ECLI:NL:RBDOR:2011:BR3402

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
4 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93441 - KG ZA 11-124
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een Maserati en schadevergoeding in kort geding

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Brandwijk, van gedaagde, de besloten vennootschap [x] AUTOBEDRIJVEN B.V. te Utrecht, afgifte van een Maserati GT, bouwjaar 2008, die hij op 14 mei 2011 had bezichtigd en waarvan hij met gedaagde overeenstemming had bereikt over de koopprijs van € 92.000,- met drie maanden garantie. Eiser vorderde primair dat gedaagde de Maserati binnen een week na betekening van het vonnis zou afgeven, subsidiair een schadevergoeding van € 10.000,-. De procedure omvatte een dagvaarding van 30 juni 2011 en een mondelinge behandeling op 20 juli 2011. Tijdens de zitting werd door gedaagde een e-mailwisseling overgelegd waaruit bleek dat de Maserati zich niet in de macht van gedaagde bevond, wat de primaire vordering niet toewijsbaar maakte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de producties van eiser onvoldoende waren om aan te nemen dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De subsidiaire vordering werd eveneens afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde tot op heden waren begroot op € 1.384,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E.D. Rentema op 4 augustus 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 93441 / KG ZA 11-124
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2011
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Brandwijk,
eiser,
advocaat mr. T.V. Haster,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[x] AUTOBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. Ch.M. de Ruiter Kardol.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 30 juni 2011, met producties,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 20 juli 2011,
- de pleitnota van [gedaagde],
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 14 mei 2011 heeft [eiser] een bij [gedaagde] op de parkeerplaats geplaatste Maserati GT, bouwjaar mei 2008, kilometerstand ca. 47.209 km, kenteken [nummer] (verder: de Maserati) bezichtigd en daarin een proefrit gemaakt. Dezelfde dag heeft hij met een verkoper van [gedaagde] onderhandeld over (voorwaarden voor) de koop van de Maserati door [eiser]. Tussen hen is overeenstemming bereikt over een koopprijs van € 92.000,- met drie maanden garantie.
2.2. Ondanks aanmaningen daartoe heeft [gedaagde] de Maserati niet aan [eiser] geleverd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na vermeerdering van eis samengevat -:
primair: [gedaagde] te bevelen binnen één week na betekening van dit vonnis de Maserati met drie maanden garantie in perfecte staat aan [eiser] af te geven tegen betaling van € 92.000,-, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair: [gedaagde] te bevelen aan [eiser] een bedrag van € 10.000,- te betalen ten titel van voorschot op de schadevergoeding, of een zodanig ander bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal menen te behoren.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door [gedaagde] is ter zitting overgelegd een e-mailwisseling tussen een medewerker van [gedaagde] en de leasemaatschappij Santander van 7 juli 2011 met het door laatstgenoemde bijgevoegde veilingbericht met betrekking tot de Maserati met veilingdatum 29 juni 2011. Voorts blijkt uit productie 16 van [eiser] dat de Maserati thans door een handelaar te Zwaag wordt aangeboden. Op grond van deze producties is voldoende aannemelijk dat de Maserati zich niet in de macht van [gedaagde] bevindt. De primaire vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.2. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3. De producties van [eiser] zijn ontoereikend om tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] te kunnen aannemen dat tussen partijen een (onvoorwaardelijke) koopovereenkomst tot stand is gekomen. Een en ander vergt een nader onderzoek, zoals een verhoor van getuigen, waarvoor het kort geding zich niet leent. Dit alsmede de omstandigheid dat enig spoedeisend belang bij de gevorderde schadevergoeding gesteld noch gebleken is, brengt mee dat de subsidiaire vordering evenmin toewijsbaar is.
4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht EUR 568,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.384,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de primaire en subsidiaire vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.384,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2011.?