ECLI:NL:RBDOR:2011:BR2602

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-870178-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 21 juli 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich op grote schaal heeft beziggehouden met hennepteelt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een voorwaardelijke geldboete van € 10.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 februari 2010 tot en met 28 februari 2010, samen met anderen, ongeveer 508 hennepplanten heeft gestolen uit een pand aan de Vest in Dordrecht. Daarnaast heeft de verdachte in verschillende periodes hennep geteeld in meerdere panden in Rotterdam en Dordrecht, waarbij hij ook elektriciteit heeft gestolen door deze buiten de meter om af te nemen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerijen en de diefstal van elektriciteit als wettig en overtuigend bewezen beschouwd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij hand- en spandiensten heeft verleend, maar de rechtbank oordeelde dat zijn rol verder ging dan dat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen van de hennepteelt en de illegale elektriciteitsafname, die niet alleen schade toebrengt aan de maatschappij, maar ook brandgevaar met zich meebrengt. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd in verband met de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/870178-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
[geboortedatum- en plaats],
[adres]
hierna: verdachte.
Raadsman mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 juli 2011, waarbij de officier van justitie mr. W.B.J. ten Have, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 27 februari 2010 tot en met 28 februari 2010 te Dordrecht uit een pand gelegen aan de Vest, samen met een of meer anderen, ongeveer 508 hennepplanten heeft gestolen, waarbij het gestolene onder het bereik is gebracht door middel van braak en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Feit 2: in de periode van 15 oktober 2009 tot en met 15 april 2010 te Rotterdam, in een pand aan de Jan Kobellstraat, samen met een of meer anderen hennep heeft gekweekt;
Feit 3: in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te Rotterdam, in een pand aan de Grote Werfstraat, samen met een of meer anderen hennep heeft gekweekt;
Feit 5 en 6: in de periode van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, in een pand aan de Oudelandstraat, samen met een of meer anderen, hennep heeft gekweekt, danwel dat hij (subsidiair) daaraan medeplichtig was én elektriciteit heeft gestolen door dit buiten de elektriciteitsmeter om te betrekken;
Feit 7 en feit 8: in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, in een pand aan de Prinses Marijkestraat, samen met een of meer anderen hennep heeft gekweekt én elektriciteit heeft gestolen door dit buiten de elektriciteitsmeter om te betrekken;
Feit 9 en feit 10: in de periode van 27 november 2009 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, in een pand aan de Jacob Marisstraat, samen met een of meer anderen hennep heeft gekweekt én elektriciteit heeft gestolen door dit buiten de elektriciteitsmeter om te betrekken;
Feit 11 en 12: in de periode van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, in een pand aan de Van Almondestraat, samen met een of meer anderen hennep heeft gekweekt én elektriciteit heeft gestolen door dit buiten de elektriciteitsmeter om te betrekken;
Feit 13: in de periode van 15 februari 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, in een pand aan de Nessestraat, samen met een of meer anderen elektriciteit heeft gestolen door dit buiten de elektriciteitsmeter om te betrekken;
Feit 14: op 26 april 2010 in Dordrecht een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 15: op 26 april 2010 in Dordrecht een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconstateerd dat er geen feit 4 op de dagvaarding voorkomt en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hierna vermelde ten laste gelegde feiten in de hierna vermelde periodes en/of op de hierna vermelde tijdstippen heeft begaan:
Feit 1, medeplegen van diefstal in de periode 27 tot en met 28 februari 2010
(Vest-Dordrecht);
Feit 2, medeplegen van telen van 15 oktober 2009 tot en met 15 april 2010
(Jan Kobellstraat - Rotterdam);
Feit 3, medeplegen van telen van 1 oktober 2009 tot en met 4 april 2010
(Grote Werfstraat - Rotterdam);
Feit 5, medeplegen van telen van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010
(Dordrecht - Oudelandstraat);
Feit 6, medeplegen van diefstal met verbreking 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 (Dordrecht - Oudelandstraat);
Feit 9, medeplegen van telen van 5 februari 2010 tot en met 26 april 2010
(Dordrecht - Jacob Marisstraat);
Feit 10, medeplegen van diefstal met verbreking van 5 februari 2010 tot en met 26 april 2010 (Dordrecht - Jacob Marisstraat);
Feit 11, medeplegen van telen van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010
(Dordrecht - Van Almondestraat);
Feit 12, medeplegen van diefstal met verbreking van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 (Dordrecht - Van Almondestraat);
Feit 13, diefstal met verbreking van 15 februari 2010 tot en met 26 april 2010
(Dordrecht - Nessestraat);
Feit 14, voorhanden hebben gaspistool van categorie III met patronen;
Feit 15, voorhanden hebben alarmpistool van categorie III met patronen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij feit 7 en feit 8. Hij heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van deze feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 5, feit 6, feit 11, feit 14 en feit 15.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging hiertoe het volgende aangevoerd:
Feit 1, verdachte ontkent dat hij de meldkamer heeft gebeld. Uit de stukken blijkt niet op grond waarvan de tolk voldoende is gekwalificeerd tot het doen van stemherkenning. Het getapte telefoongesprek over vuilniszakken is zo algemeen van inhoud dat dit niet tot het bewijs kan bijdragen.
