parketnummer: 11/860174-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 mei 2011
[verdachte]
geboren in 1946,
wonende in België,
hierna: verdachte.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 16 september 2010, 1 februari 2011, 15 februari 2011 en 10 mei 2011, waarbij de officier van justitie mr. D. van Hout en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij. Het slachtoffer heeft geen gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 4 april 2010 in Dordrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een auto met aanzienlijke snelheid tegen de door [slachtoffer] bestuurde auto aan te rijden en/of door met zijn auto de door [slachtoffer] bestuurde auto klem te rijden.
Feit 1 subsidiair: op 4 april 2010 in Dordrecht [slachtoffer] heeft bedreigd door haar te achtervolgen en/of haar klem te rijden en/of met zijn auto de door [slachtoffer] bestuurde auto aan te rijden.
Feit 2: op 15 maart 2010 in Dordrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te slaan en/of bij haar keel te pakken.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde feit (de poging doodslag) heeft gepleegd. Zij acht het onder 2. ten laste gelegde feit niet bewezen en heeft de rechtbank verzocht om verdachte van dit feit vrij te spreken.
Voor het bewijs van feit 1. primair baseert de officier van justitie zich onder meer op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het gesprek van de aangeefster met de meldkamer, het proces-verbaal van bevindingen van de Regionale Verkeersondersteuning, de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 niet bewezen kan worden, nu hij de auto van [slachtoffer] niet opzettelijk heeft geraakt. Evenmin heeft hij haar klemgereden. Hij heeft de getuigenverklaring van [getuige 4] betwist. Deze getuige heeft verklaard dat er een Peugeot 206 bij betrokken was, maar zowel verdachte als [slachtoffer] reden in een Nissan. Verdachte heeft aangevoerd dat deze getuige zich mogelijk in meer zaken heeft vergist.
Terzake feit 2 heeft de verdachte aangevoerd dat hij [slachtoffer] niet heeft geslagen of bij haar keel heeft gepakt. Hij ontkent haar te hebben mishandeld.
De rechtbank heeft de verweren van verdachte zo begrepen dat verdachte zich op het standpunt stelt dat hij van beide feiten dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair (poging tot doodslag/zware mishandeling):
De rechtbank zal verdachte vrij spreken van de ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht weliswaar bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft achtervolgd, haar heeft klemgereden en tegen de door haar bestuurde auto aan is gereden, maar niet dat hij hiermee beoogde haar te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Evenmin is voldoende vast komen staan dat verdachtes rijgedrag zodanig was, dat hij deze gevolgen bewust op de koop toe heeft genomen. Zo is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe gevaarlijk de door verdachte veroorzaakte verkeerssituatie steeds was. De verklaring van [slachtoffer] wordt in dit opzicht niet door die van de verschillende ooggetuigen ondersteund. Ook de verkeersongevallen analyse heeft geen relevante (objectieve) informatie opgeleverd. Het aantreffen van "recent toegebrachte schade" aan beide voertuigen acht de rechtbank in dit verband onvoldoende specifiek.
De rechtbank acht op grond van het dossier dan ook niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer], noch met het (voorwaardelijk) opzet dat zij zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Feit 2 (mishandeling):
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier niet bewezen dat verdachte de aangeefster [slachtoffer] heeft geslagen en/of haar bij haar keel heeft gepakt. Alleen [slachtoffer] verklaart in de aangifte dat verdachte haar heeft geslagen en bij haar keel heeft gepakt. Nu verdachte dit ontkent en het dossier verder geen bewijs hiervoor bevat, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Feit 1 subsidiair (bedreiging met zware mishandeling):
Vast staat dat verdachte en [slachtoffer] een relatie hadden, deze was recent beëindigd. In de avond van 3 april 2010 hadden zij met elkaar in een café in Bergen op Zoom afgesproken. Zij hebben daar ruzie gekregen. [slachtoffer] is vervolgens in haar auto naar huis gereden. In Dordrecht merkte zij dat zij door verdachte werd achtervolgd. Verdachte is op 4 april 2010 met zijn auto achter de auto van zijn ex-vriendin aangereden. Hij heeft met zijn auto meermalen de auto van [slachtoffer] ingehaald.
Verdachte heeft betwist dat zijn auto, tijdens de achtervolging en zijn pogingen om haar auto klem te rijden, de auto van [slachtoffer] heeft geraakt. Hij heeft verklaard dat hij niet bewust meermalen tegen haar auto is aangereden.
