ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ2063

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92314 - KG ZA 11-78
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over voorkeursrecht gemeenten en onroerende zaak

In deze zaak vorderden eisers, eigenaren van een onroerende zaak in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, de gemeente tot medewerking aan de levering van hun onroerende zaak. De gemeente had een voorkeursrecht gevestigd op het tuinbouwgedeelte van de onroerende zaak, en eisers stelden dat de gemeente verplicht was om de onroerende zaak af te nemen tegen de door de rechtbank vastgestelde prijs. De rechtbank had eerder in een beschikking van 26 januari 2011 de waarde van het tuinbouwgedeelte vastgesteld op € 535.125 en de waarde van de huiskavel op € 560.000. De gemeente voerde verweer en stelde dat er verontreiniging in de grond was, wat een verlaging van de prijs rechtvaardigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente niet tijdig had aangegeven dat zij een bodemonderzoek verlangde en dat zij haar standpunt over de huiskavel had kunnen inbrengen in de eerdere procedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht verplicht was om de onroerende zaak af te nemen tegen de vastgestelde prijs en veroordeelde de gemeente in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 21 april 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 92314 / KG ZA 11-78
Vonnis in kort geding van 21 april 2011
in de zaak van
[Eiser 1]
[Eiser 2]
[Eiser 3]
wonende te Nieuw-Lekkerland,
eisers,
advocaat mr. C.J. Schipperus,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT,
zetelend te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eisers] en de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 20 april 2011
- de producties
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn eigenaar van een onroerende zaak in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Deze onroerende zaak bestaat uit twee gedeelten: het tuinbouwgedeelte en de huiskavel.
2.2. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft (uiteindelijk) op alleen het tuinbouwgedeelte een voorkeursrecht gevestigd uit hoofde van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg).
2.3. Nadat [eisers] aan de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht kenbaar hebben gemaakt in principe bereid te zijn tot verkoop, is tussen partijen een procedure gevoerd bij de rechtbank Dordrecht tot vaststelling van de koopprijs. In deze procedure is onder meer het volgende geschied en beslist:
-bij tussenbeschikking van 7 februari 2007 zijn drie deskundigen benoemd ter taxatie van (alleen) het tuinbouwgedeelte.
-bij tussenbeschikking van 11 juli 2007 is een verzoek om herstel van de beschikking van 7 februari 2007 afgewezen. Het verzoek was om de drie deskundigen ook te laten rapporteren over de waarde van de huiskavel.
-op 30 juni 2008 hebben de drie deskundigen rapport uitgebracht. In dit rapport geven de deskundigen aan wat volgens hen de waarde is van zowel het tuinbouwgedeelte als de huiskavel.
-bij eindbeschikking van de rechtbank Dordrecht van 26 januari 2011 (hierna: de beschikking) is beslist dat de prijs voor het tuinbouwgedeelte € 535.125 is, dat de huiskavel een samenhangend geheel vormt met het tuinbouwgedeelte en dat de prijs van de huiskavel € 560.000 is.
2.4. In rov. 2.6 van de beschikking staat onder meer:
“De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een samenhangend geheel. In zoverre komt de rechtbank terug op haar eerdere eindbeslissing, althans acht de rechtbank thans alsnog juist dat de deskundigen in hun rapport ook een waardering hebben gegeven aan het deel van de onroerende zaak waarop het voorkeursrecht niet is gevestigd. Terugkomen op een bindende eindbeslissing is op zich toegestaan (vgl. LJN: BN8521, Hoge Raad, 26-11-2010, 09/01584). De rechtbank stelt vast dat partijen hun standpunt kenbaar konden maken, en ook gemaakt hebben, ten aanzien van de waarde van het deel waarop het voorkeursrecht niet is gevestigd…”
2.5. Bij brief van 25 februari 2011 hebben [eisers] aan de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht medegedeeld te verlangen dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht de onroerende zaak koopt (een beroep ex art. 21 Wvg-oud).
2.6. Bij brief van 4 maart 2011 heeft de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht aan [eisers] medegedeeld een opdracht te hebben gegeven voor een bodemonderzoek ter plaatse van de huiskavel.
2.7. Op 29 maart 2011 heeft de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht naar [eisers] het onderzoeksrapport van het bodemonderzoek gestuurd, met mededeling dat nader onderzoek zal worden verricht naar de aanwezigheid van loodverontreiniging in de grond van de huiskavel.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen samengevat- veroordeling van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht tot medewerking van levering van de onroerende zaak aan de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2. Zij stellen daartoe het volgende. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is wettelijk verplicht om de onroerende zaak af te nemen tegen de door de rechtbank vastgestelde prijs. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht wil zich, in strijd met de bepalingen van de Wvg, niet houden aan de door de rechtbank vastgestelde prijs. Volgens de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is sprake van (enige) verontreiniging met lood in de grond van de huiskavel en mogelijk ook van asbest in de woning en moet de vastgestelde prijs daarom worden verlaagd.
3.3. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht voert verweer.