Feit 2 en feit 3, verdachte erkent de door hem geleverde hand- en spandiensten. Dit is echter geen medeplegen, zoals is tenlastegelegd.
Feit 7 en feit 8, de betrokkenheid van verdachte gaat niet verder dan dat hij de bewoner van het bewuste pand naar het ziekenhuis heeft gebracht.
Feit 9 en 10, verdachte heeft geen enkele bemoeienis gehad. De inhoud van de sms-berichten is heel algemeen.
Feit 12, uit de getuigenverklaring van [getuige 1] ter zitting blijkt dat deze zijn eerdere verklaring ten aanzien van het omleggen van de elektriciteit door verdachte heeft gewijzigd. Verdachte had geen kennis van het feit dat de elektriciteit was omgelegd.
Feit 13, verdachte heeft 2e handsspullen gekocht waaruit kan worden verklaard dat de koolstoffilters vervuild waren. Verdachte heeft nooit hennep in zijn woning geteeld. Verdachte heeft wel iets aan de elektriciteit aangepast maar alle daaruit voortkomende schade is aan Stedin betaald.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De vrijspraak
Ten aanzien van feit 7 en 8
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt voor betrokkenheid van verdachte bij feit 7 en feit 8 zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van deze feiten.
Ten aanzien van feit 10
De politie heeft op 26 april 2010 een portiekwoning, gelegen op de 2e en 3e etage van een woonblok van 2 woonlagen, aan de Jacob Marisstraat [nummer] in Dordrecht doorzocht. Op de 2e verdieping was een kleine overloop met daaraan twee kamers. Beide kamers waren ingericht als kweekruimte voor hennep. Bij het controleren van de elektriciteitsvoorziening heeft een medewerker van [benadeelde partij 1] geconstateerd dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast was verbroken en verwijderd. Door de desbetreffende medewerker werd voorts waargenomen dat in de hoofdaansluitkast op de plaats waar door [rechtspersoon 1] één hoofdzekering van 35 Ampère was geïnstalleerd er nu twee hoofdzekeringen van 35 Ampère waren bijgeplaatst en de aanwezige hoofdzekering was verzwaard naar 50 Ampère. Verder constateerde de desbetreffende medewerker dat aan bovenzijde van de hoofdzekeringen een vier-aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten vóór de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Naar aanleiding van vorenstaande waarnemingen en overige omstandigheden waarin de kwekerij werd aangetroffen heeft [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit in de periode van 2 december 2009 tot en met 26 april 2010 (06/AH/12).
De rechtbank overweegt dat op grond van voornoemde aangifte weliswaar vaststaat dat met de elektriciteitsmeter is geknoeid, doch dat het dossier - naast die aangifte - geen andere stukken bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het verbreken van de verzegeling van die elektriciteitsmeter, danwel zijn wetenschap omtrent die verbreking, kan blijken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit 10 heeft begaan en zal de rechtbank hem dan ook van dat feit vrijspreken.
4.3.2 Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1
Op 28 februari 2010 om 03.33 uur komt bij de regionale meldkamer een telefonische melding van een man met Turks accent binnen over de aanwezigheid van een hennepkwekerij aan de Vest [nummer] in Dordrecht. De stem van verdachte wordt door de tolk herkend.
De avond ervoor, op 27 februari 2010, spreekt verdachte telefonisch met medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij gaat kijken of het kan. Verdachte wil zelf niet mee. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij betrokken is bij de diefstal van hennepplanten uit een woning aan de Vest in Dordrecht. Genoemde getuige heeft verklaard dat hij die nacht is gebeld met het verzoek naar de pompencentrale te komen. Dit gesprek tussen genoemde getuige en [medeverdachte 1] vond plaats op 28 februari 2010 om 00.34 uur. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij naar de woning is gegaan en dat hij met [medeverdachte 1] op de uitkijk heeft gestaan. Genoemde getuige verklaart ook dat hij vervolgens in de woning de hennepplanten in vuilniszakken heeft gedaan.
Om 28 februari 2010 om 01.30 uur belt verdachte met [medeverdachte 1] om te vragen hoe het ermee staat. [medeverdachte 1] zegt dat ze bezig zijn en dat verdachte naar de visbrug, Lafenezia moet komen. Verdachte ziet [medeverdachte 1] dan daar. Verdachte zegt dat hij er over vijf à tien minuten is.
Zeven minuten later belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt of hij vuilniszakken heeft en zegt dat het dringend...dringend is. Verdachte belt één minuut later terug naar [medeverdachte 1] en zegt dat hij het heeft en dat hij er met twee minuten is. Vervolgens belt verdachte weer om 01.44 uur met [medeverdachte 1] en vraagt of zij om vuilniszakken hadden gevraagd. Verdachte zegt dat hij het gebracht heeft.