Op 4 april 2010 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat tijdens de achtervolging heel erg bang is geweest voor verdachte en dat verdachte met zijn auto haar auto tijdens de achtervolging in totaal zes keer heeft geramd; tevens gooide hij meermalen zijn auto vóór die van haar dwars op de weg. Tijdens de achtervolging heeft zij meermalen de alarmcentrale om hulp gebeld. Van dit herhaaldelijk onderbroken gesprek bevindt zich een uitwerking in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen in het dossier. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de aangeefster tijdens het gesprek erg angstig is. Tijdens het gesprek van aangeefster met de alarmcentrale wordt waargenomen dat twee voorwerpen elkaar raken net voordat de aangeefster zegt dat "hij haar heeft geraakt."
Beide voertuigen zijn onderzocht en uit dit onderzoek is gebleken dat er op beide auto's recent toegebrachte schade aanwezig was die met beide voertuigen overeen komt. Op de auto van de aangeefster is voornamelijk schade geconstateerd aan de linkerzijde en op de auto van verdachte is voornamelijk schade geconstateerd aan de rechterzijde. Ten slotte heeft verdachte tijdens de zitting van 1 februari jl. verklaard dat hij wilde bewerkstelligen dat [slachtoffer] haar auto tot stilstand bracht, dat hij haar auto daarom met zijn auto herhaaldelijk heeft ingehaald en een keer vóór haar is gestopt.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk dreigend meermalen met zijn auto de auto van [slachtoffer] heeft klemgereden en tegen haar auto is aangereden. Door zijn handelen en rijgedrag heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de auto van [slachtoffer] meermalen zou raken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 04 april 2010 te Dordrecht [slachtoffer] heeft bedreigd
met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] met zijn auto
achtervolgd en meermalen klemgereden en is verdachte meermalen met
zijn auto tegen de auto van die [slachtoffer] aangereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit/de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. (subsidiair)
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING.
6 De strafbaarheid van verdachte
Op verzoek van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft E. Nederlof, forensisch psychiater verbonden aan het Nederlands Instituut voor de Forensisch Psychiatrie, verdachte gezien voor een oriënterend psychiatrisch onderzoek. Op 12 april 2010 heeft de deskundige daarover aan de rechter-commissaris een briefrapport uitgebracht.
In dit briefrapport merkt de deskundige Nederlof - kort samengevat - op dat verdachte aan enerzijds te kennen geeft wel te willen meewerken, maar anderzijds denkt dat dit niet nodig is. Verdachte bekent de betrokkenheid bij het delict, maar ontkent dat hij zijn vriendin iets aan wilde doen.
Er zijn, aldus de deskundige, aanwijzingen passend bij persoonlijkheidsproblematiek, type Cluster B. Er wordt geadviseerd verder psychologisch onderzoek te laten verrichten.
Bij rapport van 15 juli 2010 heeft A.F.J.M. Zwegers, als GZ-psycholoog verbonden aan het Nederlands Instituut voor de Forensische Psychiatrie, laten weten dat verdachte zich niet onderzoekbaar heeft opgesteld. Verdachte kwam niet opdagen op afspraken of zegde afspraken af. Uiteindelijk heeft de deskundige een brief van verdachte ontvangen waarin verdachte te kennen geeft niet aan het onderzoek mee te willen werken.
Op de zitting van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 16 september 2010 heeft verdachte verklaard dat hij aan een psychologisch onderzoek mee wil werken.
Op 30 oktober 2010 heeft verdachte de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank laten weten dat hij niet aan een psychologisch onderzoek mee wil werken.
De rechtbank stelt vast dat, nu verdachte meermalen geweigerd heeft aan een psychologisch onderzoek omtrent zijn persoon mee te werken, de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Er is voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden. Zij heeft voorts gevorderd dat de rechtbank de inbeslaggenomen auto van verdachte verbeurd zal verklaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om deze toe te wijzen tot een bedrag van € 2.205,= met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de zitting van 1 februari 2011 geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafoplegging. Verdachte heeft ter zitting van 10 mei 2011 gevorderd dat aan hem een schadevergoeding van € 21.000,= zal worden betaald, indien hij voor een verkeersdelict wordt veroordeeld. Voorts heeft hij een schadevergoeding van € 150.000,= geëist, nu hij stelt vanaf april 2010 niet meer in staat te zijn om te werken.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 april 2010 in Dordrecht schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn (ex-)vriendin, [slachtoffer]. Verdachte heeft haar met zijn auto achtervolgd, meermalen klemgereden en hij is met zijn auto tegen haar auto aangereden.
