ECLI:NL:RBDOR:2011:BP6009

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81459 - HA ZA 09-2413
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en bewijslevering in civiele zaak tussen eiser en Achmea

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, heeft eiser, wonende te Dordrecht, een vordering ingesteld tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een aanrijding die plaatsvond op 7 december 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder een deskundigenrapport dat op 29 september 2010 is ingediend. De deskundige constateert dat er schade aan beide voertuigen is, maar kan niet alle schade verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de snelheid van de Mercedes, bestuurd door eiser, niet hoger kan zijn geweest dan 10 km/uur, terwijl eiser aanvankelijk een snelheid van 40 km/uur had opgegeven. Dit verschil in snelheid heeft geleid tot twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van eiser.

De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om tegenbewijs te leveren tegen de beschuldiging dat hij Achmea heeft willen misleiden met onjuiste informatie over de schade en de snelheid. Indien eiser niet slaagt in het tegenbewijs, kan dit leiden tot verval van het recht op uitkering. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en het horen van getuigen. De proceskosten zijn voorlopig vastgesteld, en de rechtbank heeft de partijen opgedragen om getuigen en bewijsstukken aan te leveren voor de volgende zitting op 23 maart 2011. De beslissing van de rechtbank is op 23 februari 2011 uitgesproken door mr. J.C. Halk.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 81459 / HA ZA 09-2413
vonnis van 23 februari 2011
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Dordrecht,
eiser in conventie,
advocaat mr. A.J.T.M. van Iersel,
tegen
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Schoonen.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en Achmea.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 28 april 2010,
akte van depot, waaruit blijkt dat de deskundige op 29 september 2010 een deskundigenbericht ter griffie heeft gedeponeerd;
conclusie van [eiser],
conclusie van Achmea.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 In het vonnis van 28 april 2010 is ing. N.L. Bosscha benoemd als deskundige. Aan hem is de vraag voorgelegd of de schade aan de auto van [eiser] past bij de toedracht van de aanrijding.
2.2 De deskundige neemt de schadeopstelling die is overgelegd als productie 2 bij de dagvaarding als uitgangspunt bij zijn onderzoek. Hij sluit niet uit dat tijdens een dynamisch botscontact op vier verschillende plaatsen op de rechterflank van de Mercedes deuken kunnen zijn ontstaan. Uit een aantal beschadigingen kan hij, gelet op kleur en materiaal afleiden dat de beide auto’s een botscontact hebben gehad. Hij constateert echter dat het schadebeeld van beide auto’s op drie punten niet bij elkaar past en hij maakt kritische opmerkingen over de door [eiser] geschatte snelheid (40 resp 15 km/uur).
2.2.1 Overklaarbare schade.
De deskundige constateert dat er op basis van de hoogtevergelijking van de schade aan beide auto’s twee beschadigingen niet verklaard kunnen worden: de schade aan de rechterbuitenspiegel en de zwarte kras op het achterportier van de Mercedes. Bovendien ziet hij bij de zwarte kras diverse krassporen in verschillende, en daarmee onverklaarbare, richtingen.
2.2.2 Snelheid
De deskundige neemt in aanmerking dat [eiser] de bestelbus niet heeft gezien in het donker, dat hij pas na een reactietijd van minimaal één seconde heeft geremd en dat de opgegeven eindpositie van de auto’s in het rapport van Fitters (de door [eiser] ingeschakelde deskundige) juist is beschreven. Hij constateert dat de Mercedes op grond van deze gegevens niet sneller kan hebben gereden dan ongeveer 10 km/uur. Hij acht een schatting van 40 km/uur die [eiser] aanvankelijk opgaf erg hoog.
2.3 Achmea kan zich vinden in de bevindingen van de deskundige.
2.4 [eiser] merkt over het rapport het volgende op.
De schade aan de bestelbus is op 12 januari 2009 onderzocht, terwijl de aanrijding op 7 december 2008 had plaatsgevonden. Bovendien was het donker, zodat Leito (de bestuurder van de bestelbus) de schade niet goed heeft kunnen zien.
