ECLI:NL:RBDOR:2011:BP7308

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/323
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming schade door brandganzen en grauwe ganzen onder Flora- en Faunawet

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het bestuur van het Faunafonds. De eiser had verzocht om een tegemoetkoming in de schade die was veroorzaakt door brandganzen en grauwe ganzen op zijn grasland. Het bestuur van het Faunafonds had dit verzoek afgewezen, met als reden dat de schade was aangericht op gronden waarvoor eerder een vergoeding was verleend in het kader van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN). De rechtbank heeft de afwijzing van het Faunafonds bevestigd, omdat het beleid van het Faunafonds niet kennelijk onredelijk was en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden.

De eiser voerde aan dat hij aanzienlijke schade had geleden door de ganzen en dat zijn land economisch werd gebruikt voor de teelt van gras, dat na de tweede snede werd gebruikt voor het weiden van koeien. Hij stelde dat de ganzen een negatief effect hadden op zijn opbrengsten en dat hij hierdoor jaarlijks duizenden euro's misliep. De rechtbank oordeelde echter dat de schade die was ontstaan op de gronden met een botanisch pakket niet als zodanig kon worden aangemerkt, omdat deze gronden weinig economisch relevante gebruiksmogelijkheden boden.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn situatie zo bijzonder was dat hij naast de subsidie voor het SAN-pakket ook recht had op een tegemoetkoming voor de schade door de ganzen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van het Faunafonds.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/323
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
in het geding tussen
[naam eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het bestuur van het Faunafonds, verweerder,
gemachtigden: mr. N.G.M. Spanjer-Hendricks en H.G. Engberink.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 27 augustus 2009 geweigerd eiser een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Flora- en Faunawet (hierna: Ffw) in de door eiser geleden schade aan grasland als gevolg van brandganzen en grauwe ganzen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 5 oktober 2009 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 1 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 maart 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 19 januari 2011 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw worden als beschermde inheemse diersoort aangemerkt alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ffw is er een Faunafonds dat tot taak heeft het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder b, van dit artikel is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, van de Ffw wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voorzover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Het Faunafonds heeft voor zijn bevoegdheid tegemoetkomingen in geleden faunaschade te verlenen, beleidsregels opgesteld. Deze zijn neergelegd in de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds van 7 april 2002, in werking per 10 april 2002 (Stcrt. 2002, nr. 69, p. 25) en laatstelijk gewijzigd op 4 juni 2009 (Stcrt. 2009, nr. 117) (hierna: Regeling).
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Regeling kan het bestuur een tegemoetkoming verlenen uitsluitend voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b, van de Ffw, welke door vraat, betreden, verontreiniging, graven, wroeten en vegen aan bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of visserij is veroorzaakt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder j, van de Regeling wordt geen tegemoetkoming verleend indien schade is aangericht op gronden waarvoor een vergoeding is verleend in het kader van (P)SN of (P)SAN voor botanisch beheer of botanisch randenbeheer.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het bestuur in bijzondere gevallen, in afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, besluiten een tegemoetkoming te verlenen.
In de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder j, van de Regeling is overwogen:
'Voor schade op gronden met een pakket voor botanisch beheer of botanisch randenbeheer worden (lees: wordt) geen tegemoetkoming verstrekt. Door het verschralen van de grond is er nauwelijks sprake van foerageermogelijkheden voor beschermde inheemse diersoorten en leveren deze gronden geen of een lagere productie voor het agrarische bedrijf.'
2.2. Het bestreden besluit strekt tot handhaving van de weigering eiser een tegemoetkoming te verstrekken in de door hem geleden schade aan grasland als gevolg van brandganzen en grauwe ganzen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat aan eiser op grond van artikel 9, eerste lid, onder j, van de Regeling geen tegemoetkoming wordt verstrekt, omdat voor de beschadigde percelen een (botanische) beheersovereenkomst is afgesloten in het kader van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN).
2.3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiser maakt bezwaar tegen de beleidsregels als gevolg waarvan de door hem geleden schade niet wordt vergoed.
Ondanks het feit dat eiser hier wel om had verzocht, is ongeveer zes hectare van zijn land niet getaxeerd, omdat hiervoor een botanisch pakket met SAN code 3011 is afgesloten. Op deze zes hectare was sprake van aanzienlijke ganzenschade die ten onrechte niet is vergoed. Volgens eiser heeft hij het gras van het land waarop het botanische pakket van toepassing is hard nodig. Dit land wordt landbouweconomisch gebruikt en na de tweede snede worden er nog koeien geweid. De ganzen zorgen voor een enorm opbrengstverlies. De schade die de ganzen veroorzaken wordt ieder jaar groter, waardoor eiser de laatste jaren gras heeft moeten kopen.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat SAN code 3011 inhoudt dat er kruidenrijk grasland dient te worden ontwikkeld en dat er gekort wordt op de subsidie als deze doelstelling niet wordt behaald. De enorme aantallen ganzen op het land hebben een negatieve invloed hierop, hetgeen weer een schadepost is.
