De verdediging heeft hiertoe de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
- verdachte heeft vanaf het begin een gedetailleerde en toetsbare verklaring afgelegd over het feit dat hij geen kennis droeg van de aanwezigheid van drugs en wapens in het voertuig. Hierbij merkt de verdediging op dat:
* het feit dat verdachte tegen medeverdachte heeft gezegd dat deze de schuld op zich moet nemen, een logische en invoelbare verklaring is. Op het moment van aanhouding is immers duidelijk dat er iets aan de hand is. Verdachte wil dat medeverdachte de waarheid zal zeggen omtrent zijn eigendom van de tassen voordat zij apart verhoord worden en geen gelegenheid meer hebben om met elkaar te spreken;
* er geen sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring, nu volgens de Hoge Raad duidelijk moet zijn met welk doel de waarheid wordt bemanteld en verdachte op het moment van aanhouding vreesde dat hij nu de gevangenisstraf van twee maanden die hij nog open had staan uit zou moeten zitten. Het feit dat hij een valse naam heeft opgegeven zegt daarom niets over de wetenschap omtrent de inhoud van beide tassen;
- dat politie en justitie hebben nagelaten een aantal toetsbare elementen uit de verklaring van verdachte na te gaan, te weten:
* de vraag wat de medeverdachte tegen de politieagenten heeft gezegd die bij de aanhouding aanwezig waren en of hij daarbij heeft gezegd dat hij die tassen van iemand had gekregen en hij die moest wegbrengen;
* de vraag wie de getuige is waaraan verbalisanten 1 en 2 refereren in het verhoor van medeverdachte d.d. 28 oktober 2010 waarin zij vragen of het juist is dat iemand heeft gezien dat medeverdachte een zwart tasje om zijn nek had toen hij beltegoed kocht bij een tankstation;
* het opvragen van de camerabeelden van het tankstation waar medeverdachte beltegoed gekocht zou hebben;
- de tas met het vuurwapen en de riem van medeverdachte horen bij elkaar daar zij beide afkomstig zijn van het merk Dolce & Gabbana. Dit zegt iets over de wetenschap van medeverdachte van het vuurwapen;
- verbalisant 3 heeft in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2010 in algemene bewoordingen gerelateerd dat hij tijdens de controle een lucht rook die hem ambtshalve bekend is als de lucht van verdovende middelen. Hij heeft niet vermeld dat het een hasjlucht was. Aangezien verdachte verklaarde dat er zojuist een joint in het voertuig was gerookt, is het voorstelbaar dat er een hasjlucht in de auto hing en is niet direct duidelijk dat er nog een bron is. Verdachte had derhalve zelf ook niet moeten weten dat er nog een bron voor de aanwezigheid van een hasjlucht in de auto aanwezig was;
- er is niet voldaan aan het criterium van de Hoge Raad voor medeplegen van het voorhanden hebben van de aangetroffen goederen, zoals neergelegd in het arrest d.d. 22 december 2009, LJN BK3356. Er moet daadwerkelijk een bijdrage zijn geleverd. Verder blijkt uit het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 januari 2010, NJ 2010, 72 dat er geen sprake was van medeplegen van opzetheling omdat er voor het voorhanden hebben van de goederen een machtsrelatie nodig is en een vorm van samenwerken. Een derde arrest waarin dit naar voren komt betreft het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2010, LJN BN7725 waarbij een vrouw die een wapen van de bestuurder even in haar handen heeft, geen medepleger is nu er geen sprake was van een nauwe en volledige samenwerking en beschikkingsmacht.