ECLI:NL:RBDOR:2011:BP4481

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/710005-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van bushokje met vuurwerk tijdens jaarwisseling

Op 4 februari 2011 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Dordrecht, waar de politierechter zich boog over de zaak van een verdachte die op nieuwjaarsochtend in Dordrecht een bushokje had beschadigd door vuurwerk. De officier van justitie had een werkstraf geëist, maar de politierechter oordeelde anders. Hij vond dat de beschadiging van het bushokje niet 75% ernstiger was omdat het op 1 januari was gebeurd, zoals het openbaar ministerie stelde. De politierechter legde een gevangenisstraf van 15 dagen op, waarvan 5 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte tijdens de komende jaarwisseling thuis moest blijven en geen vuurwerk voorhanden mocht hebben. De verdachte had een strafblad, maar de politierechter vond dat de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte niet voldoende waren om van een gevangenisstraf af te zien. De politierechter benadrukte dat straffen maatwerk zijn en dat de context van de jaarwisseling niet automatisch leidde tot hogere straffen. De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Parketnummer : 11/710005-11
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
politierechter
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de Rechtbank te Dordrecht op 4 februari 2011.
Aanwezig zijn als:
politierechter mr. F. van Laanen,
officier van justitie mr. B.E. Dijkers,
griffier D.J. Boogert.
De politierechter doet de zaak uitroepen tegen na te noemen verdachte. De verdachte geeft op vragen van de politierechter op te zijn genaamd:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1989,
wonende te [adres en woonplaats verdachte].
Mr. R. van den Hemel, advocate te Dordrecht, staat de verdachte bij.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor. Verdachte wordt verweten dat hij op nieuwjaarsochtend in Dordrecht met vuurwerk een bushokje heeft vernield.
De politierechter deelt de korte inhoud mee van:
- een proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid met registratienummer PL1830 2011000038-1 en de daarin genoemde bijlagen;
- verdachtes strafblad, d.d. 4 januari 2011;
- een vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf/benadeelde partij] ter hoogte van € 435,50 plus rente.
De politierechter deelt mee dat er twee foto's in het dossier zitten. Daarop is te zien: een bushokje, een kapotte ruit en versplinterd glas op de grond.
De verdachte verklaart op vragen van de politierechter over de feiten:
Ik beken het ten laste gelegde feit. Ik had met de jaarwisseling Belgisch vuurwerk bij me. Het vuurwerk dat bij het bushokje aan de Thorbeckeweg is gebruikt, was zwaar, maar wel legaal. Er komen meestal twee klappen uit, maar nu maar één. Ik weet niet meer precies of ik bij het bushokje heb geknield en er vuurwerk heb neergelegd, zoals de getuigen verklaren, of dat ik het erin heb gegooid, zoals ik bij de politie zei. Ik had ook gedronken. Er ging een ruit kapot, maar dat was niet mijn bedoeling; je weet nooit precies wat er gebeurt met dat vuurwerk.
De politierechter stelt de officier van justitie en de raadsvrouwe in de gelegenheid om over de feiten vragen te stellen.
De verdachte verklaart op vragen van de politierechter over zijn persoon:
Toen was ik werkloos. Sinds kort werk ik als sorteerder bij een oudijzerbedrijf. Ik heb drie maanden proeftijd. Als het goed gaat, krijg ik een jaarcontract. Ik heb een vriendin en een dochter. Op mijn strafblad staan de nodige feiten. Wat nu is gebeurd, gebeurt niet nog eens. Ik wil voor mijn dochtertje kunnen zorgen. Ik heb me laten meeslepen. Het was stom.
De politierechter stelt de officier van justitie in de gelegenheid om over verdachtes persoon vragen te stellen.
Door de politierechter in de gelegenheid gesteld, legt de raadsvrouwe een brief over van verdachtes werkgever. Daaruit blijkt van zijn aanstelling. Ook blijkt daaruit dat verdachte zijn baan verliest als hij tot gevangenisstraf wordt veroordeeld. De politierechter voegt de brief toe aan het dossier. De raadsvrouwe licht desgevraagd toe dat de werkgever niet blij is. Men verteert het slechts, omdat er geen letsel, maar alleen materiële schade is. Een werknemer die de gevangenis in moet, is onacceptabel, nog daargelaten dat hij dan niet kan werken. Verdachte loopt in zijn proeftijd. Men kan dus zo maar besluiten hem niet in dienst te houden.