Uit bovenstaande blijkt dat verdachte wetenschap had van de (voorgenomen) diefstal van de hennepplanten uit de woning aan de Vest in Dordrecht, dat hij zich liet informeren over de voortgang en desgevraagd ondersteuning bood middels het brengen van vuilniszakken. Verder heeft verdachte getracht dat de diefstal aan de bewoner van het pand niet bekend zou worden door de politie te tippen over de aanwezigheid van de hennepkwekerij. De rechtbank acht het op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen aannemelijk dat de diefstal van ongeveer 508 hennepplanten uit een pand aan de Vest te Dordrecht, op 27 en/of 28 februari 2011 door meerdere personen is gepleegd én dat er tussen de daders - gelet op de inhoud van het mobiele telefoonverkeer - sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht derhalve het medeplegen in vereniging van de diefstal van ongeveer 508 hennepplanten wettig en overtuigend bewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbraak braak, verbreking en/of inklimming en/of gebruik van een valse sleutel niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Hiermee acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging inzake het ontbreken van de kwalificaties van de tolk, nu de deskundigheid van de tolk terzake van stemherkenning onvoldoende is betwist. Bovendien is de verklaring van verdachte dat hij niet met de meldkamer heeft gebeld niet aannemelijk gelet op het door verdachte met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] op 28-02-2010 om 14.42 uur gevoerde telefoongesprek (01/AH/01).
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft verklaard dat hij hand- en spandiensten heeft verleend aan hen die zich bezighielden met de hennepkwekerij aan de Jan Kobellstraat [nummer] te Rotterdam, maar dat hij niet betrokken was bij de hennepkwekerij zelf.
De politie heeft op 15 april 2010 een genoemde woning aan de Jan Kobellstraat [nummer] te Rotterdam, doorzocht. Op de 2e etage troffen zij in twee ruimten in werking zijnde hennepkwekerijen.
Getuige [getuige 3], de bewoonster van genoemde woning, verklaart dat dit de derde oogst was, dat zij verdachte zes of zeven keer heeft gezien en dat verdachte de hennep kwam water geven.
Getuige [getuige 3] heeft ook verklaard dat toen de schilders in de buurt van haar woning aan het werk waren, verdachte twee keer is gekomen om de stekkers eruit te halen en de ramen te sluiten, zodat de schilders niets zouden zien of ruiken. Volgens haar had verdachte omdat zijn broer in het ziekenhuis lag ook diens sleutel van de woning.
Op 25 maart 2010 ziet het observatieteam van de politie dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] genoemde woning met een sleutel binnengaat. Korte tijd later wordt gezien dat zij beiden op de eerste verdieping van deze woning lopen.
Op 25 maart 2010 om 18.37 uur belt verdachte [medeverdachte 2] met de vraag of hij over een klein uurtje wat te doen heeft. Verdachte vraagt of ze dan samen naar Rotterdam kunnen
gaan. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is en dat verdachte maar moet bellen.
Op 29 maart 2010 om 19.43 uur belt verdachte met [medeverdachte 3] met het verzoek of [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] langs Rotterdam kan komen. Verdachte zegt dat ze van hem de sleutel moeten krijgen. Volgens de verbalisant is [medeverdachte 2] de bijnaam van [medeverdachte 2]. Om 20.05 uur belt [medeverdachte 2] naar verdachte met de vraag of ze de sleutel kunnen ophalen.
De rechtbank stelt vast dat anders dan volgens de verklaring van verdachte uit de getuigenverklaring van [getuige 3] blijkt dat verdachte de hennepplanten water gaf. Ook blijkt uit deze getuigenverklaring dat verdachte in tijden van onraad, zoals bij het schilderen van de buitenkant van de woning, werd gebeld. Uit de diverse tapgesprekken blijkt dat verdachte beschikte over een sleutel van het pand en dat de knippers van de hennep de sleutel bij verdachte ophaalde. Uit vorenstaande blijkt naast het verzorgen van de hennepplanten door verdachte, hetgeen reeds kan worden gekwalificeerd als medeplegen, ook van een leidinggevende en sturende bemoeienis door verdachte sprake is, wat eveneens medeplegen betreffende het telen van hennep is. Hiermee acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van feit 3:
Op 26 april 2010 vindt een doorzoeking plaats in een woning aan de Grote Werfstraat [nummer] te Rotterdam. In de kelderruimte wordt een ruimte ingericht als hennepkwekerij aangetroffen. In de ruimte hingen assimilatielampen aan het plafond, bevond zich een afzuiginstallatie met koolstoffilters, een aantal ventilatoren en diverse voorschakel-apparaten. Verder bevonden zich 122 potten, gevuld met gebruikte turf in drie op de vloer aangebrachte kweekruimten. In de potten zaten stelen die slechts één tot twee centimeter boven de grond uitstaken.
