vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 91304 / KG ZA 11-47
Vonnis in kort geding van 24 februari 2011
1. [Eiser 1]
wonende te Eindhoven,
2. [Eiser 2]
wonende te Eindhoven,
eisers,
advocaat mr. T.R.M. van Bussel,
1. [Gedaagde 1]
wonende te Rotterdam,
2. [Gedaagde 2]
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. P. van den Berg.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Eisers afzonderlijk zullen hierna worden aangeduid als [eiser 1] en [eiser 2]. Gedaagden afzonderlijk worden genoemd [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen d.d. 16 februari 2011,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 24 februari 2011,
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn eigenaren van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (verder: de woning), welke tot voor kort werd bewoond door [eiser 2]. [eiser 1] woont tijdelijk in een gehuurd appartement te Eindhoven.
2.2. Van 29 december 2010 tot 14 januari 2011 zijn [eisers] op vakantie geweest naar Indonesië en hebben zij de sleutels van de woning ter beschikking gesteld aan hun zoon [betrokkene 1] (roepnaam [betrokkene 1]).
2.3. Op 21 januari 2011 heeft [gedaagde 2] een huurovereenkomst voor de woning getekend, waarin [betrokkenen] de verhuurder worden genoemd en [gedaagden] de huurder worden genoemd. Op dezelfde datum is [gedaagde 2] met haar kinderen in de woning ingetrokken.
3.1. [eisers] vordert samengevat - [gedaagden] te veroordelen om de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al hetgeen dat en al diegenen die bij haar/hem behoren en onder afgifte van alle huissleutels ter vrij beschikking van [eisers] te stellen, met machtiging van [eisers] op kosten van [gedaagden] deze veroordeling zelf ten uitvoer te brengen door een deurwaarder, houder van de grosse van dit vonnis, zonodig met behulp van politie en justitie en met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3.2. [eisers] baseren hun vordering op de volgende stellingen.
[gedaagden] verblijven zonder enige geldige rechtsgrond in de woning en maken derhalve inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] [eisers] lijden schade en zullen verdere schade lijden door de bewoning van de woning door [gedaagden]
Indien er sprake is van een huurovereenkomst kan deze op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW terstond door [eisers] worden opgezegd omdat de woning dringend nodig is voor eigen gebruik. Dat niet is voldaan aan de reguliere opzegvereisten van artikel 7:271 BW kan gezien alle relevante omstandigheden in redelijkheid en billijkheid niet aan [eisers] worden tegengeworpen.
3.3. [gedaagden] voeren verweer. Zij betwisten de spoedeisendheid en stellen dat de zaak niet geschikt is voor kort geding. Voorts stellen zij dat [gedaagde 2] een huurovereenkomst voor de woning heeft gesloten met [betrokkene] en [betrokkene 2] en dat door [eisers] de schijn is gewekt dat [betrokkene] beschikkingsbevoegd was.
4. De beoordeling
4.1. Uit de aard van de vordering volgt dat deze spoedeisend is. Niet valt in te zien dat deze zaak niet geschikt is voor behandeling in kort geding.
4.2. Vast staat dat [gedaagde 1] geen huurder is. Ter zitting heeft [gedaagde 1] onweersproken gesteld dat het nooit de bedoeling is geweest dat hij huurder zou worden. Hij heeft dus geen recht of titel om in de woning te verblijven, tenzij [gedaagde 2] een recht of titel heeft en hem toelaat.
4.3. In beginsel zijn alleen de eigenaren van de woning bevoegd om daarover te beschikken. Dit kan anders zijn als de eigenaren een derde daartoe volmacht of last hebben gegeven. Het laatste is door [gedaagde 2] niet gesteld. Zij stelt dat [eisers] de schijn van volmachtverlening hebben gewekt. In dit verband stelt zij dat uit de stukken blijkt dat hun zoon [betrokkene 1] zich in meerdere opzichten onbetrouwbaar heeft gedragen. Als [eisers] hem niettemin tijdens hun vakantie in de woning laten verblijven, hebben zij zich zodanig nalatig opgesteld dat [gedaagde 2] er op mocht vertrouwen dat [betrokkene 1] beschikkingsbevoegd was.
4.4. Volgens [gedaagde 2] is het volgende gebeurd. [gedaagde 2] heeft naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats.nl betreffende de huur van deze woning contact opgenomen met [betrokkene 1]. De werkgever van [gedaagde 1] heeft via het kadaster telefonisch geïnformeerd wie de eigenaren van de woning waren en hij kreeg te horen dat dit de [eisers] waren. [betrokkene 1] heeft een plausibele verklaring gegeven waarom het huis gemeubileerd werd verhuurd. Op 9 januari 2011 is het huis bezichtigd. Het huis was bewoond, maar dat was niet vreemd omdat [betrokkene 1] er woonde en omdat het gemeubileerd werd verhuurd. De zondag daarop heeft [gedaagde 1] aan [betrokkene 1] € 3.000,- betaald in contanten. [betrokkene 1] gaf geen ontvangstbewijs. Op vrijdag 21 januari 2011 gaf [betrokkene 1] aan [gedaagde 2] de sleutels nadat zij hem nog € 6.500,- had betaald. [betrokkene 1] tekende de huurovereenkomst en gaf een ontvangstbewijs voor € 9.500,-. Dit was de huur voor een heel jaar, want [betrokkene 1] gaf korting als een jaar vooruit werd betaald.
4.5. Uit deze stellingen blijkt niet dat [eisers] iets hebben gedaan waaruit [gedaagde 2] mocht begrijpen dat [betrokkene 1] bevoegd was om de overeenkomst met haar te sluiten. Aan [gedaagde 2] kan worden toegegeven dat [eisers] te veel vertrouwen in hun zoon hebben gesteld. Daarmee hebben zij echter niet de schijn van bevoegdheid gewekt. Van [gedaagde 2] had verwacht mogen worden dat zij niet lichtvaardig op de bevoegdheid van [betrokkene 1] had vertrouwd. Zij wist slechts dat het huis toebehoorde aan de [eisers] en zij heeft niet gecontroleerd of dit ook [betrokkene 1] was.
4.6. Nu [gedaagde 2] geen huurovereenkomst heeft met [eisers] verblijft zij zonder recht of titel in de woning. De vordering tot ontruiming tegen [gedaagden] zal derhalve worden toegewezen. Voldoende aannemelijk is dat [eisers] op 28 februari a.s. hun appartement in Eindhoven moeten verlaten. Anderzijds heeft [gedaagde 2] twee kinderen en aannemelijk is dat ook zij slachtoffer is van de praktijken van [betrokkene 1]. Niet in te zien valt echter dat [gedaagde 2] niet met de kinderen (van wie [gedaagde 1] de vader is) zou kunnen terugkeren naar de woning van [gedaagde 1], nu hij heeft verklaard dat de relatie tussen hen verbeterd is. Een ontruimingstermijn van twee weken komt onder deze omstandigheden redelijk voor.
4.7. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagden] in de kosten van het geding worden veroordeeld. Aan de zijde van [eisers] worden deze kosten begroot op:
- dagvaardingen € 181,62
- overige explootkosten 10,48
- griffierecht 258,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.266,10.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagden] de woning aan de [adres] ([postcode]) te [woonplaats] binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al hetgeen dat en al diegenen die bij haar/hem behoren en onder afgifte van alle huissleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen,
machtigt [eisers] deze veroordeling op kosten van [gedaagden] zelf ten uitvoer te brengen door een deurwaarder, houder van de grosse van het in deze te wijzen vonnis, zonodig met behulp van politie en justitie,
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden bepaald op € 1.266,10,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2011.?