ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ2142

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-860058-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld in supermarkt te Dordrecht

Op 19 april 2011 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 januari 2011 een potje zalf heeft gestolen uit een supermarkt in Dordrecht. Toen de bedrijfsleider, [slachtoffer], de verdachte betrapte, heeft de verdachte geweld gebruikt door de bedrijfsleider te schoppen en te slaan, waardoor deze letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte, die eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd van twee jaar houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

De rechtbank overwoog dat de verdachte meer dan licht geweld heeft gebruikt en dat dit in strijd is met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft de strafmaat verhoogd, rekening houdend met het feit dat de verdachte eerder met de politie in aanraking is gekomen voor geweldsdelicten. De reclassering adviseerde een deels voorwaardelijke straf, wat de rechtbank heeft overgenomen. De verdachte heeft verklaard bereid te zijn om de aanwijzingen van de reclassering op te volgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte strafbaar is. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860058-11 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [in 1987],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Dordrecht te Dordrecht,
hierna: verdachte.
Raadsman mr. J. van der Stel, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 april 2011, waarbij de officier van justitie mr. W.B.J. ten Have, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) op 27 januari 2011 te Dordrecht door middel van geweld tegen [slachtoffer] een verzorgingsproduct uit een supermarkt heeft weggenomen, dan wel (subsidiair) toen en daar een verzorgingsproduct uit een supermarkt heeft weggenomen en toen en daar [slachtoffer] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, waaronder het slaan door verdachte, wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte, de verklaringen van verdachte, de verklaring van getuige [getuige 1], de medische verklaring en de processen-verbaal van bevindingen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is op grond van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden, de verklaring van getuige [getuige 2], de verklaring van getuige [getuige 1] en de medische verklaring, van mening dat niet overtuigend is bewezen dat er door verdachte is geslagen. Op de camerabeelden is niet meer te zien, dan dat het lijkt of de man slaat. Volgens de verdediging dient verdachte op dit punt te worden vrijgesproken. Voor het overige refereert de verdediging zich.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 januari 2011 in supermarkt [supermarkt], aan de [straatnaam] in Dordrecht een verzorgingsproduct (te weten een potje Star Balm) heeft meegenomen zonder daarvoor te betalen. Deze verklaring wordt bevestigd door de aangever, die bovendien heeft verklaard dat aan niemand het recht of de toestemming is gegeven om dit feit te plegen.
Volgens verdachte werd hij daarna, nog in de supermarkt, aangesproken door de bedrijfsleider van genoemde supermarkt, [slachtoffer], (hierna te noemen: aangever). Aangever zei dat verdachte iets had gestolen. Verdachte ontkende en probeerde weg te lopen. Aangever pakte verdachte bij zijn jas.
Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens om te kunnen vluchten geweld tegen aangever heeft gebruikt door hem te schoppen tegen het lichaam en te duwen tegen en te trekken aan het lichaam van aangever. Het schoppen door verdachte tegen het lichaam van aangever wordt bevestigd door getuige [getuige 1]. Het duwen tegen en trekken aan het lichaam van aangever door verdachte wordt bevestigd door getuige [getuige 2].
De officier van justitie en de raadsman verschillen uitsluitend van mening over de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever in het gelaat heeft geslagen, nu verdachte de ten laste gelegde diefstal, noch het door hem toegepaste geweld in de vorm van duwen, trekken en schoppen ontkent, maar wel ontkent te hebben geslagen.
Op grond van de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte aangever twee keer in het gezicht heeft geslagen, en de constatering van de verbalisant die de aangifte opnam, dat hij bij aangever zag dat de rechterzijde van diens gezicht opgezwollen was en rood, en dat aangever letsel aan de binnenzijde van de lip had, welke verbalisant herkende als een bloedlip, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever ook heeft geslagen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
op 27 januari 2011, te Dordrecht, in een supermarkt ([supermarkt], [straatnaam]), met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een verzorgingsproduct ,
toebehorende aan voornoemde supermarkt, welke diefstal werd gevolgd van geweld
tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld
bestond uit
- het slaan in het gelaat van die [slachtoffer] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het duwen tegen en trekken aan het lichaam van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
DIEFSTAL, GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er door verdachte veel geweld tegen het slachtoffer is gepleegd. Gelet op het reclasseringsrapport is een deels voorwaardelijke straf met toezicht van de reclassering geïndiceerd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en de Indicatiepunten straftoemeting Hofressort Den Haag voor een diefstal met geweld een gevangenisstraf van acht tot twaalf weken passend is. Verdachte betreurt oprecht wat hij heeft misdaan en is gemotiveerd voor reclasseringscontact. De verdediging bepleit een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de dagen, reeds doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Verdachte is bereid tot het uitvoeren van een werkstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals op grond van de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een winkeldiefstal gepleegd waarbij hij, weliswaar zonder wapen, meer dan licht geweld heeft gebruikt, toen hij werd betrapt.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) wordt, voor iemand die voor het eerst met de strafrechter in aanraking komt, voor winkeldiefstal met eenvoudig geweld, een uitgangspunt van acht weken gevangenisstraf gehanteerd. Verdachte heeft in dit geval echter meer dan eenvoudig geweld gebruikt door het slachtoffer te slaan, te schoppen en met hem te worstelen, ten gevolge waarvan het slachtoffer letsel heeft opgelopen. Genoemd uitgangspunt dient daarom in voor verdachte nadelige zin bijgesteld te worden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld. De rechtbank zal deze omstandigheid eveneens in strafverzwarende zin laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank zal daarom als uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden hanteren.
De reclassering acht een verplichte reclasseringsbegeleiding nodig en heeft daarom een deels voorwaardelijke straf geadviseerd. De rechtbank kan zich, gelet op de inhoud van het rapport vinden in het advies van de reclassering. Verdachte heeft zich bereid verklaard om de aanwijzingen van de reclassering te volgen.
De rechtbank zal daarom een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot oplegging van een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met genoemde bijzondere voorwaarde.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden, waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. M.A.C. Prins en mr. H.C.A. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2011, te Dordrecht,in/uit een supermarkt ([supermarkt], [straatnaam]), met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een verzorgingsproduct in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde supermarkt, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], in ieder geval tegen een
medewerker van voornoemde supermarkt, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond uit
- het slaan in het gelaat van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het duwen tegen en trekken aan het lichaam van die [slachtoffer]
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2011, te Dordrecht,in/uit een supermarkt ([supermarkt] [straatnaam]), met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een verzorgingsproduct in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde supermarkt, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
hij op of omstreeks 27 januari 2011 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), in het gelaat heeft geslagen en/of tegen het
lichaam heeft geschopt en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of aan het
lichaam heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden
art 310 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 11/860058-11
Vonnis d.d. 19 april 2011