ECLI:NL:RBDOR:2011:BR2515
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord in het kader van de Faillissementswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 5 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker die twee schuldeisers heeft. De Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard heeft een preferente vordering van € 778,65, terwijl ING een concurrente vordering heeft van € 101.464,47, wat 99,2% van de totale schuldenlast van verzoeker vertegenwoordigt. Verzoeker heeft op 25 februari 2011 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 2,06% van zijn totale schuld tegen finale kwijting heeft aangeboden. ING heeft echter geweigerd in te stemmen met dit voorstel, omdat zij de aangeboden uitkering te laag achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker alleen kan worden toegewezen als de schuldeiser in redelijkheid niet tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt dat ING, gezien de omvang van haar vordering en de onevenredigheid tussen haar belang en dat van verzoeker, in redelijkheid tot haar weigering kon komen. De rechtbank wijst erop dat de regeling in artikel 287a van de Faillissementswet niet bedoeld is voor situaties waarin er slechts één schuldeiser is, en dat ING de enige schuldeiser zal zijn zodra de schuld aan de Regionale Sociale Dienst is afgelost.
De rechtbank concludeert dat het aangeboden akkoord niet de waarborgen biedt die nodig zijn om aan te nemen dat verzoeker zich maximaal zal inspannen om een zo hoog mogelijk inkomen te genereren voor zijn schuldeisers. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat ING in redelijkheid heeft kunnen weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt afgewezen.