ECLI:NL:RBDOR:2011:BR2513

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92631 FT-RK 11/5162
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van onvoldoende aannemelijkheid van betalingsonmacht

Op 3 mei 2011 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Dordrecht met het verzoek om schuldsanering op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoeker, die momenteel een WWB-uitkering ontvangt, heeft twee schuldeisers: de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard met een preferente vordering van € 778,65 en ING met een concurrente vordering van € 101.464,47. Tijdens de zitting op 5 juli 2011 is verzoeker gehoord, evenals vertegenwoordigers van de schuldeisers. Verzoeker heeft aangegeven dat hij een akkoord heeft aangeboden aan ING, waarbij hij na drie jaar 2,06% van de vordering zou terugbetalen, maar ING heeft dit aanbod afgewezen. ING verwacht dat verzoeker op korte termijn kan re-integreren op de arbeidsmarkt, wat zijn afloscapaciteit zou verhogen. Verzoeker heeft verklaard dat hij actief solliciteert en bereid is een betalingsregeling te treffen met ING zodra hij werk heeft en zijn schuld aan de Regionale Sociale Dienst heeft afgelost.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 288 lid 1 sub a van de Faillissementswet (Fw) het verzoek tot schuldsanering moet worden afgewezen als niet voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. Aangezien verzoeker heeft aangegeven dat hij een betalingsregeling wil treffen met ING en ING bereid is om dit te overwegen, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verzoeker niet in staat zal zijn om zijn schulden te betalen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen.

De beslissing is genomen door mr. A.J. van Spengen en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 5 juli 2011 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 92631 FT-RK 11/5162
afwijzing schuldsanering
Op 3 mei 2011 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift met bijlagen van
[verzoeker],
wonende te [adres]
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 5 juli 2011. Daarbij is verzoeker gehoord. Namens de afdeling schuldhulpverlening van de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard is verschenen mevrouw Y. Uyterlinde.
Verzoeker heeft twee schuldeisers. De Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard heeft een preferente vordering van € 778,65 op verzoeker en ING heeft een concurrente vordering van
€ 101.464,47 op verzoeker.
Gebleken is dat verzoeker thans een WWB-uitkering heeft en dat hij ING een akkoord heeft aangeboden inhoudende dat ING na drie jaar, bij een gelijkblijvend inkomen van verzoeker, 2,06% van haar vordering krijgt uitbetaald. ING heeft niet ingestemd met dit akkoord aangezien ING de verwachting heeft dat verzoeker op korte termijn zal kunnen re-integreren op de arbeidsmarkt waardoor zijn afloscapaciteit zal toenemen. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij thans bezig is met een re-integratietraject, dat hij solliciteert en dat hij nog steeds een betalingsregeling wil treffen met ING zodra hij werk heeft en zodra hij zijn schuld aan de Regionale Sociale Dienst heeft afgelost. Namens ING heeft mevrouw I.M. Staphorius verklaard dat ING bereid is om alsdan met verzoeker een betalingsregeling te treffen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 288 lid 1 sub a Fw volgt, dat indien onvoldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, het onderhavige verzoek zal moeten worden afgewezen. Nu verzoeker ter zitting heeft verklaard dat hij een betalingsregeling wil treffen met ING zodra hij werk heeft en hij zijn, relatief geringe, schuld aan de Regionale Sociale Dienst heeft afgelost en ING eveneens ter zitting heeft verklaard bereid te zijn alsdan een betalingsregeling te treffen, is de rechtbank van oordeel dat thans onvoldoende aannemelijk is dat verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. A.J. van Spengen en uitge¬spro¬ken ter open¬bare te¬rechtzit¬ting van 5 juli 2011 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier .