ECLI:NL:RBDOR:2011:BR6148

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89694 - HA ZA 10-2850
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen gemeente bij handhaving tegen bunkerschip zonder bouwvergunning

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de Gemeente Zwijndrecht hen € 57.000,- zou betalen wegens onrechtmatig handelen. De eisers verwijten de gemeente dat zij niet handhavend heeft opgetreden tegen een bunkerschip dat zonder bouwvergunning aanwezig was, en dat de gemeente niet eerder het bestemmingsplan heeft aangepast, waardoor zij geen planschadeclaim konden indienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente Zwijndrecht niet onrechtmatig heeft gehandeld door niet ambtshalve op te treden. De rechtbank oordeelde dat het bestemmingsplan destijds expliciet ruimte bood voor de aanwezigheid van bunkerschepen en dat de gemeente niet verplicht was om handhavend op te treden. Bovendien hebben eisers nagelaten tijdig een verzoek om handhaving in te dienen. De rechtbank concludeerde dat de geconstateerde overtreding niet van zodanige aard was dat de gemeente direct handhavend moest optreden. De eisers werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 2.953,00. Het vonnis werd uitgesproken op 24 augustus 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 89694 / HA ZA 10-2850
Vonnis van 24 augustus 2011
in de zaak van
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
beide wonende te Rosmalen,
eisers,
advocaat mr. R.F. Thunnissen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZWIJNDRECHT,
zetelend te Zwijndrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.M. Geerts.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] en Gemeente Zwijndrecht genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 februari 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] en [eiser 2] kochten in 2000 een toen nog te realiseren appartement aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2. In het toen ter plaatse geldende bestemmingsplan Westkeetshaven, dat is vastgesteld op 26 november 1998 en is goedgekeurd op 26 februari 1999 was het stuk van de Oude Maas tegenover de locatie van de woning aangewezen als “Zone aanlegplaatsen bunkerschepen en sleepdiensten”. Het bestemmingsplan voorzag niet in zodanige bouwmogelijkheden in die zone dat een bouwvergunning voor een bunkerschip ter plaatse mogelijk was.
2.3. Ter plaatse van die zone en tegenover de woning was voordat [eiser 1] en [eiser 2] de woning kochten een bunkerschip aanwezig.
2.4. Medio 2002 zijn [eiser 1] en [eiser 2] de woning gaan bewonen.
2.4. Op 25 november 2002 heeft de exploitant het bunkerschip vervangen door een nieuw en groter bunkerschip.
2.5. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de woning in mei 2007 verkocht voor
€ 402.500,-.
3. De vordering
3.1. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de Gemeente Zwijndrecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [eiser 1] en [eiser 2] € 57.000,- te betalen of een zodanig bedrag als de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal vermenen te behoren en dat [eiser 1] en [eiser 2] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.2. Daartoe stellen [eiser 1] en [eiser 2] – kort weergegeven – dat de Gemeente Zwijndrecht onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door na te laten handhavend op te treden tegen het in 2002 zonder bouwvergunning aanwezige bunkerschip. Zij stellen dat als de Gemeente Zwijndrecht eerder het bestemmingsplan zodanig zou hebben gewijzigd dat het bunkerschip alsnog kon worden gelegaliseerd, zij een planschadeclaim hadden kunnen indienen.
4. Het verweer
4.1. De Gemeente Zwijndrecht verzoekt [eiser 1] en [eiser 2] niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering, dan wel hen deze te ontzeggen met veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
4.2. De Gemeente Zwijndrecht stelt daartoe – kort weergegeven – dat het bestemmingsplan vermeldde dat ter plaatse ruimte was voor drie bunkerschepen. In het bestemmingsplan waren ten behoeve van deze bestemming geen bebouwingsmogelijkheden of -voorschriften opgenomen omdat bunkerschepen bij het opstellen van het bestemmingsplan niet werden beschouwd als bouwvergunningplichtige bouwwerken. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 oktober 2001 volgde dat dat een onjuist uitgangspunt was. Naar aanleiding van negatieve geluiden van burgers over het nieuwe – grotere – bunkerschip is onderzocht of er alternatieve locaties voorhanden waren. Nadat de gemeenteraad niet had ingestemd met de verplaatsing van het bunkerschip, heeft de zij in 2010 besloten het bestemmingsplan te wijzigen zodat het plan alsnog voorziet in de mogelijkheid om bouwvergunning te verlenen voor bunkerschepen.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben nagelaten tijdig een verzoek te doen om handhavend op te treden tegen het bunkerschip en het besluit daarop te laten toetsen door de bestuursrechter. Bovendien heeft de Gemeente Zwijndrecht niet in alle gevallen de plicht om handhavend op te treden en in dit geval heeft te gelden dat het destijds geldende bestemmingsplan vermeldde dat bunkerschepen expliciet zijn toegestaan.
