ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ7316

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88349 - HA ZA 10-2629
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na koop van een non-conforme auto

In deze zaak heeft eiser, wonende te Amsterdam, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, naar aanleiding van de aankoop van een tweedehands auto. De auto, gekocht op 5 mei 2010 voor € 17.500,-, vertoonde na de koop ernstige motorische gebreken, waardoor deze niet meer veilig aan het verkeer kon deelnemen. Eiser vorderde in conventie een schadevergoeding van € 7.511,-, terwijl gedaagde in reconventie een bedrag van € 2.250,- vorderde, stellende dat eiser ongerechtvaardigd was verrijkt door de korting die was overeengekomen bij de koop zonder garantie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die eiser op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. Gedaagde had voorafgaand aan de koop weliswaar melding gemaakt van een onregelmatig lopende motor, maar dit ontsloeg hem niet van de verplichting om een veilige auto te leveren. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op vergoeding van de kosten die hij had gemaakt voor het onderzoek en de reparatie van de auto, die in totaal € 6.955,84 bedroegen. De vordering van eiser werd toegewezen tot dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van betaling.

In reconventie werd de vordering van gedaagde afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, zowel in conventie als in reconventie. Het vonnis werd uitgesproken op 1 juni 2011 door mr. R.P. Broeders.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 88349 / HA ZA 10-2629
Vonnis van 1 juni 2011
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Amsterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.W. Leedekerken,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF [X] B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.B. van Die.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 november 2010,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 5 mei 2010 kocht [eiser] van [gedaagde] een [auto] met kenteken [nummer] voor € 17.500,-. Deze auto heeft als bouwjaar 2007 en had op het moment van de koop ongeveer 113.500 km gereden. Tussen partijen is geen garantie overeengekomen.
2.2. De auto is op 15 mei 2010 aan [eiser] geleverd en [eiser] heeft de overeengekomen koopsom betaald.
2.3. Op woensdag 26 mei 2010 heeft [eiser], na het horen van een rammelend geluid uit de motor, de auto langs de kant van de weg gezet en de ANWB Wegenwacht gebeld. De medewerker van de Wegenwacht deelde mee dat de schade zo ernstig was dat de auto niet meer op de openbare weg mocht.
2.4. [eiser] heeft de auto op 26 mei 2010 naar Het Motorhuis, een officiële merkdealer van Alfa Romeo, laten slepen.
3. De vordering in conventie
3.1. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
wordt veroordeeld om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 7.511,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat [eiser] de corresponderende kosten heeft gemaakt en betaald, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de algehele voldoening, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag der vergoeding van de door [eiser] geleden schade en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
[eiser] stelt daartoe dat de auto bij de koop niet beschikte over de eigenschappen die [eiser] mocht verwachten. Omdat het gebrek aan de auto zich binnen zes maanden na de koop openbaarde, wordt vermoed dat de auto niet aan de overeenkomst voldoet. [eiser] heeft vergeefs geprobeerd [gedaagde] ertoe te brengen de auto zelf te repareren, doch toen [gedaagde] dat niet deed, heeft [eiser] dit door Het Motorhuis laten doen. Hij vordert € 1.695,- aan gemaakte onderzoekskosten en kosten voor het vervangen van 20 klepstoters en € 6.692,- herstelkosten vanwege het (laten) plaatsen van een andere motor. [gedaagde] was in verzuim vanaf 7 juni 2010 toen hij liet weten niet bereid te zijn de auto te herstellen. Ter comparitie heeft [eiser] de vordering beperkt tot € 6.955,84, het bedrag dat hij daadwerkelijk aan onderzoeks- en reparatiekosten heeft moeten betalen.
4. Het verweer in conventie
4.1. [gedaagde] vordert dat [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, danwel dat zijn vordering wordt afgewezen, met veroordeling van eiser in de kosten van de procedure, waaronder de advocaatkosten.
[gedaagde] stelt daartoe dat de auto voldoet aan hetgeen [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [gedaagde] stelt dat hij [eiser] voorafgaand aan de koop heeft gemeld “dat de auto bij het opstarten gedurende enige tijd onregelmatig liep en dat hij de oorzaak ervan niet had kunnen achterhalen, ondanks diverse herstelpogingen”. [eiser] had naar aanleiding van die mededeling maar nader onderzoek moeten doen en nu hij dat niet heeft gedaan, komen de gevolgen daarvan voor zijn rekening. [gedaagde] wijst er nog op dat uitdrukkelijk geen garantie is overeengekomen. [gedaagde] stelt dat er ten opzichte van een al lage vraagprijs nog een korting is gegeven omdat er geen garantie hoefde te worden verleend. Ten tijde van de het sluiten van de overeenkomst wist de heer [gedaagde] niet dat de klepstoters van de auto eerder waren vervangen.
