ECLI:NL:RBDOR:2011:BT2323

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
94295 / HA RK 11-2052
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure met betrekking tot vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 22 september 2011 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Oud-Beijerland. Het verzoek tot wraking was gericht tegen een rechter in de sector kanton, aangeduid als de gewraakte rechter. De verzoeker stelde dat de gewraakte rechter op een onpartijdige wijze met zijn rechten omging, en verwees naar een eerdere ervaring uit 1992 waarbij hij meende dat zijn belangen niet goed waren behartigd. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 16 augustus 2011, naar aanleiding van een zitting op 17 mei 2011, waar de verzoeker vond dat hij onvoldoende zijn standpunt had kunnen naar voren brengen.

De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op een openbare zitting op 16 september 2011, waar zowel de verzoeker als de gewraakte rechter aanwezig waren. De gewraakte rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) besproken, waarbij werd benadrukt dat een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien er bijna drie maanden waren verstreken sinds de zitting van 17 mei 2011.

De wrakingskamer concludeerde dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het verzoek niet zou zijn toegewezen. De gewraakte rechter was niet betrokken bij de gebeurtenissen uit 1992, en er was geen bewijs dat de verzoeker onvoldoende was gehoord tijdens de zitting van 17 mei 2011. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk, en benadrukte dat de verzoeker de schikking die tijdens de zitting was bereikt had ondertekend, wat erop wees dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt naar voren te brengen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 94295 / HA RK 11-2052
Beslissing van 22 september 2011
op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak met kenmerk 273686 CV EXPL 11-1272
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te Oud-Beijerland,
verzoeker,
verschenen in persoon.
Het verzoek strekt tot wraking van:
[Rechter X], rechter in de sector kanton van deze rechtbank,
hierna aangeduid als de gewraakte rechter.
1. Het procesverloop
1.1. De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het wrakingsverzoek gedateerd 16 augustus 2011,
- de mededeling van de gewraakte rechter dat zij niet in de wraking berust,
- de brief van [verzoeker] gedateerd 20 augustus 2011.
2. Het verzoek
2.1. In de brief van [verzoeker] van 16 augustus 2011 waarin hij zijn wrakingsverzoek doet staat:
“Reden hiervoor is dat de e.a. rechter, mevrouw [rechter X], op de zelfde wijze met mijn rechten omgaat als in 1992, toen ik van haar hartstikke dood mocht vallen als ik mijn klauwen niet naar beneden deed, toen ik zwoer dat ik de waarheid sprak, terwijl zij de dood van mijn zoon [zoon ] aan het onderzoeken was.
Ook nu weigert zij elke kant van mijn verhaal, en gaat met een vooringenomenheid tewerk die zijn weerga niet kent. Accepteert handelingen die mijn privacy schenden, maar erger: mij geen gelegenheid geven daar op te reageren. En dit heeft mijns inziens niets met rechtspraak te maken.
Hier is geen blinddoek noch weegschaal, aangezien uit alles blijkt dat ik al veroordeeld ben zonder proces, en dat is de rechtstaat Nederland onwaardig.
Mag ik u verzoeken mijn bewering te onderzoek,”
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij zijn wrakingsverzoek (mede) heeft ingediend omdat hij op de zitting van de gewraakte rechter van 17 mei 2011 onvoldoende zijn standpunt naar voren heeft kunnen brengen.
2.2. Het verzoek om wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter openbare terechtzitting van 16 september 2011, alwaar zijn verschenen en gehoord:
- verzoeker,
- de gewraakte rechter.
2.3. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 22 september 2011 om 13.15 uur.
3. Het standpunt van de rechter wiens wraking is verzocht
3.1. De gewraakte rechter heeft niet in de wraking berust.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 1 Rv dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge het derde lid van dat artikel moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de gewraakte rechter verklaard dat zij pas in 2008 rechter is geworden, zodat zij niet betrokken geweest kan zijn bij de gebeurtenissen in 1992 waar [verzoeker] aan refereert. Hierop heeft [verzoeker] deze grond van zijn wrakingsverzoek laten vallen, zodat deze geen bespreking meer behoeft.
4.4. Ter zitting van de wrakingskamer is aan [verzoeker] de vraag voorgelegd waarom hij pas bij brief van 16 augustus 2011 een wrakingsverzoek heeft ingediend naar aanleiding van hetgeen is gebeurd op een zitting van de gewraakte rechter op 17 mei 2011. [verzoeker] heeft verklaard dat hij pas een maand na deze zitting tot de overtuiging kwam dat de gewraakte rechter dezelfde rechter was als waarmee hij in 1992 te maken heeft gehad. De wrakingkamer is van oordeel dat [verzoeker] te laat zijn wrakingsverzoek heeft ingediend. Zoals blijkt uit het in rov. 4.1 opgenomen artikel 37 Rv, moet een wrakingsverzoek worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aan die eis is niet voldaan. Het wrakingsverzoek dateert van bijna drie maanden na de zitting van 17 mei 2011 en [verzoeker] heeft, nadat hij tot voormelde overtuiging kwam, twee maanden gewacht voordat hij het wrakingsverzoek indiende. Dit is te laat. Het wrakingsverzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.5. Zou het wrakingsverzoek wel tijdig zijn ingediend, dan zou afwijzing in plaats van niet-ontvankelijkverklaring zijn gevolgd. Vast staat dat de gewraakte rechter niet de rechter was waarmee [verzoeker] in 1992 te maken heeft gehad. Het is voorts niet gebleken dat [verzoeker] op de zitting van de gewraakte rechter van 17 mei 2011 onvoldoende is gehoord. Deze zitting is uitgemond in een vorm van een schikking. Er zijn toen afspraken gemaakt tussen partijen om te bezien hoe zij in onderling overleg alsnog tot een oplossing konden komen. De zaak is toen verwezen naar de rolzitting van 18 augustus 2011 voor uitlating of de procedure kon worden geroyeerd dan wel vonnis werd verlangd. [verzoeker] heeft deze schikking ondertekend. Dat wijst er niet op dat [verzoeker] onvoldoende is gehoord. De verklaring van [verzoeker] dat hij achteraf spijt heeft dat hij de schikking heeft ondertekend, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen door mr. R.R. Roukema, mr. E.D. Rentema en mr. M.G.L.
de Vette en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2011.?