ECLI:NL:RBDOR:2011:BQ1669

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-860588-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met afwijzing ISD-maatregel en veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 november 2010 een warmtekachel heeft gestolen bij Blokker te Dordrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor winkeldiefstal, maar heeft de vordering tot oplegging van een ISD-maatregel afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel, die bedoeld is voor stelselmatige daders, niet gerechtvaardigd was omdat er nog andere mogelijkheden waren om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in het verleden niet voldoende had meegewerkt aan reclasseringstoezicht en dat er geen concrete noodzaak was voor de ISD-maatregel, die als ingrijpend middel moet worden ingezet als andere middelen tekortschieten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast is er een broek, merk Dolce & Gabbana, in beslag genomen, waarvan de rechtbank heeft gelast dat deze ten behoeve van de rechthebbende wordt bewaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de oplegging van straffen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de effectiviteit van de maatregelen die worden opgelegd. De rechtbank heeft in dit geval geoordeeld dat de ISD-maatregel niet de juiste weg was, gezien de mogelijkheden voor begeleiding en behandeling die nog openstonden.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860588-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [in 1975],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Dordrecht te Dordrecht,
hierna: verdachte.
Raadsvrouw mr. E.D van Elst, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 maart 2011, waarbij de officier van justitie mr. W.A. van Natijne, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 11 november 2010 bij Blokker te Dordrecht een warmtekachel en/of een pollepel en/of een aansteker heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen bij Blokker heeft weggenomen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
De officier van justitie baseert zich hierbij op de verklaring van verdachte bij zijn inverzekeringstelling, dat hij bij Blokker een kachel heeft meegenomen, en zijn gelijkluidende verklaring ter terechtzitting. Daarnaast baseert hij zich voor het bewijs op de verklaring van de medewerkster van Blokker, [getuige 1]. Zij verklaart dat verdachte ook een pollepel en een aansteker bij Blokker heeft weggenomen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat niet bewezen kan worden dat verdachte naast de warmtekachel ook een pollepel en een aansteker heeft weggenomen. Weliswaar zijn die goederen in zijn tas aangetroffen, maar er zijn onvoldoende bewijsmiddelen dat die goederen ook bij Blokker zijn gestolen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Een medewerkster van Blokker te Dordrecht heeft verklaard dat zij op 11 november 2010 zag dat een man een warmtekachel uit de verpakking haalde en zag vervolgens dat hij deze in zijn tas stopte. Zij zag dat de man naar buiten liep zonder te betalen.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag naar Blokker is gegaan en daar een warmtekachel uit de verpakking heeft gehaald en de kachel vervolgens in zijn tas heeft gedaan en zonder af te rekenen naar buiten is gelopen.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 11 november 2010 bij Blokker te Dordrecht een warmetekachel heeft gestolen.
De pollepel en de aansteker
Weliswaar heeft Blokkermedewerkster [getuige 1] in eerste instantie de opsporingsambtenaren medegedeeld dat zij zag dat verdachte ook een pollepel had weggenomen, maar bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij niet had gezien of de man naast de warmtekachel, ook andere goederen had meegenomen. Van belang is dat [getuige 1] haar verklaring bij de politie niet heeft ondertekend en haar verklaring bij de rechter-commissaris wel. De rechtbank hecht daarom meer waarde aan de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Daarnaast is niet vast komen te staan dat de overige goederen die verdachte in zijn tas had, daadwerkelijk van Blokker afkomstig waren.
De rechtbank is van oordeel dat daarom niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de pollepel en aansteker heeft gestolen en zal hem daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 november 2010 te Dordrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een warmtekachel toebehorende aan Blokker, .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
DIEFSTAL.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarbij heeft hij gewezen op de vele veroordelingen van de verdachte, de bij hem aanwezige verslavings- en mogelijk aanwezige persoonlijkheidsproblematiek, het hoge recidiverisico, en de omstandigheid dat hij zijn problematiek niet erkent, waardoor ambulant toezicht niet tot de reële mogelijkheden behoort.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de ISD maatregel niet aan verdachte op te leggen. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat uit het reclasseringsrapport en de toelichting daarop van de reclasseringsmedewerkster ter terechtzitting volgt dat het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek door verdachte een hoofddoel blijkt te zijn. Hiervoor is de ISD maatregel niet bedoeld.