[gedaagde] betwist de omvang van de schade en betwist het causaal verband tussen de non-conformiteit en de gestelde schade. [eiser] heeft onnodig kosten gemaakt nu [gedaagde] wel wilde bijdragen in de kosten maar [eiser] eiste dat [gedaagde] de kosten volledig zou vergoeden.
Vanwege eigen schuld als bedoeld in 6:101 BW of voordeel als bedoeld in 6:100 BW dient de toerekening van de schade naar evenredigheid plaats te vinden.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] vordert in reconventie dat [eiser] in reconventie wordt veroordeeld, bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van het bedrag van
€ 2.250,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiser] in reconventie in de kosten van de procedure, waaronder de advocaatkosten.
Hiertoe stelt [gedaagde] dat, voor zover de rechtbank in conventie zou oordelen dat hij aansprakelijk is voor de schade, hij op grond van ongerechtvaardigde verrijking aanspraak heeft op € 2.250,- het bedrag waarmee hij, naar dan zal blijken ten onrechte, de vraagprijs heeft verminderd omdat er geen garantie behoefde te worden gegeven.
6. Het verweer in reconventie
6.1. [eiser] vordert dat de vordering in reconventie wordt afgewezen, althans tot een substantieel lager bedrag wordt toegewezen en dat [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie wordt veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad.
6.2. [eiser] stelt hiertoe dat het voorwaardelijke karakter van de reconventionele vordering zich niet verdraagt met de vordering in conventie. Er is geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking omdat de korting is overeengekomen. De reden daarvoor was niet alleen dat [gedaagde] geen garantie hoefde te geven maar ook dat [eiser] geen auto inruilde en omdat [eiser] nog dezelfde dag besliste.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Bij het beoordelen van deze vordering moet het volgende worden vooropgesteld. Ingeval een tweedehands auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, zal als regel moeten worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Niet uitgesloten is dat deze regel uitzondering lijdt, bij voorbeeld wanneer de koper het risico van zodanig gebrek had aanvaard. (Hoge Raad 15 april 1994, NJ 1995, 614.)
7.2. [eiser] heeft gesteld en [gedaagde] heeft niet betwist dat de auto als gevolg van een gebrek dat al bestond bij het sluiten van de overeenkomst op 26 mei 2010 zodanig defect is geraakt dat de auto niet meer veilig aan het verkeer kon deelnemen.
Dat [gedaagde], zoals hij heeft gesteld en door [eiser] niet is betwist, [eiser] voorafgaand aan de koop heeft gemeld “dat de auto bij het opstarten gedurende enige tijd onregelmatig liep en dat hij de oorzaak ervan niet had kunnen achterhalen, ondanks diverse herstelpogingen” maakt niet dat [eiser] het risico van het opgetreden gebrek heeft aanvaard. Zeker niet nu, zoals de heer [gedaagde] ter comparitie heeft bevestigd, hij tevens aan [eiser] heeft verteld dat de auto altijd bij zijn garage onderhouden was en dat hij de auto goed kende. [eiser] mocht zich, ook na de hiervoor aangehaalde mededelingen, zoals hij ter zitting heeft aangevoerd, gerustgesteld voelen door de mededeling van de heer [gedaagde] dat de auto altijd bij zijn garage in onderhoud was geweest en dat deze de auto goed kende.
Dat wordt niet anders doordat tussen partijen is overeengekomen dat geen garantie wordt verleend, nu het uitsluiten van garantie niet hetzelfde is als overeenkomen dat de auto voetstoots – derhalve met alle bekende en onbekende gebreken – wordt aanvaard, in welk geval de koper na koop en levering de verkoper voor nagenoeg geen enkel gebrek meer zal kunnen aanspreken. Weliswaar heeft de heer [gedaagde] ter comparitie verklaard dat hij meende dat hij met het uitsluiten van garantie overeenkwam dat eventuele gebreken voor rekening van de koper zouden blijven doch nu [gedaagde] niet heeft gesteld – en desgevraagd door [eiser] nadrukkelijk is betwist – dat de heer [gedaagde] dat specifiek met [eiser] heeft besproken, kan niet worden geconcludeerd dat [eiser] het risico van het gebrek heeft aanvaard. Des te meer niet nu, zoals [eiser] ter zitting nog heeft aangevoerd, en door [gedaagde] niet is ontkend, dat de heer [gedaagde] heeft gezegd dat de staat van de auto het wel mogelijk maakte af te zien van de zes-maands BOVAG-garantie.