Getuige [getuige 4] verklaart dat in de kelder van de benedenwoning van [medeverdachte 4] zich een hennepkwekerij bevond. Het waren ongeveer 270 of 280 planten. Genoemde getuige heeft daar een oogst geknipt, gedurende drie of vier dagen. Verdachte of medeverdachte [medeverdachte 5] haalde hem dan op en bracht hem erheen. Zelf heeft genoemde getuige één keer met verdachte eten gebracht aan de genoemd adres toen er geknipt werd. Deze getuige verklaart dat er begin april is geoogst en dat verdachte de oogst heeft meegenomen. Getuige verklaart ook dat verdachte de coördinatie had omdat [medeverdachte 5] in het ziekenhuis lag. Verdachte regelde het eten en drinken voor de werkers/knippers op de Grote Werfstraat, volgens deze getuige.
Ook getuige [getuige 5] verklaart dat hij in de woning van [medeverdachte 4] zo'n drie a vier keer hennep heeft geknipt. Getuige [getuige 5] heeft ook verklaard dat verdachte de laatste keer de geknipte hennep heeft meegenomen.
Op 2 april 2010 om 11.47 uur belt [medeverdachte 5] met verdachte met de vraag of alles goed gaat. Verdachte zegt dat ze bezig zijn. Ze bespreken of ze [medeverdachte 6], [medeverdachte 2] en [getuige 5] moeten regelen. Om 15.32 uur die dag belt verdachte met [getuige 4]. Verdachte bevestigt dat hij aan het werk is en vraagt of [getuige 4] naar Rotterdam kan komen om [medeverdachte 2] te brengen. [medeverdachte 2] moet ook werken. Om 18.49 uur die dag zegt verdachte in een telefoongesprek met [medeverdachte 5] dat hij "het gras" heeft weggebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met betrekking tot de kwekerij aan de Grote Werfstraat [nummer] te Rotterdam niet alleen het vervoer van de knippers en het eten voor de knippers regelde, maar ook het beheer had over de sleutel van de woning. Deze coördinerende rol van verdachte zeker in combinatie met het feit dat verdachte de laatste opbrengst van deze hennepkwekerij heeft meegenomen, wordt aangemerkt als medeplegen van het telen van hennep. Hiermee acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging constateert de rechtbank dat er geen feit 4 op de dagvaarding voorkomt.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 juli 2011;
- het proces-verbaal bevindingen van doorzoeking van de woning Oudelandstraat [nummer] te Dordrecht op 26 april 2010.
Ten aanzien van feit 6
Op 26 april 2010 heeft de politie de woning aan de Oudelandstraat [nummer] te Dordrecht doorzocht en heeft daarbij drie hennepkwekerijen aangetroffen. Voorts werd door een fraudespecialist van [benadeelde partij 1] geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van deze kwekerijen illegaal werd afgenomen. In de hoofdaansluitkast in de woning op de plaats waar door [rechtspersoon 1] één hoofdzekering van 35 Ampère was geïnstalleerd, waren twee hoofdzekeringen van 35 Ampère bijgeplaatst. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was een vier-aderige elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. [benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal van elektriciteit vanaf het adres Oudelandstraat [nummer] te Dordrecht, in de periode gelegen tussen 1 april 2010 en 26 april 2010, 10:13 uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij nadat zijn broer en medeverdachte [medeverdachte 5] zijn been had gebroken, het opzetten van de hennepkwekerij heeft afgemaakt.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte in de woning aan de Oudelandstraat [nummer] te Dordrecht bezig was met slangen en elektriciteit. Vervolgens verklaart verdachte: "We zijn er in totaal vier uur mee bezig geweest." Getuige [getuige 4] heeft later bij de rechter-commissaris verklaard dat dit deel van zijn verklaring niet klopt. Getuige verklaart bij de rechter-commissaris verder dat hij wel wist dat [verdachte] elektricien was, dat hij ook buisjes en leidingen heeft gezien, maar dat hij daarvan niet wist dat ze met elektriciteit te maken hadden.
Wat hiervan ook zij, de rechtbank stelt vast dat er illegaal elektriciteit is afgetapt, dat verdachte in ieder geval gezien moet hebben dat er met de elektriciteitsmeter was geknoeid en dat verdachte vervolgens een en ander niet heeft gecontroleerd en zijn bemoeienis met deze hennepkwekerij niet heeft gestaakt. Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er in de woning aan de Oudelandstraat [nummer] te Dordrecht illegaal stroom werd afgetapt en aldus elektriciteit werd gestolen. De rechtbank acht derhalve feit 6 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van feit 9:
Op 26 april 2010 heeft de politie in de woning aan de Jacob Marisstraat [nummer] te Dordrecht een hennepkwekerij aangetroffen. Van de aangetroffen hennepstekken (5 - 10 cm groot) zijn er 281 in beslag genomen. De bewoner van de woning, [medeverdachte 7], heeft verklaard dat de kwekerij sinds de jaarwisseling in zijn woning in bedrijf was.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij maximaal drie keer in de woning aan de Jacob Marisstraat [nummer] te Dordrecht is geweest: een keer om eten te brengen, een keer om voedingsspullen te brengen en een keer kwam verdachte mee met [medeverdachte 2], die aldaar aan het knippen was. Dat was 16 april 2010.