Ook heeft de verdediging aangevoerd dat gekeken moet worden naar wat er afgelopen jaren met verdachte is gebeurd. Verdachte heeft slechts eenmaal, namelijk in 2008, reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. Andere interventies zijn bij verdachte niet aan de orde geweest.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dergelijke misdrijven veroorzaken voor winkeliers in het algemeen veel overlast en financiële schade.
De verdachte is een actieve veelpleger. Zoals blijkt uit het op zijn naam gesteld Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2011 is hij al vele malen veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. In recente veroordelingen is aan de verdachte hiervoor een gevangenisstraf opgelegd.
Hoewel is voldaan aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD maatregel aan de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de ISD maatregel, nu (nog) niet wenselijk of noodzakelijk is.
De rechtbank heeft gelet op de volgende omstandigheden.
Verdachte is in februari 2008 veroordeeld, waarbij de bijzondere voorwaarde is gesteld dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Volgens de reclassering heeft verdachte zich toen onvoldoende gehouden aan de aanwijzingen en is de hulpverlening gestopt. Verdere informatie over wat er binnen deze bijzondere voorwaarde is geprobeerd te bereiken, is niet voorhanden. Na december 2008 heeft verdachte geen contact meer gehad met de reclassering. Tevens vermeldt het uittreksel een verplicht reclasseringstoezicht, opgelegd in 1998.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerkster verklaard dat zij aanvankelijk voor verdachte een Cognitieve Vaardigheidstraining overwoog. Dit is een training waarbij veroordeelden nieuwe denkpatronen worden aangeleerd met het doel vermindering van recidive. De reden dat dit niet geadviseerd is, is dat de problematiek van verdachte een psychologische en/of psychiatrische oorzaak lijkt te hebben. De reclasseringsmedewerkster verklaarde dat het, om tot een zorgvuldige en concrete invulling van enig traject te kunnen komen, noodzakelijk is verdachte daarop te laten onderzoeken. Dat onderzoek kan volgens de medewerkster beter binnen de ISD maatregel worden uitgevoerd omdat, gezien vorige ervaringen met verdachte, de reclassering er onvoldoende vertrouwen in heeft dat verdachte meewerkt als dit ambulant zal gebeuren.
De rechtbank is van oordeel dat uit het reclasseringsrapport en de toelichting daarop ter terechtzitting naar voren komt, dat de ISD-maatregel met name geadviseerd wordt teneinde een onderzoek naar eventuele persoonlijkheidsproblematiek mogelijk te maken. Afgezien van de omstandigheid dat niet geheel duidelijk is geworden waarom zulk onderzoek noodzakelijk is, is de rechtbank is met de verdediging van oordeel dat dit geen doel van de maatregel mag zijn. De ISD maatregel is een ingrijpend middel, dat eerst dient te worden ingezet als andere middelen tekort schieten. In dit geval heeft de rechtbank reden aan te nemen dat er nog andere mogelijkheden zijn om de kans op recidive (en daarmee samenhangend de door hem te veroorzaken overlast) bij verdachte te verminderen. Het voorlichtingsrapport vermeldt immers nog dat een aanpak met begeleide huisvesting bij verslavingszorg en ambulant forensisch psychiatrische zorg de kans op recidive bij verdachte kunnen verkleinen. Ook is de rechtbank van oordeel dat een enkel mislukt toezicht in het verleden niet in de weg staat aan begeleidingsmogelijkheden in de toekomst. In dit licht bezien is het doel van beveiliging van de maatschappij tegen overlast door verdachte op zichzelf eveneens ontoereikend om het opleggen van de maatregel te rechtvaardigen.
De rechtbank zal dus niet de ISD maatregel aan verdachte opleggen, maar hem veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
De rechtbank zal gelet op het feit dat verdachte ondanks eerdere veroordelingen vermogensdelicten is blijven plegen een hogere gevangenisstraf opleggen dan doorgaans het geval is.
8 Het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank een bij verdachte aangetroffen broek verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft verzocht om de broek aan verdachte terug te geven.
8.1 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Bij verdachte is een broek (merk Dolce & Gabbana Magic) aangetroffen en in beslag genomen. In de broekzak werd een prijslabel aangetroffen. Niet aannemelijk is geworden dat de broek daadwerkelijk aan verdachte toebehoort. De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 broek, merk Dolce & Gabbana Magic (PL1810-2010105245-77240 ).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. K. Helmich, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 11 november 2010 te Dordrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een warmtekachel en/of een pollepel en/of een aansteker, in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Blokker, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
Parketnummer: 11/860588-10
Vonnis d.d. 12 april 2011