De stelling van [gedaagde] dat [eiser] zelf maar onderzoek had moeten doen, leidt evenmin tot een ander oordeel nu [gedaagde] zelf heeft verzuimd [eiser] te informeren over de vervanging van de klepstoters enkele maanden voorafgaand aan de koop.
Hiermee is gegeven dat de auto niet beantwoordde aan de overeenkomst.
7.3. Tussen partijen staat vast dat [eiser] [gedaagde] op 26 mei 2010 heeft gebeld en dat de heer [gedaagde] hem telefonisch heeft bericht dat hij geen tijd had om de auto zelf te repareren en heeft geadviseerd naar een andere dealer te gaan. Voorts staat vast dat [eiser] [gedaagde] wederom op 1 juni 2010 telefonisch heeft gesproken en dat [gedaagde] daarbij heeft aangegeven de volgende maand of langer geen tijd te hebben om de auto te repareren. Voorts staat vast dat [eiser] [gedaagde] bij brief en bij mailbericht van 1 juni 2010 heeft bericht dat hij meende dat [gedaagde] de auto moest repareren en heeft medegedeeld dat [gedaagde] de volledige kosten van de reparatie diende te betalen. Gelet op de inhoud van het mailbericht dat [gedaagde] [eiser] daarna op 2 juni 2010 zond, heeft [eiser] kunnen concluderen dat [gedaagde] zijn verplichting tot herstel niet zou gaan nakomen. [gedaagde] is vanaf dat moment in verzuim.
7.4. Nu [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat hij een auto geleverd kreeg waaraan geen zodanige gebreken kleefden dat de auto niet meer aan het verkeer mocht deelnemen en hij een auto heeft ontvangen die door een motorisch gebrek zo onveilig was dat deze niet meer aan het verkeer mocht deelnemen, komen de kosten zowel voor het onderzoeken van de oorzaak van het gebrek als de kosten van herstel van het gebrek als schade voor vergoeding in aanmerking.
De stelling van [gedaagde] dat de schade geel of gedeeltelijk niet vergoeding in aanmerking komt omdat het causaal verband met de non-conformiteit ontbreekt zal de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd passeren. Zijn stelling dat de schade slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking zal komen omdat [eiser] na vervanging van de motor over een betere auto beschikt dan hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten, zal evenzeer als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd worden gepasseerd.
Nu [eiser] alle door hem gevorderde kosten heeft gemaakt nadat nadat [gedaagde] hem adviseerde naar een andere dealer te gaan, dan wel heeft geweigerd het benodigde onderzoek naar de oorzaak van de schade zelf te verrichten of de reparatie te doen dan wel de kosten daarvan te vergoeden, komen zij alle voor vergoeding in aanmerking.
[gedaagde] zal in conventie derhalve worden veroordeeld deze kosten aan [eiser] te voldoen. [eiser] heeft deze kosten afdoende gespecificeerd en ter comparitie nader onderbouwd dat de gemaakte kosten lager zijn (geworden) dan de gevorderde € 7.511,-, omdat hij een korting heeft bedongen. De onderzoeks- en reparatiekosten hebben € 6.955,84 bedragen. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
7.5. [gedaagde] zal over de kosten de wettelijke renten dienen te voldoen met ingang van de dag dat [eiser] die heeft betaald. [eiser] heeft aangetoond dat hij op 14 augustus 2010
€ 6.955,84 heeft betaald aan Het Motorhuis.
7.6. Als in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten van worden veroordeeld. Deze worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × factor 1× tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.169,93
in reconventie
7.7. Bij het sluiten van de overeenkomst van 5 mei 2010 hebben [gedaagde] en [eiser] hun wederzijdse prestaties vastgelegd. Zoals in conventie is komen vast te staan, is bij de overeenkomst niet overeengekomen dat [gedaagde] haar aansprakelijkheid voor elk mogelijk gebrek had uigesloten. Daarmee is ook de conclusie gegeven dat [eiser] niet ongerechtvaardigd is verrijkt met het bedrag – hoe hoog dan ook – dat hij niet heeft hoeven betalen voor de auto. Gelet daarop dient de reconventionele vordering van [gedaagde] te worden afgewezen.
7.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] in reconventie. Deze worden begroot op:
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × factor 1× tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 768,00
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 6.955,84 (zesduizendnegenhonderdvijfenvijftig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 14 augustus 2010 tot de dag van betaling,
8.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.169,93,
8.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.4. wijst het meer of anders gevorderde af
in reconventie
8.5. wijst de vorderingen af,
8.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR € 768,-,
8.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.?