Op 16 april 2010 om 14.19 uur belt medeverdachte [medeverdachte 5]] met medeverdachte [medeverdachte 2]. In dit gesprek zegt [medeverdachte 5] onder meer: dat [medeverdachte 2] zijn werk bij [medeverdachte 7] moet afmaken. [medeverdachte 2] zegt dat zij dat gaan doen. [medeverdachte 5] zegt vervolgens dat [persoon 1] en [medeverdachte 2] die jongen gaan halen en dat [medeverdachte 3] het heeft beloofd. Desnoods moet hij tot de volgende ochtend doorwerken maar hij zal het afmaken.
Met [medeverdachte 7] wordt bedoeld de huiseigenaar van Jacob Marisstraat [nummer] te Dordrecht.
De rechtbank acht voor het bewijs tevens van belang de volgende observaties en tapgesprekken, in samenhang bezien:
- de observatie op 16 april 2010 te 16:26 uur waarbij wordt waargenomen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het pand aan de Jacob Marisstraat [nummer] verlaten;
- de observatie op 16 april 2010 te 16:38 uur waarbij wordt waargenomen dat verdachte het pand aan de Jacob Marisstraat [nummer] verlaat;
- het tapgesprek op 16 april 2010 te 17:46 uur waarbij [medeverdachte 2] [medeverdachte 5] belt en hem zegt dat hij en [medeverdachte 3] nu daar vandaan gaan en [medeverdachte 5] zich geen zorgen hoeft te maken omdat alles naar wens gaat;
- een sms van [medeverdachte 5] aan verdachte (16 april 2010, 20:47 uur) waarin hij vraagt: "Broer, wat is er uit [medeverdachte 7] gekomen?";
- een sms van verdachte aan [medeverdachte 5] (16 april 2010, 20:49 uur) met de mededeling: "Van 7.375 K, plus 210 is daar van gescheiden/apart. Van dat andere 1.1150, daar 150 van apart/gescheiden";
- een sms van [medeverdachte 5] aan verdachte (16 april 2010, 20:52 uur) luidende: "wat je gescheiden/apart hebt, moet je wel mijn aandeel van nemen he broer";
- een sms van verdachte aan [medeverdachte 5] (16 april 2010, 20:53 uur) waarin hij laat weten: "komt goed. Alles wat er genomen zal door 3 ge/verdeeld worden. Dat is de overeenkomst wat wij samen aangegaan zijn".
De rechtbank acht het op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen aannemelijk dat er in de aangetroffen hennepkwekerij aan de Jacob Marisstraat [nummer] te Dordrecht, op 16 april 2010 door meerdere personen is geoogst én dat er tussen verdachte en de anderen, waaronder de knippers - gelet op de inhoud van het mobiele telefoonverkeer - sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Anders dan verdachte heeft verklaard ging zijn bemoeienis verder dan eenmaal eten en eenmaal voedingsspullen bezorgen, nu verdachte in ieder geval ook meebesliste over en meedeelde in de oogst. De rechtbank acht derhalve het medeplegen van het bewerken van de 281 planten in de aangetroffen hennepkwekerij op 16 april 2010 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte bij gebrek aan wettig bewijs vrij van de overige ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van feit 11:
De rechtbank acht feit 11 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 juli 2011;
- het proces-verbaal bevindingen van doorzoeking van de woning Van Almondestraat [nummer] te Dordrecht;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1].
Ten aanzien van Feit 12:
Op 26 april 2010 werd door een fraudespecialist van [benadeelde partij 1] in de woning aan de Van Almondestraat [nummer] te Dordrecht - zakelijk weergegeven- het volgende geconstateerd: "Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde partij 1] en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was.
Voorts zag ik dat er in de hoofdaansluitkast op de plaats waar door [rechtspersoon 1] één hoofdzekering van 35 Ampère was geïnstalleerd er nu twee hoofdzekeringen van 35 Ampère waren bijgeplaatst. Door deze hoofdzekeringen bij te plaatsen kan er een grotere hoeveelheid elektrisch vermogen afgenomen worden. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een vier-aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten.
Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van [benadeelde partij 1] niet door personeel van [rechtspersoon 1] geïnstalleerd.
Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien."
Namens [benadeelde partij 1] is er aangifte gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [getuige 1] in de periode 27 januari 2010 - 26 april 2010 een hennepkwekerij in de periode heeft gehad in de woning van [getuige 1] aan de Van Almondestraat [nummer] te Dordrecht.
Bij de politie heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte hem had geholpen met de stroom enzo omdat hij dat allemaal niet kon en verdachte elektricien was. Later in dit verhoor verklaart genoemde getuige op de vraag wie de elektrische installatie heeft aangelegd: "[verdachte]. Dat kan ik niet bijvoorbeeld. Hij is elektromonteur."
Ter terechtzitting op 7 juli 2011 heeft genoemde getuige verklaard dat zijn verklaring bij de politie met betrekking tot het aanleggen van de elektrische installatie door verdachte onjuist is.