Dit is een ernstig feit, dat bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid en onrust teweeg brengt. De gedragingen van verdachte waren te meer bedreigend omdat verdachte het slachtoffer over een lange afstand is nagereden, haar in de stad heeft achtervolgd en op diverse plaatsen telkens heeft geprobeerd haar tot stoppen te dwingen. Bovendien heeft verdachte tijdens deze achtervolging de auto van het slachtoffer meermalen op een onverantwoorde wijze ingehaald.
Gelet op hetgeen gebruikelijk is voor dergelijke feiten wordt voor bedreiging met een wapen (de auto) een gevangenisstraf van zes tot twaalf weken passend beschouwd. Het gegeven dat verdachte een relatie heeft gehad met het slachtoffer en het feit hij zich in een auto op de openbare weg zeer onverantwoord heeft gedragen, ziet de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden. Dit betekent dat in deze zaak als uitgangspunt een gevangenisstraf van twaalf weken heeft te gelden.
Wat de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2010 - waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld -, de rapporten van Reclassering Nederland d.d. 10 september 2010 en 6 april 2010, en het voormelde rapport van de deskundige van 15 juli 2010.
De rechtbank is van oordeel dat de vorengenoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding geven om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen, en wel in die mate dat het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het voorwaardelijk gedeelte van de straf dient ertoe verdachte in de toekomst van het plegen van dergelijke feiten te weerhouden. Daarnaast zal de rechtbank een geldboete opleggen, nu een werkstraf, gezien het feit dat verdachte in het buitenland woonachtig is, niet tot de mogelijkheden behoort.
8.1 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, de personenauto Nissan Micra met kenteken [kenteken], is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de auto aan verdachte toebehoort en het feit hiermee is begaan. De rechtbank zal de in beslag genomen auto verbeurd verklaren.
9 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.315,= voor de feiten 1. en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.470,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.170,= ter zake van materiële schade en € 300,= ter zake van immateriële schade. Zij acht verdachte aansprakelijk voor deze schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de (deels voorwaardelijke) verzoeken om schadevergoeding van verdachte buiten beschouwing zal laten, nu zij in het kader van de behandeling van deze strafzaak niet bevoegd is zich hierover uit te laten.
10 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1. primair en feit 2. ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 84 (vierentachtig) dagen, waarvan 73 (drieënzeventig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 1.400,= (veertienhonderd euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 24 (vierentwintig) dagen;
- heft op het geschorste bevel gevangenhouding;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
1.00 STK Personenauto, [kenteken], NISSAN Micra, 1996, kl: groen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres slachtoffer] van € 1.470,=, waarvan € 1.170,= ter zake van materiële schadevergoeding en € 300,= ter zake van immateriële schadevergoeding en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres slachtoffer], € 1.470,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. R.R. Roukema en mr. L.C. van Walree, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 04 april 2010 te Dordrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met
aanzienlijke snelheid met een door hem bestuurde auto (meermalen) tegen de
door die [slachtoffer] bestuurde auto aan is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 april 2010 te Dordrecht [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] met zijn auto
achtervolgd en/of (meermalen) klemgereden en/of is verdachte meermalen met
zijn auto tegen de auto van die [slachtoffer] aangereden;
hij op of omstreeks 15 maart 2010 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen en/of bij de keel heeft
gepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
BIJLAGE II: De gewijzigde tenlastelegging
hij op of omstreeks 04 april 2010 te Dordrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met
aanzienlijke snelheid met een door hem bestuurde auto (meermalen) tegen de
door die [slachtoffer] bestuurde auto aan is gereden
en/of (meermalen) onverhoeds de door hem bestuurde auto (dwars) voor
de door die [slachtoffer] bestuurde auto heeft geplaatst, althans de door
die [slachtoffer] bestuurde auto heeft klemgereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 april 2010 te Dordrecht [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] met zijn auto
achtervolgd en/of (meermalen) klemgereden en/of is verdachte meermalen met
zijn auto tegen de auto van die [slachtoffer] aangereden;
hij op of omstreeks 15 maart 2010 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen en/of bij de keel heeft
gepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Parketnummer: 11/860174-10
Vonnis d.d. 24 mei 2011