Verder wordt volgens eiser bij andere SAN overeenkomsten (bijvoorbeeld uitgestelde maaidatum) de ganzenschade wel vergoed.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat het feit dat het land niet bemest mag worden goed in zijn bedrijfsvoering past, omdat het gras dat hierop groeit juist goed is voor zijn paarden. Volgens eiser heeft hij vanwege de ontwikkeling van het kruidenrijk grasland ongeveer 25% minder opbrengst van de betreffende percelen en loopt hij daarnaast als gevolg van de schade veroorzaakt door de ganzen € 3.000,00 à € 4.000,00 aan inkomsten per jaar mis.
Voorts heeft eiser ter zitting gesteld dat niet is uitgesloten dat het verstrekte voorschot op de subsidie goeddeels moet worden terugbetaald. Het is volgens eiser immers mogelijk dat de doelstelling behorend bij het SAN-pakket niet wordt behaald, ondanks het feit dat hij in overeenstemming met de voorwaarden van het SAN-pakket heeft gehandeld, omdat de beoogde natuur niet aanslaat.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
Met ingang van 1 april 2005 is aan eiser subsidie verleend in het kader van de Subsidieregeling agrarische natuurbeheer voor het pakket "Ontwikkeling kruidenrijk grasland" met pakketcode 3011 (hierna: het SAN-pakket). Eén van de voorwaarden die verbonden is aan het SAN-pakket is dat het betreffende land niet mag worden bemest.
Deze subsidie is verleend voor een periode van zes jaar en na 31 maart 2011 wordt bezien of eiser heeft voldaan aan de voorschriften voor deze subsidieverlening. Als voorschot op deze subsidie ontvangt eiser vanaf 1 april 2005 een bedrag van € 5.987,52 per jaar voor grasland met een oppervlak van 5,95 hectare. Dit maakt onderdeel uit van het grasland met een oppervlak van in totaal ongeveer 7,3 hectare, waarvoor eiser de tegemoetkoming heeft aangevraagd voor schade die ganzen hebben aangericht.
2.4.2. De rechtbank stelt voorop dat het geschil zich thans beperkt tot de 5,95 hectare grasland waarop het SAN-pakket van toepassing is. Eiser heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de ganzen alleen het gras eten dat niet is bemest. Voorts blijkt uit het rapport 'bevestiging taxatie grasland', opgemaakt op 11 juni 2009, dat de taxateur op 1,35 hectare van eisers perceel geen schade heeft vastgesteld en dat de rest van het perceel, ongeveer 6 hectare, een botanisch pakket (code 3011) betreft.
2.4.3. Ten aanzien van de verlening van een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Ffw geldt als criterium dat deze schade van dien aard dient te zijn dat deze redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste behoort te blijven van degene die de schade lijdt of zal lijden.
In zoverre verweerder daaronder in beginsel niet de schade verstaat die is aangericht op de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder j, van de Regeling bedoelde gronden kan dit mede gezien de toelichting op deze bepaling de rechterlijke toets doorstaan. Op deze gronden is er nauwelijks sprake van foerageermogelijkheden voor beschermde inheemse diersoorten en deze gronden leveren geen of een lagere productie voor het agrarische bedrijf, zodat schade op deze gronden niet wordt aangemerkt als schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste behoort te blijven van degene die de schade heeft geleden.
Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan deze beleidsregel niet mag worden toegepast in het voorliggende geval.
In het beleid van verweerder is verdisconteerd de omstandigheid dat er weinig of geen noemenswaardige, economisch relevante gebruiksmogelijkheden resteren voor een perceel waarvoor het SAN-pakket geldt, vergeleken met een normale agrarische bedrijfsvoering. Om die reden heeft verweerder de subsidie voor het SAN-pakket, naar eiser ter zitting ook heeft erkend, op een behoorlijk hoog niveau gesteld. In dat licht bezien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn situatie zodanig bijzonder is, dat hij naast die vergoeding ook nog in aanmerking dient te komen voor vergoeding van schade als gevolg van vraat door ganzen vanwege het feit dat hij in zijn bedrijfsvoering wel een economisch relevante gebruiksmogelijkheid voor het betrokken perceel heeft, omdat hij paarden houdt.
Het voorgaande zou in beginsel anders kunnen zijn indien bij de definitieve vaststelling van de subsidie in het kader van het SAN-pakket vast zou komen te staan dat de uiteindelijk aan eiser verstrekte subsidie niet in redelijke verhouding staat tot een normale agrarische bedrijfsvoering op de betreffende percelen. Eiser heeft zijn stellingen met die strekking echter niet, althans niet genoegzaam, onderbouwd. Eiser heeft enkel gesteld dat hij het voorschot op de subsidie mogelijk deels moet terugbetalen als gevolg van de enorme aantallen ganzen op het land, of als gevolg van het feit dat de beoogde natuur niet aanslaat. Beide partijen hebben ter zitting verklaard dat nog niet vaststaat hoeveel subsidie ingevolge het SAN-pakket eiser uiteindelijk ontvangt nu in april 2011 pas wordt geëvalueerd in hoeverre eiser aan de voorwaarden voor voornoemde subsidie heeft voldaan.
Ook in hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder niet terecht de gevraagde tegemoetkoming in de schade die is veroorzaakt door brandganzen en grauwe ganzen heeft afgewezen.
2.4.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. H. Nummerdor, griffier, en door de rechter ondertekend.