleenoxide met stikstof en/of
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263 heeft vervoerd over
de spoorweg
en/of
een reservoirwagen (wagennr. 23807415105-7) die leeg en ongereinigd was van
een gevaarlijke stof, te weten un.nr 1040, ethyleenoxide met stikstof en/of
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263, heeft laten staan
op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de Bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers was in strijd met:
bepaling/randnummer 5.3.2.1.2 van het VSG
genoemde reservoirwagen (aan beide zijden) voorzien van een oranje bord
waarop niet het in kolom (20) van tabel A van hoofdstuk 3.2 (van het VSG/RID)
voor de vervoerde (laatst vervoerde) stof vermelde gevaarsidentificatienummer
en/of het in kolom (1) vermelde UN-nummer voor de vervoerde (laatst vervoerde)
stof (te weten ethyleenoxide met stikstof) was aangegeven, aangezien op dat
oranje bord gevaarsidentificatienummer 33 en UN-nummer 1280 was aangebracht in
plaats van gevaarsidentificatienummer 263 en/of UN-nummer 1040,
en/of
bepaling/randnummer 6.8.2.2.1. van het VSG
de dichtheid van de bedrijfsuitrusting van genoemde reservoirwagen niet
gewaarborgd, aangezien aan een zijde van de reservoirwagen een blindflens
ontbrak;
4.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992503-10)
zij in of omstreeks de periode van 21 november 2009 tot en met 22 november
2009, in de gemeente Zwijndrecht,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
(als vervoerder)
zeven, in elk geval een of meer wagen(s) die beladen was/waren met (een)
gevaarlijke stof(fen) als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
te weten:
wagennummer 33884951044-5, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr GESU
802359-0, UN 2398, methyl-tert-butylether en/of klasse 3 en/of
verpakkingsgroep II, zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of
gevaarsidentificatienummer 33, te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde
een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in
randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 37804555013-4, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr BIDU
495611-7, UN 1193, ethylmethylketon en/of klasse 3 en/of verpakkingsgroep II,
zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33,
te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 33684557502-4, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr WABU
775061-5, UN 1033, dimethylether en/of klasse 2.1, zijnde een stof met
classificatiecode 2F en/of gevaarsidentificatienummer 23, te weten een
brandbaar gas, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als
bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 33684557455-5, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr. BIDU
495376-1, UN 1145, cyclohexaan en/of klasse 3 en/of verpakkingsgroep II,
zijnde een stof met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33,
te weten een zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 33684557503-2, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr.TRLU
876241-6, UN 1145, cyclohexaan, klasse 3, verpakkingsgroep II, zijnde een stof
met classificatiecode F1 en/of gevaarsidentificatienummer 33, te weten een
zeer brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 33684557427-4, welke beladen was met 1 tankcontainer nr. LCEU
100307-4, UN 3394, pyrofore metaalorganische stof, vloeibaar reactief met
water en/of klasse 4.2 met classificatiecode SW en/of
gevaarsidentificatienummer X333, te weten een pyrofore vloeistof, die op
gevaarlijke wijze met water reageert, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog
gevarenpotentieel als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
en/of
wagennummer 33817929226-7, welke beladen was met 1 tankcontainer met UN
1093, acrylnitril gestabiliseerd en/of klasse 3 met classificatiecode FT1
en/of gevaarsidentificatienummer 336, zeer brandbare vloeistof, giftig, zijnde
een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel als bedoeld in
randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers, heeft zij, verdachte in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2,
die wagennummer(s) 33884951044-5 en/of 37804555013-4 en/of 33684557502-4
en/of 33684557455-5 en/of 33684557503-2 en/of 33684557427-4 en/of 33817929226-7
(met die tankcontainer(s))
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagen(s) ten minste elke acht uur werd(en) gecontroleerd op
onregelmatigheden
en/of
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die
wagen(s) en/of het onder toezicht staan van die wagen(s) (als bedoeld in het
derde lid van voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die
Bijlage 2);
5.
(ter berechting is gevoegd parketnr. 11/992503-11)
zij in of omstreeks de periode van 29 mei 2010 tot en met 30 mei 2010, in de
gemeente Zwijndrecht,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
(als vervoerder)
een wagen die beladen was met (een) gevaarlijke stof(fen) als bedoeld in
artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
te weten:
wagennummer 33854556858-0, welke beladen was met 1 tankcontainer, nr RYCU
071529-2, UN 1040, ethyleenoxide met stikstof, klasse 2, zijnde een stof met
classificatiecode 2TF en/of gevaarsidentificatienummer 263, te weten een zeer
brandbare vloeistof, zijnde een gevaarlijk goed met een hoog gevarenpotentieel
als bedoeld in randnummer/voorschrift 1.10.5 van het RID,
heeft laten staan op het rangeeremplacement Kijfhoek,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het VSG
(Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of RID
(Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke
goederen, zijnde de 1e Bijlage van het VSG voornoemd) en/of in de Aanvullende
voorschriften (zijnde de 2de bijlage bij het VSG voornoemd) gestelde regel(s)
in acht te nemen,
immers, heeft zij, verdachte in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE
onder 3 en/of 4 (van artikel 3) van die Bijlage 2,
genoemde wagen,
(langer dan 8 uur) laten staan op dat rangeeremplacement
zonder dat die wagen ten minste elke acht uur werd gecontroleerd op
onregelmatigheden
en/of
zonder dat er een registratie werd bijgehouden van controle(s) van die wagen
en/of het onder toezicht staan van die wagen (als bedoeld in het derde lid van
voorschrift/randnummer 1.9.5.1 NE (van artikel 3) van die Bijlage 2);
Parketnummer: 11/992562-09
Vonnis d.d. 27 september 2011