De deskundige kan de schade aan de buitenspiegel en de zwarte veeg op het achterportier niet verklaren, hetgeen niet betekent dat het uitgesloten is dat deze schade door het ongeval is ontstaan; er bestaat dus geen zekerheid.
De deskundige behoort geen oordeel te geven over de inschatting van de snelheid door [eiser].
2.5 Uit het rapport van de deskundige volgt dat er een aanrijding tussen beide auto’s heeft plaatsgevonden, zoals ook vast staat tussen partijen (tussenvonnis onder 2.1).
Voor de door hem gestelde schade verwijst [eiser] naar productie 2 van de dagvaarding, in welke schadeopstelling ook schade aan de rechterbuitenspiegel en het rechterachterportier zijn genoemd. De opmerkingen die de deskundige over de schade aan de het achterportier en de buitenspiegel heeft gemaakt worden door [eiser] niet gemotiveerd weerlegd. De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige over. Niet is komen vast te staan, dat de schade aan de rechterbuitenspiegel en het rechterachterportier is ontstaan door de aanrijding. In zoverre moet de vordering in ieder geval worden afgewezen.
Voor het overige acht de deskundige het mogelijk dat deze schade is ontstaan door de aanrijding. Gelet op de betwisting door Achmea dient [eiser] de hoogte van deze schade te bewijzen. Aan toewijzing van schade wordt evenwel niet toegekomen, indien [eiser] een onware opgave heeft gedaan met de bedoeling Achmea te misleiden en verval van het recht op uitkering een passende sanctie is.
2.6 Het stond de deskundige, anders dan [eiser] meent, vrij opmerkingen te maken bij de door [eiser] aanvankelijk opgegeven snelheid. De snelheid die de door de rechtbank benoemde deskundige voorrekent wordt door geen van partijen betwist. In dit vonnis wordt dus als uitgangspunt genomen dat de Mercedes 10 km/uur heeft gereden. [eiser] geeft aanvankelijk op dat hij ongeveer 40 km/uur reed. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat het verschil wel erg groot is. De verklaring van [eiser], dat hij pas twee maanden na de aanrijding deze snelheid heeft geschat, overtuigt niet en verklaart het grote verschil tussen stapvoets rijden en de snelheid van een (brom)fietser.
2.7 Vast staat dat [eiser] ten aanzien van de niet verklaarbare schade en de snelheid (de expert van) Achmea onjuist heeft geïnformeerd. [eiser] geeft geen goede verklaring voor deze twee schadeposten en zijn aanvankelijk ongeloofwaardig hoge inschatting van de snelheid. De rechtbank put daaruit het vermoeden, dat [eiser] de bedoeling heeft gehad Achmea te misleiden. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren.
2.8. Indien [eiser] niet slaagt in het tegenbewijs, moet worden geoordeeld dat hij een onjuiste opgave heeft gedaan om Achmea te misleiden. Verval van het recht op uitkering is in dat geval een gepaste sanctie, zodat de vordering zal worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Deze kosten bedragen thans aan de zijde van de griffier € 750,-- en aan de zijde van Achmea:
griffierecht € 313,--
advocaat € 939,-- (3 punten tarief I à € 384,--)
deskundige € 750,-- +
€ 2.002,--
2.9 Indien [eiser] slaagt in het tegenbewijs, geldt het volgende.
De onjuiste opgave is niet gedaan met de bedoeling om Achmea te misleiden en de schade die in verband staat met de aanrijding is toewijsbaar. [eiser] moet, gelet op de betwisting door Achmea, de omvang van de schade aan de auto bewijzen.
De schade aan het rechterachterportier en aan de rechterbuitenspiegel zal worden afgewezen, omdat deze schade niet in verband gebracht kan worden met de aanrijding.
De kosten van de door [eiser] ingeschakelde deskundige (€ 503,37 en € 166,60) zullen als onbetwist worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten zijn betwist en vervolgens niet onderbouwd, zodat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
draagt [eiser] op om tegenbewijs te leveren, desgewenst door middel van getuigen, tegen de voorshands bewezen geachte stelling
- dat [eiser] de onjuiste opgave heeft gedaan om Achmea te misleiden;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 maart 2011 om [eiser] in de gelegenheid te stellen alsdan
bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. J.C. Halk, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 februari 2011.