3.4. Op de (verdere) stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de door de voorzieningenrechter in dit kort geding te geven beslissing is in acht genomen welke uitkomst van een eventuele bodemprocedure tussen partijen over dit geschil het meest waarschijnlijk is.
4.2. In de beschikking is geoordeeld dat ten deze toepasselijk is de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) in de versie zoals deze luidde vóór wijziging daarvan per 1 juli 2010 (artikel IV lid 3 van de wet van 18 maart 2010 tot wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten). De voorzieningenrechter neemt dit oordeel over.
4.3. Tegen de voormelde beschikking van de rechtbank Dordrecht van 26 januari 2011 staat hoger beroep noch cassatie open (laatste zin van art. 19 Wvg). Hetgeen in de beschikking is bepaald staat daarmee vast tussen partijen, dit behoudens zeer bijzondere omstandigheden die een doorbreking van een rechtsmiddelenverbod zouden rechtvaardigen, maar daaromtrent is niets gesteld.
4.4. Art. 21 Wvg bepaalt:
“Gedurende drie maanden na dagtekening van de beschikking van de rechtbank is de gemeente, indien de verkoper zulks verlangt, verplicht haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een akte tot levering aan haar van het betrokken goed tegen betaling aan de verkoper van de door de rechtbank bij haar beschikking bepaalde prijs.”
4.5. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is op grond van voormelde wetsbepaling verplicht gevolg te geven aan het verzoek van [eisers] om de onroerende zaak af te nemen. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht had in de procedure bij de rechtbank -waarin is gerapporteerd door deskundigen- naar voren kunnen brengen dat zij een bodemonderzoek verlangde. Dit heeft zij niet gedaan. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft aangevoerd dat zij in eerste instantie wel een onderzoek had laten verrichten naar bodemvervuiling van het tuinbouwgedeelte, maar niet van de huiskavel. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zag, naar zij verklaarde, daartoe geen reden omdat het voorkeursrecht slechts was gevestigd op het tuinbouwgedeelte. Dit verweer noopt niet tot een ander oordeel. In de prijsvaststellings-procedure was weliswaar oorspronkelijk slechts in geschil de waarde van het tuinbouwgedeelte, maar dit is kennelijk in die zin uitgebreid, dat later ook in het geschil werd betrokken wat de waarde was van de huiskavel. [eisers] hebben in die procedure verzocht te bepalen dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht ook de huiskavel moest kopen omdat dit een “samenhangend geheel” vormde met het tuinbouwgedeelte. Uit de (hiervoor onder rov. 2.4 aangehaalde) rov. 2.6 van de beschikking leidt de voorzieningenrechter af dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht over de huiskavel haar standpunt naar voren heeft kunnen brengen en ook daadwerkelijk naar voren heeft gebracht. Dit impliceert dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht de mogelijkheid heeft gehad om kenbaar te maken dat zij een onderzoek verlangde naar vervuiling van de grond van de huiskavel. Hetzelfde oordeel geldt voor het verweer van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht dat er mogelijk asbest in de woning zit. Dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht dit niet tijdig heeft onderzocht komt voor haar rekening en risico. Als de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht van mening was dat het onderzoek door de deskundigen niet volledig was dan had zij dit naar voren moeten brengen.
4.6. Ter zitting heeft de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zich beroepen op HR 3 maart 2006, LJN: AU5703, dat een onteigening betreft. Volgens de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht blijkt uit dit arrest dat met nieuwe feiten en omstandigheden rekening moet worden gehouden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit beroep niet tot een andere opvatting leidt. Op zich is juist de stelling van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht dat voor een prijsvaststelling in een Wvg-procedure de prijsbepalingssystematiek van de Onteigeningswet geldt. In zoverre bevreemdt het beroep niet. Echter, voor zover in het arrest is toegelaten dat met nieuwe feiten en omstandigheden, die eerst zijn opgekomen na de peildatum, rekening moet worden gehouden, heeft nog steeds te gelden dat die nieuwe feiten en omstandigheden dan nog wel tijdens de procedure naar voren moeten worden gebracht en niet pas, zoals hier, nadat al einduitspraak is gedaan.
4.7. Ter zitting heeft de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht desgevraagd bevestigd dat zij een eventuele veroordeling vrijwillig zal nakomen en dat een dwangsom daarom niet nodig is. Dit komt aannemelijk voor. De gevorderde dwangsom zal daarom worden afgewezen.
4.8. Uitvoerbaarverklaring op de minuut zal worden afgewezen nu zonder tijdsverlies een grosse zal worden afgegeven. Uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren zal worden afgewezen nu geen goede reden is gesteld waarom eventuele executie van het vonnis ook buiten kantooruren plaats moet vinden.
4.9. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht 258,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.164,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht om de levering van de eigendom van de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Hendrik-Ido-Ambacht sectie E. nr. 5550, groot 9.510 m2 ultimo 25 april 2011 onvoorwaardelijk te aanvaarden tegen betaling van de volledige koopsom zoals deze door de rechtbank bij beschikking van 26 januari 2011 is bepaald;
5.2. veroordeelt de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.164,81;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2011.?