Wat hiervan ook zij, de rechtbank stelt vast dat er illegaal elektriciteit is afgetapt en dat het niet aannemelijk is dat verdachte, nu het deels zijn eigen hennepkwekerij betrof, niet geweten heeft dat er met de elektriciteitsmeter was geknoeid. Verdachte heeft aldus in vereniging door middel van verbreking elektriciteit gestolen. De rechtbank acht derhalve feit 12 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van feit 13:
Op 26 april 2010 werd door een fraudespecialist van [benadeelde partij 1] in de woning van verdachte aan de Nessestraat [nummer] te Dordrecht - zakelijk weergegeven- het volgende geconstateerd: "Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde partij 1] en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was.
Voorts zag ik dat er in de hoofdaansluitkast op de plaats waar door [rechtspersoon 1] één hoofdzekering van 35 Ampère was geïnstalleerd er nu twee hoofdzekeringen van 35 Ampère waren bijgeplaatst.
Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een vier-aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van [benadeelde partij 1] niet door personeel van [rechtspersoon 1] geïnstalleerd.
Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige ontmantelde hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien." Er is door [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit.
Door genoemde medewerker van [benadeelde partij 1] is ook -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard: "Het witte filtermateriaal van het aanwezige koolstoffilter was door het gebruik in de hennepkwekerij dermate vervuild op een wijze dat het filter minimaal een hennepoogst in werking moet zijn geweest. Op de vloer in de hennepkwekerij zag ik droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten liggen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst. Ook zag ik een grote hoeveelheid vuilniszakken staan, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. Gelet op bovenstaande bevindingen moet deze hennepkwekerij al een geruime periode in het pand aanwezig zijn. Daarom wordt door [benadeelde partij 1] een periode van inwerking zijnde hennepkwekerij aangehouden van 70 dagen, te weten de periode vanaf 15 februari 2010 tot en met 26 april 2010. In dit geval is het één volledige hennepoogst van 70 dagen."
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel wat heeft veranderd aan de elektriciteitsmeter maar dat hij thuis nooit een hennepkwekerij heeft gehad. Over de constatering dat de koolstoffilters zo vervuild zijn dat het filter minimaal een hennepoogst in werking moet zijn geweest, verklaart verdachte dat hij tweedehands materiaal had aangeschaft. Dat geldt ook volgens verdachte voor de in zijn woning aangetroffen grond met restkluiten met afgeknipte steel en wortels van hennepplanten.
De echtgenote van verdachte, [naam echtgenote], heeft bij de politie verklaard dat verdachte in de meterkast (van hun woning) bezig is geweest met een grote kabel. Voor haar gevoel is dat eind 2009 geweest.
Door de medewerker van [benadeelde partij 1] is ook verklaard dat het filtermateriaal van de koolstoffilter door het gebruik ter plaatse erg vervuild was. Dit zou onder andere blijken uit het feit dat op de contact plaatsen tussen de kettingen en koolstoffilter geen vervuiling is aangetroffen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte gelet op de verklaring van verdachtes echtgenote dat verdachte ongeveer eind 2009 wijzigingen heeft aangebracht aan de elektriciteitsmeter, welk tijdstip niet heel veel afwijkt van de inschatting van [benadeelde partij 1] te weten 15 februari 2010, niet aannemelijk. Daarbij komt de constatering van [benadeelde partij 1] dat de vervuiling van de koolstoffilters ter plaatse is ontstaan en de aanwezigheid in de woning van verdachte van restkluiten met afgeknipte steel en wortels van hennepplanten.
Het verweer van verdachte dat de door hem veroorzaakte schade inmiddels aan [benadeelde partij 1] is vergoed, kan reeds niet slagen nu hiermee de diefstal zelf niet ongedaan kan worden gemaakt.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 februari - 26 april 2010 door middel van verbreking elektriciteit heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 14:
De rechtbank acht feit 14 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 juli 2011;
- het proces-verbaal bevindingen van doorzoeking van de woning Van Nessestraat [nummer] te Dordrecht.
Ten aanzien van feit 15:
De rechtbank acht feit 15 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 juli 2011;
- het proces-verbaal bevindingen van doorzoeking van de woning Van Nessestraat [nummer] te Dordrecht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 27 februari 2010 tot en met 28 februari 2010 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening uit een pand gelegen aan de Vest [nummer] heeft weggenomen ongeveer 508 hennepplanten,
toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders;
(zaak 1)
2.
in de periode van 15 oktober 2009 tot en met 15 april 2010 te Rotterdam, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand gelegen aan de Jan Kobellstraat [nummer] telkens ongeveer 250 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet behorende
lijst II;
(zaak 2)
3.
in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 4 april 2010 te Rotterdam, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld
en bewerkt en verwerkt, in een pand gelegen aan de Grote Werfstraat [nummer] telkens
ongeveer 122 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet behorende
lijst II;
(zaak 3)
5.
in de periode van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld
en bewerkt en verwerkt, in een pand gelegen aan de Oudelandstraat [nummer]
ongeveer 290 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
(zaak 4)
6.
in de periode van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de Oudelandstraat [nummer] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van
verbreking;
(zaak 4)
9.
op of omstreeks 16 april 2010 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
anderen opzettelijk heeft bewerkt in een pand gelegen aan de Jacob Marisstraat [nummer]
ongeveer 281 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
(zaak 6)
11.
