ECLI:NL:RBDOR:2011:BP5631

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88692 - HA ZA 10-2683
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop pensioenrechten bij scheiding en de toepasselijkheid van de Wet VPS

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht is behandeld, gaat het om de afkoop van pensioenrechten in het kader van een echtscheiding. De eiseres, wonende te Dordrecht, heeft de gedaagde, wonende te Ridderkerk, aangeklaagd met betrekking tot de betaling van pensioenrechten die tijdens hun huwelijk zijn opgebouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in januari 2000 een bedrag van f 7.000,- heeft beloofd te betalen aan de vrouw in ruil voor het afstand doen van pensioenrechten. De vrouw vordert nu dat de man maandelijks een bedrag van € 34,75 betaalt, evenals een bedrag van € 86,80 per maand met ingang van 1 juli 2010, op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). De man betwist echter dat de Wet VPS van toepassing is, en stelt dat de partijen een overeenkomst hebben gesloten die de toepassing van deze wet uitsluit.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het vormvoorschrift van artikel 2, eerste lid van de Wet VPS niet in acht is genomen, maar dat onder bepaalde omstandigheden het vasthouden aan dit voorschrift onaanvaardbaar kan zijn. De man is opgedragen bewijs te leveren dat partijen zijn overeengekomen dat hij de pensioenrechten heeft afgekocht. De rechtbank heeft de zaak naar de rolzitting verwezen om de man in de gelegenheid te stellen bewijsstukken over te leggen en getuigen op te roepen. De beslissing van de rechtbank is dat de man moet bewijzen dat de afkoop van de pensioenrechten daadwerkelijk is overeengekomen en uitgevoerd, en dat de vrouw de ontvangst van de afkoopsom heeft erkend. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijsvoering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 88692 / HA ZA 10-2683
Vonnis van 23 februari 2011
in de zaak van
[Eiseres]
wonende te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht,
tegen
[Gedaagde]
wonende te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Prinsen te Ridderkerk.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 augustus 2010
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 23 maart 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1 Partijen zijn gehuwd geweest van 22 juni 1967 tot 23 juni 1998.
2.2 Tijdens het huwelijk is door de man ouderdomspensioen opgebouwd bij de naamloze vennootschap Amev Levensverzekering N.V., hierna te noemen Amev, rechtsvoorganger van Fortis ASR Pensioenen, hierna te noemen Fortis ASR en bij de naamloze vennootschap Delta Lloyd Levensverzekering N.V., hierna te noemen Delta Lloyd.
2.3 In 1999 hebben partijen de pensioenuitvoerder Amev een door hen beiden ondertekend formulier “Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen” gezonden. Partijen opteerden daarbij voor een verevening van de pensioenopbouw als volgens de artikelen 2 en 3 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, hierna te noemen Wet VPS.
2.4 Begin 2000 heeft de man Amev een brief toegezonden met de navolgende tekst:
“Januari 2000
Hierbij beloof ik [eiseres] volgens afspraak f 7.000,= (zevenduizend) te betalen voor het afstand doen op enige afspraak op het pensioen tegoed van ondergetekende [gedaagde].
Volgens afspraak is betaling gespreid ingaande mei-juni 2000 te beginnen met
f 1500,= (vijftienhonderd) en verder ieder jaar in bovengenoemde maanden.
Dordrecht 2000
[gedaagde]
(handtekening)
p.s. Bovengenoemde geldt alleen als officiële brief van afstand is ontvangen”
2.5 Uit afschriften van de bankrekening van de zoon en schoondochter van partijen blijken de navolgende storting en overschrijvingen van de man:
5 mei 2000: storting f 1.500,- zonder nadere vermelding;
30 mei 2003: overschrijving € 415,20 onder vermelding van “auto ma 4e termijn”;
4 juni 2004: overschrijving € 415,20 onder vermelding van “5e termijn afkoop pensioen”;
3 juni 2005: overschrijving € 415,20 onder vermelding van “6e termijn afkoop pensioen”;
13 juni 2006: overschrijving € 415,20 onder vermelding van “laatste termijn 7 maal pensioen”.
Uit afschriften van de bankrekening van de man blijken de navolgende overschrijvingen naar de bankrekening van de zoon en schoondochter van partijen:
16 mei 2001: f 917,- onder vermelding van “autoverzekering”;
5 juni 2002: € 415,20 onder vermelding van “auto ma”.
2.6 De man heeft op 10 juli 2009 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
3. De vordering
3.1. De vrouw vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 34,75 per maand ter zake het door hem opgebouwde pensioen bij Delta Lloyd, met ingang van 10 juli 2009 en totdat ASR de voor verevening in aanmerking komende bedragen rechtstreeks aan de vrouw betaalt, welk bedrag jaarlijks dient te worden verhoogd met het door Delta Lloyd vastgestelde indexeringspercentage, bij vooruitbetaling te voldoen;
b. voor recht te verklaren dat de man aan de vrouw met ingang van 1 juli 2010 op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding een bedrag in verband met verevening van het door de man bij ASR opgebouwde pensioen verschuldigd is van € 86,80 per maand, welk bedrag jaarlijks dient te worden verhoogd met het door ASR vastgestelde indexeringspercentage;
c. te bepalen dat het door de rechtbank te wijzen vonnis in de plaats treedt van de door de man aan Delta Lloyd te geven opdracht en toestemmingsverklaring om het bedrag dat in aanmerking komt voor verevening volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding te betalen aan de vrouw;
d. te bepalen dat het door de rechtbank te wijzen vonnis in de plaats treedt van de door de man aan ASR te geven opdracht en toestemmingsverklaring om het bedrag dat in aanmerking komt voor verevening volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding te betalen aan de vrouw;
e. de man te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief het salaris voor de advocaat van de vrouw, alsmede de dagvaardingskosten en te bepalen dat de man wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten, indien de man niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot betaling is overgegaan.
3.2 Zij stelt daartoe het volgende. Partijen hebben na de ontbinding van het huwelijk de pensioenuitvoerders verzuimd mededeling te doen van hun echtscheiding. Uit de pensioengegevens van de man blijkt dat de man in 2009 in verband met het pensioen bij Fortis ASR recht had op een maandelijkse uitkering van € 173,59. De vrouw komt de helft daarvan toe, te vermeerderen met de jaarlijkse indexering. In verband met het pensioen dat de man bij Delta Lloyd heeft opgebouwd komt de vrouw een bedrag toe van € 417,74 per jaar, volgens opgave van Delta Lloyd.
Het verweer
3.3 De conclusie van de man strekt tot afwijzing van de vordering, kosten rechtens. Hij voert als verweer het volgende aan.
3.4 De man betwist dat op de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioenen de Wet VPS van toepassing is. Partijen hebben in januari 2000 nadere afspraken gemaakt over de pensioenen inhoudende dat de man de rechten van de vrouw zou afkopen voor een bedrag van f 7.000,- te betalen in één termijn van f 1.500,- en zes jaarlijkse gelijke termijnen. Deze afspraak is door de man op schrift gesteld en aan Amev gezonden. Amev heeft hierop de vrouw benaderd en zij heeft telefonisch de gemaakte afspraken bevestigd waarna Amev haar een schriftelijke bevestiging heeft gezonden van het telefoongesprek en heeft meegedeeld dat aldus het pensioen van de man niet zou worden verevend. Om deze reden is Fortis ASR thans niet (meer) bereid tot uitbetaling aan de vrouw over te gaan.
De man is de betalingsafspraken stipt nagekomen in die zin dat hij op verzoek van de vrouw, de betalingen via de bankrekening van de zoon en schoondochter van partijen heeft laten verlopen. De vrouw wenste de termijnen aan te wenden voor de betaling van haar autokosten, reden waarom de man bij de eerste termijnbetalingen als betalingskenmerk omschrijvingen als “auto ma” heeft vermeld. De man stelt dat partijen hiermee daadwerkelijk uitvoering hebben gegeven aan de nadere overeenkomst met betrekking tot de afkoop van de pensioenrechten.
