ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ2720

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-860013-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van wietteelt en -handel door twee bedrijven in Schelluinen

In de zaak waarin de verdenking bestond dat twee bedrijven in Schelluinen betrokken waren bij wietteelt en -handel, heeft de rechtbank Dordrecht op 26 april 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak het ene bedrijf, een vennootschap, en de eigenaar daarvan vrij, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig was. De eigenaar van het andere bedrijf, een eenmanszaak, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Hij werd schuldig bevonden aan de verkoop van hennepstekken, de inkoop van henneptoppen, deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geld met een criminele herkomst. Een andere persoon die bij het laatstgenoemde bedrijf betrokken was, kreeg een gevangenisstraf van 3 jaar opgelegd voor vergelijkbare delicten, waaronder vuurwapenbezit en het kweken van hennepplanten. Een derde verdachte werd veroordeeld tot 95 dagen gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij hennepkwekerijen en het bezit van hennep, maar werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 maart 2011, waarbij het onderzoek op 12 april 2011 werd gesloten. De officier van justitie had de betrokkenheid van de verdachten gebaseerd op afgeluisterde telefoongesprekken, maar de rechtbank oordeelde dat deze gesprekken onvoldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat er geen andere bewijsmiddelen waren die tot een bewezenverklaring konden leiden, wat resulteerde in de vrijspraak van de verdachten voor de meeste tenlasteleggingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860013-10
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2011
in de strafzaak tegen
[bedrijfsnaam]
gevestigd aan de [adres 1]te 4209 AA Schelluinen, gemeente Giessenlanden,
hierna: verdachte.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 31 maart 2011. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 april 2011.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De gewijzigde dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – het ten laste gelegde onder feit 1 en 2 bewezen achtend – gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een geldboete van € 100.000,00.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.
4 De bewijsbeslissing
4.1 Vrijspraak
4.1.1 Feit 1
De rechtbank acht op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig voor zodanige betrokkenheid van verdachte bij – kort samengevat – het in de ten last gelegde periode tezamen en in vereniging handelen (beroeps- of bedrijfsmatig) in hennepplanten/-stekken of henneptoppen of het aanwezig hebben daarvan.
De door de officier van justitie aangehaalde getuigenverklaringen acht de rechtbank onvoldoende bruikbaar voor het bewijs.
De verklaringen van de getuige [getuige 1]acht de rechtbank niet relevant nu deze getuige uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij geen hennepplanten/stekken heeft betrokken van/via verdachte noch dat hij henneptoppen heeft verkocht aan verdachte.
De verklaringen van de getuige [getuige 2]acht de rechtbank eveneens niet relevant nu uit deze verklaringen slechts blijkt dat de getuige in de betreffende periode hennepplanten/stekken heeft gekocht bij [bedrijfsnaam].
De verklaringen van de getuige [getuige 3], afgelegd bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting, acht de rechtbank onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen gebruiken.
De verklaringen van de getuige [getuige 4]acht de rechtbank onvoldoende specifiek en duidelijk om te kunnen gebruiken voor het bewijs.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 5]blijkt dat de hennepplanten/stekken voor haar hennepkwekerij werden meegebracht door [getuige 6], werknemer van verdachte en medeverdachte. Zij heeft niets verklaard over enige betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 7]blijkt dat hij de hennepplanten/stekken voor zijn hennepkwekerij heeft gekocht bij/via voornoemde [getuige 6] en bij [bedrijfsnaam]. Ook deze getuige heeft niets verklaard over enige betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde.
Ook het feit dat er tijdens de doorzoeking op het terrein van verdachte eenmalig 36 weedstekjes in een bedrijfsvuilcontainer zijn aangetroffen, kan niet tot het bewijs bijdragen. Het verweer van de verdediging, dat de aangetroffen stekjes aldaar door afnemers van [bedrijfsnaam] zijn gestort, kan namelijk niet door andere bewijsmiddelen worden weerlegd.
De rechtbank heeft ambtshalve ook geen andere bewijsmiddelen aangetroffen die tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Verdachte zal daarom van feit 1 worden vrijgesproken.
4.1.2 Feit 2
De rechtbank acht op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig van deelname van verdachte aan – kort samengevat – een organisatie (een samenwerkingsverband) die (dat) tot oogmerk had het (beroeps- of bedrijfsmatig) opzettelijk telen, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren of verstrekken van hennepplanten.
De officier van justitie heeft de betrokkenheid van verdachte met name gebaseerd op afgeluisterde telefoongesprekken, waaruit zou blijken dat [medeverdachte 1]– in zijn hoedanigheid van eigenaar en directeur van verdachte – een leidende rol had als organisator, doordat hij contact had met leveranciers van hennepplanten en contacten onderhield met de medeverdachten [medeverdachte 2]en [medeverdachte 3], die beiden kunnen worden gekoppeld aan de growshop [bedrijfsnaam], aldus de officier van justitie.
De door de officier van justitie genoemde afgeluisterde telefoongesprekken zijn onvoldoende duidelijk en specifiek en daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat de gesprekken gaan over hennepplanten noch blijkt daaruit de rol van verdachte zoals door de officier van justitie geschetst.
De rechtbank heeft ambtshalve ook geen andere bewijsmiddelen aangetroffen die tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Verdachte zal daarom van feit 2 worden vrijgesproken.
5 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt de
verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. P. Joele en
mr. M.A.C. Prins, rechters, in tegenwoordigheid van A. Gaal en R. van Andel, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2011.
BIJLAGE 1: De gewijzigde tenlastelegging
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 mei 2007 tot
en met 18 januari 2010
te Schelluinen, gemeente Giessenlanden (in of nabij (een) pand(en) aan de [adres 1]en/of de [adres 2]) en/of
te Dordrecht ( in (een) woning(en) gelegen aan de [adres 3]en/of de [adres 4]en/of de [adres 5]en/of de [adres 6]) en/of
te Meerkerk (in een woning gelegen aan de [adres 7]) en/of
te Vuren, gemeente Lingewaal (in een woning gelegen aan de [adres 8]) en/of
te Zwijndrecht (in een woning gelegen aan het [adres 9]) en/of
te Streefkerk (in een woning gelegen aan de [adres 10])en/of
te Leerdam (in een woning gelegen aan de [adres 11]),
althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, (in of nabij (een) pand(en) aan de [adres 1]en/of
[adres 2]) (een) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten/hennepstekken en/of (gedroogde) hennep(toppen), en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 3 Opiumwet
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2007 tot en met 18 januari 2010 te
Schelluinen, gemeente Giessenlanden, althans in Nederland, heeft deelgenomen
aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of
(een) medeverdachte(n) (te weten [medeverdachte 1]en/of [getuige 6] en/of [getuige 8]
en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen) en welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het op
beroeps- en/of bedrijfsmatige wijze opzettelijk telen en/of bereiden en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, althans middelen als
bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II;
art 11a lid 1 Opiumwet