5. De beoordeling
5.1. Blijkens de in het dossier aanwezige stukken en de toelichting van partijen daarop, is de Gemeente Zwijndrecht, nadat omwonenden zich hadden beklaagd over het nieuwe bunkerschip dat eind 2002 ter plaatse werd afgemeerd, op de hoogte geraakt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 oktober 2001, LJN: AE2659. In die uitspraak werd – kort weergegeven – geoordeeld dat een bunkerschip, dat bestemd is om permanent ter plaatse aanwezig te zijn, bouwvergunningplichtig is. Vast staat dat reeds lang ter plaatse een – kleiner – bunkerschip aanwezig was en dat al voordat [eiser 1] en [eiser 2] de woning – die nog moest worden gebouwd – kochten, het bestemmingsplan bedoelde te voorzien in de aanwezigheid van één of meer bunkerschepen.
In een geval als het onderhavige is de geconstateerde overtreding niet van zodanige aard en omvang dat van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zwijndrecht gehouden waren direct ambtshalve handhavend op te treden terwijl de Gemeente Zwijndrecht doende was te beoordelen of een alternatieve locatie voor het bunkerschip gevonden kon worden of dat het bestemmingsplan zodanig zou worden aangepast dat voor het bunkerschip alsnog bouwvergunning kon worden verleend. Anders dan [eiser 1] en [eiser 2] kennelijk beogen, is het daarom jegens hen niet onrechtmatig dat de Gemeente Zwijndrecht niet meteen handhavend heeft opgetreden, nadat zij ervan op de hoogte was dat voor het nieuwe bunkerschip een bouwvergunning nodig was, die gelet op de inhoud van het bestemmingsplan niet, althans niet zonder specifieke planologische beslissingen, kon worden verleend.
5.2. Wellicht zou dit anders kunnen zijn als [eiser 1] en [eiser 2] burgemeester en wethouders van Zwijndrecht formeel om bestuursrechtelijke handhaving zouden hebben verzocht en dit zou zijn geweigerd. Dan zou echter eerst in de bestuursrechtelijke procedure moeten komen vast te staan dat die feitelijke of fictieve weigering ten onrechte was.
Een dergelijk verzoek hebben [eiser 1] en [eiser 2] eerst op 17 juli 2009, geruime tijd nadat de woning was verkocht, ingediend. Dat verzoek is bij besluit van 29 september 2009 niet ontvankelijk verklaard op de grond dat [eiser 1] en [eiser 2] niet meer als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden gezien. Vast staat dat tegen dit besluit geen bezwaar of beroep is ingesteld, zodat de rechtbank thans van de rechtmatigheid van dit besluit moet uitgaan.
5.3. Voor zover [eiser 1] en [eiser 2] ter gelegenheid van de compartitie van partijen hebben beoogd te stellen dat het enkele feit dat de gemeenteraad niet eerder het bestemmingsplan heeft gewijzigd, jegens hen onrechtmatig is, geldt het volgende. Het bestemmingsplan dient te worden gezien als wet in materiële zin, zodat het verwijt van [eiser 1] en [eiser 2] erop neer komt dat de materiële wetgever – de gemeenteraad – wordt verweten een op zichzelf verbindende materiële wet niet eerder te hebben gewijzigd in een regeling die het mogelijk maakte voor het door hen als ongewenst beschouwde bunkerschip een bouwvergunning te verlenen. In dat geval meenden [eiser 1] en [eiser 2] een planschadeclaim te kunnen indienen. De enkele omstandigheid dat de gemeenteraad niet eerder het bestemmingsplan heeft gewijzigd kan niet tot de conclusie leiden dat jegens [eiser 1] en [eiser 2] onrechtmatig is gehandeld. Bijkomende bijzondere feiten en omstandigheden die maken dat een dergelijk oordeel wel zou kunnen worden gegeven, zijn niet gesteld.
5.2. [eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Zwijndrecht worden begroot op:
- griffierecht 1.165,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.953,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zwijndrecht tot op heden begroot op EUR 2953,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2011.?