Hoewel de afspraak alleen aan Amev is meegedeeld, geldt de overeenkomst van partijen voor beide pensioenen en derhalve ook voor de pensioenrechten die zijn opgebouwd bij Delta Lloyd.
Subsidiair stelt de man dat de vrouw ter zake dit pensioen bij haar berekening ten onrechte is uitgegaan van een volledige opbouw ervan tijdens het huwelijk, terwijl het overgrote deel ervan na de ontbinding ervan is opgebouwd.
4. De beoordeling
4.1 De Wet VPS heeft als uitgangspunt dat partijen bij echtscheiding beiden een recht hebben op pensioenverevening. De wet vormt aanvullend recht hetgeen betekent dat partijen de toepassing van de wet kunnen uitsluiten. Ingevolge het bepaalde in artikel 2, eerste lid van de Wet VPS dienen partijen de toepasselijkheid van de wet uit te sluiten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
4.2 Vaststaat dat de brief die de man begin 2000 naar Amev zond, niet kan worden beschouwd als een bij geschrift gesloten overeenkomst waarin de toepasselijkheid van de Wet VPS wordt uitgesloten.
De man heeft echter gesteld dat dit vormgebrek onverlet laat dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de afkoop door de man van de door hem opgebouwde pensioenrechten en dat partijen deze overeenkomst vervolgens ook hebben uitgevoerd. Na uitvoering zou daarom geen grond meer bestaan voor verevening van de pensioenen zoals de vrouw thans vordert. De vrouw heeft dit betwist. Zij erkent het door de man genoemde bedrag van f 7.000,= te hebben ontvangen maar dit betrof volgens haar een vergoeding wegens overbedeling van de man in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Zij ontkent zowel Amev telefonisch te hebben bevestigd af te zien van pensioenverevening als de ontvangst van de brief van Amev van 3 maart 2000.
4.3 Blijkens de wetsgeschiedenis is met de vormvoorschriften dat partijen de toepasselijkheid van de wet slechts kunnen uitsluiten bij huwelijkse voorwaarden of een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, enerzijds bedoeld een waarborg te scheppen tegen onvoldoende informatie of zelfs misleiding van (één van) de partijen. Aan betrokkenen dient duidelijk te zijn welke financiële gevolgen het afzien van pensioenverevening kan hebben. Anderzijds wordt met de vormvoorschriften beoogd de pensioenuitvoerder duidelijkheid te verschaffen over de rechtsgeldige uitbetaling van de pensioentermijnen.
4.4 Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat, indien komt vast te staan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten ter afkoop van pensioenrechten en zij deze overeenkomst zijn nagekomen in die zin dat de man de bedongen afkoopsom heeft voldaan, de onverkorte toepasselijkheid van het in artikel 2, eerste lid van de Wet VPS genoemde vormvoorschrift naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Partijen hebben zich immers middels de overeengekomen afkoopsom rekenschap gegeven van de financiële gevolgen van het afzien van pensioenverevening. Uit de brief van Amev aan de vrouw blijkt vervolgens dat ten minste één van de pensioenuitvoerders zich ten aanzien van de overeengekomen uitsluiting van de Wet VPS voldoende geïnformeerd heeft geacht. Dat de vrouw de ontvangst van die brief betwist doet aan de intenties van de pensioenuitvoerder die brief verzond, niets af.
4.5 Gelet op de hoofdregel van art. 150 Rv draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten en rechten de bewijslast van die feiten of rechten. De man zal dan ook ingevolge zijn bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat de man alle door hem opgebouwde pensioenaanspraken heeft afgekocht voor een totaalbedrag van f 7.000,= . Indien de man slaagt in dit bewijs zal de vordering van de vrouw worden afgewezen.
4.6 Bij het oproepen van getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.7 Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 draagt de man op te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen en door het overleggen van schriftelijke stukken, dat partijen zijn overeengekomen dat de man alle door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken heeft afgekocht door betaling aan de vrouw van een totaalbedrag van f 7.000,= ;
5.2 verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 maart 2011 om de man in de gelegenheid te stellen alsdan
bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
5.3 bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. J.A.M.J. Janssen, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
5.4 houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.?