in de periode van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht meermalen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand gelegen aan de Van Almondestraat [nummer] ongeveer 286 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(zaak 7)
12.
in de periode van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de Van Almondestraat [nummer] heeft weggenomen telkens een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte
het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
verbreking;
(zaak 7)
13.
in de periode van 15 februari 2010 tot en met 26 april 2010 te Dordrecht, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de Nessestraat [nummer] heeft weggenomen telkens een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
(zaak 8)
14.
hij op 26 april 2010 te Dordrecht,
een vuurwapen van categorie III onder 1° in de vorm van een pistool, te weten:
een gaspistool (merk Voltran, model 92 Firat) en bijbehorende munitie (van
categorie III), te weten 8 patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 9)
15.
hij op 26 april 2010 te Dordrecht, een wapen van categorie III
onder 4°, te weten: een alarmpistool (merk Kimar, model 92 auto) en
bijbehorende munitie (van categorie III), te weten 26 (knal)patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 9)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit/de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
2. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD
3. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD
5. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD
6. DIEFSTAL DOOR TWEE VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING
9. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD
11. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD
12. DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING, MEERMALEN GEPLEEGD
13. DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING
14. HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, WET WAPENS EN MUNITIE
15. HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, WET WAPENS EN MUNITIE
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke geldboete van € 25.000,- met een proeftijd van twee jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat bij de strafoplegging - gelet op de omstandigheid dat het gebruik van softdrugs door alle gelederen van de maatschappij een min of meer normaal verschijnsel is - de strafwaardigheid van het handelen van verdachte genuanceerd dient te worden. Verdachte heeft zich niet gerealiseerd dat de betrokkenheid bij hennepkwekerijen door politie en het Openbaar Ministerie zo zwaar zou worden aangepakt. Verdachte is erg onder de indruk van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is vastbesloten zich in de toekomst niet meer in te laten met strafbare feiten. Verdachte heeft op drie notaties inzake het verkeer na, geen enkel strafrechtelijk verleden. Hij werkt inmiddels weer als elektricien via een uitzendbureau en tracht zo snel mogelijk weer een vast dienstverband te krijgen. Ook is de echtgenote van verdachte hoogzwanger. Het kind wordt binnen een paar weken verwacht. De verdediging wijst op de uitgebrachte reclasseringsrapportage waaruit blijkt dat verdachte een sociale man is, die toekomstgericht bezig is en alles in zijn leven goed geregeld leek te hebben. Verdachte is bereid een werkstraf uit te voeren. De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf of anders een combinatie van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De verdediging heeft ook verzocht de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In april 2010 zijn in verschillende panden in Rotterdam en Dordrecht hennepkwekerijen ontdekt en ontmanteld. Deze hennepkwekerijen werden vanaf oktober 2009 door een aantal mannen in wisselende samenstelling opgebouwd en onderhouden. Verdachte was één van die mannen en hij heeft zich derhalve op grote schaal bezig gehouden met het illegaal kweken van hennep. Verdachte heeft zich eveneens in een aantal gevallen schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit, door de elektriciteit voor de hennepkwekerij te betrekken uit een kabel die vóór de elektriciteitsmeter was geplaatst. Ook is verdachte betrokken bij de diefstal van een grote hoeveelheid hennepplanten.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als waarvan hier sprake is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een kwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Dit is in dit geval des te kwalijker nu de aangetroffen kwekerijen allen in woningen waren opgezet.
Ook zijn bij verdachte in zijn woning twee wapens met munitie aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting enigszins verklaard over zijn aandeel in de hennepkwekerijen. Verdachte heeft verklaard zeer verbaasd was over de reactie van politie en justitie op zijn handelen. De rechtbank kan daarvan uitgaande niet anders concluderen dan dat verdachte zich van te voren op geen enkele wijze rekenschap heeft gegeven van de mogelijke maatschappelijke gevolgen en risico's van het telen van hennep en zich kennelijk alleen heeft laten leiden door financiële motieven.
Wat betreft de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bij het in vereniging kweken van hennep in een omvang van tussen de 100 en 500 planten in de regel niet kan worden volstaan met een lagere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. In het georganiseerde verband waarin een en ander heeft plaatsgehad ziet de rechtbank aanleiding voornoemd uitgangspunt te verhogen met twee weken per hennepkwekerij. Op gelijke wijze aansluiting zoekend is de rechtbank van oordeel dat bij een voltooide diefstal van elektriciteit in de regel niet kan worden volstaan met een lagere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Ook is verdachte schuldig aan een diefstal in vereniging van een grote partij hennepplanten, waarbij niet kan worden volstaan met een lagere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 4 oktober 2010. Hieruit komt naar voren dat verdachte overkomt als een sociale man, die toekomst gericht bezig was met zijn leven en
alles erom heen goed geregeld leek te hebben. Verdachte heeft zich samen met familie ingelaten met hennepkwekerijen en dit voor zijn echtgenote verborgen gehouden. De reclassering kan zich geen duidelijk beeld vormen over verdachte en zijn handelen ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte geeft geen volledige opening van zaken. Er is geen inschatting van het recidiverisico mogelijk. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod en deelname aan gedragsinterventie zoals nader omschreven in het bij het rapport behorende plan van aanpak.
Gelet op hetgeen is overwogen in voormeld rapport zal de rechtbank het advies van de reclassering gedeeltelijk volgen.
In het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de periode die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Als extra stimulans om niet opnieuw te vervallen in strafbaar gedrag zal de rechtbank tenslotte een geheel voorwaardelijke geldboete aan verdachte opleggen van € 10.000,=.
De rechtbank acht de gemaakte keuzes met betrekking tot strafsoort en strafmaat het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.
8 Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen alarmpistool (KIMAR) en de bijbehorende munitie vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer nu gebleken is dat feit 15 is begaan met betrekking tot dit voorwerp en voorts het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9 De benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij 1]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 2.450,54 ter zake van materiële schadevergoeding in verband met feit 12, alsmede de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De verdediging heeft de hoogte van de schade niet betwist. De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de machtiging van de benadeelde partij aan [gemachtigde] om haar te vertegenwoordigen bij gerechtelijke procedures beperkt zou zijn tot een bepaalde procedure, te weten die tegen de heer
[persoon 2]. De rechtbank constateert dat de (separaat) bij de vordering benadeelde partij gevoegde volmacht aan de gevolmachtigde [gemachtigde] zich niet beperkt tot een bepaalde procedure zodat moet worden aangenomen dat de vordering op de juiste wijze in ingediend. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer te dien aanzien.
De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het onder feit 12 bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde schade voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
10 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregelen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 7, feit 8 en feit 10 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 10.000,=, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 85 dagen;
- bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: het alarmpistool, merk Kimar, model 92 auto en de bijbehorende munitie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1]van € 2.450,54 ter zake van materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat, voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1], € 2.450,54 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 34 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. H.C.A. de Groot en mr. F.J. Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2011.
mrs. H.C.A. de Groot en F.J. van Koningsveld zijn door afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2010 tot en met 28 februari
2010 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening in/uit een pand
gelegen aan de Vest [nummer] heeft weggenomen ongeveer 508 hennepplanten,
althans een hoeveelheid hennepplanten, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
(zaak 1)
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot en met 15 april 2010 te
Rotterdam, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad in een pand gelegen aan de Jan Kobellstraat [nummer] (telkens)
ongeveer 250 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet behorende
lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;
(zaak 2)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te
Rotterdam, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad in een pand gelegen aan de Grote Werfstraat [nummer] (telkens)
ongeveer 122 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet behorende
lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;
(zaak 3)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te
Rotterdam, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Grote Werfstraat [nummer] heeft
weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 3)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de Oudelandstraat [nummer]
(telkens) ongeveer 290 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(zaak 4)
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 april 2010 tot en
met 26 april 2010 te Dordrecht met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de Oudelandstraat
[nummer] ongeveer 290, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 maart 2010 tot en met 26 april
2010 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door die onbekend gebleven
persoon/personen te helpen met het opbouwen van een voor hennepkweek bestemde
inrichting (hennepkwekerij) en/of door (een) voor hennepteelt bestemde
goed(eren) te leveren en/of kennis van elektra aan te wenden ten behoeve van
die onbekend gebleven perso(o)n(en)
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Oudelandstraat
[nummer] heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk
geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het
weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
(zaak 4)
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad in een pand gelegen aan de Prinses Marijkestraat [nummer]
(telkens) ongeveer 246 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet
behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de
Opiumwet;
(zaak 5)
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Prinses Marijkestraat [nummer]
heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 5)
9.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 26 april 2010
te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de Jacob Marisstraat [nummer]
(telkens) ongeveer 281 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet
behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de
Opiumwet;
(zaak 6)
10.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 26 april 2010
te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Jacob Marisstraat
[nummer] heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, geheel of
ten dele toebehorende aan [benaddelde partij 1], in elk geval
(telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 6)
11.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad in een pand gelegen aan de Van Almondestraat [nummer] (telkens)
ongeveer 286 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld bij de Opiumwet behorende
lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;
(zaak 7)
12.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2010 tot en met 26 april 2010 te
Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Van Almondestraat [nummer] heeft
weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 7)
13.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2010 tot en met 26 april 2010
te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Nessestraat [nummer] heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 8)
14.
hij op of omstreeks 26 april 2010 te Dordrecht,
een vuurwapen van categorie III onder 1° in de vorm van een pistool, te weten:
een gaspistool (merk Voltran, model 92 Firat) en/of bijbehorende munitie (van
categorie III), te weten 8, althans een of meer (knal)patronen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 9)
15.
hij op of omstreeks 26 april 2010 te Dordrecht, een wapen van categorie III
onder 4°, te weten: een alarmpistool (merk Kimar, model 92 auto) en/of
bijbehorende munitie (van categorie III), te weten 26, althans een of meer
(knal)patronen,voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 9)
Parketnummer: 11/870178-10
Vonnis d.d. 21 juli 2011