De officier van justitie voert het woord. Zij acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Bewijsmiddelen zijn verdachtes bekentenis ter zitting en de dossierstukken. De officier van justitie wijst op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [naam verbalisant 1] en brigadier [naam verbalisant 2], het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] en de foto's. Verdachte zegt weliswaar niet de bedoeling te hebben gehad om de ruit te vernielen, maar slechts vereist en ook aanwezig is zogenoemd voorwaardelijk opzet daarop.
De officier van justitie onderbouwt haar eis door te wijzen op de toegebrachte schade. Voorts ervaren mensen het als hinderlijk en onveilig wanneer een bushokje kapot is gemaakt. Ten slotte is er de bijzondere context van Oud en Nieuw. Verdachte verstoort een feestavond. Er is ruime media-aandacht voor lik-op-stukbeleid geweest: een zaak komt snel voor en er worden hogere straffen geëist dan normaal. De officier van justitie wil ook maatregelen tegen nieuw wangedrag volgend jaar. Ten voordele houdt de officier van justitie er rekening mee dat verdachte geen strafblad heeft voor feiten als vernieling en dat hij belang heeft bij behoud van zijn baan. De officier van justitie vordert een werkstraf van 40 uur (of 20 dagen vervangende hechtenis), waarvan 20 uur (of 10 dagen vervangende hechtenis) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Naast de voorwaarde dat verdachte in de proeftijd geen strafbare feiten pleegt, vordert zij dat verdachte bij de komende jaarwisseling van 8 tot 8 binnenblijft. De officier van justitie legt haar vordering aan de politierechter over.
De raadsvrouwe voert namens verdachte het woord ter verdediging en refereert zich wat betreft het bewijs aan het oordeel van de politierechter. Zij bepleit bij de straf rekening te houden met verdachtes persoonlijke omstandigheden. Hij heeft niet bedoeld het bushokje te vernielen; er is sprake van voorwaardelijk opzet, de laagste opzetgraad. Verdachte heeft direct open kaart gespeeld. Hij heeft een dochter om voor te zorgen. Ook heeft hij een baan; daaraan maakt gevangenisstraf een eind. Verdachte wil de schade betalen. Daar heeft hij zijn baan voor nodig. Verdachtes strafblad bevat feiten uit het verleden, toen hij nog minderjarig was. De recente feiten op het strafblad zijn niet relevant bij deze zaak. De raadsvrouwe verzet zich tegen de Oud en Nieuwopslag. Strafrecht is maatwerk. De politieke roep om hogere straffen moet geen rol spelen in de rechtszaal. De voorwaarde dat verdachte bij de komende jaarwisseling thuisblijft, mag een kleinigheid lijken, maar is een inbreuk op zijn persoonlijke leven. Hij moet net als iedereen zelf mogen bepalen waar hij de jaarwisseling doorbrengt. Daarom wordt verzocht tot een werkstraf en om van de bijzondere voorwaarde af te zien.
De politierechter stelt de officier van justitie in de gelegenheid om het woord in repliek te voeren.
De verdachte voert als laatste het woord. Hij sluit zich aan bij zijn raadsvrouwe.
De politierechter sluit het onderzoek ter terechtzitting en spreekt het in dit proces-verbaal aangetekende mondeling vonnis uit. Hij deelt mede dat daartegen binnen 14 dagen hoger beroep openstaat.
---------------------------------------------------------------------------------------------
A A N T E K E N I N G V A N H E T M O N D E L I N G V O N N I S
---------------------------------------------------------------------------------------------
1. Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de dagvaarding met parketnummer 11/710005-11.
2. Bewijsbeslissing.
2.1 De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 januari 2011 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een abri, toebehorende aan [naam bedrijf/benadeelde partij], heeft beschadigd door vuurwerk tot ontsteking te brengen bij genoemde abri, waardoor een ruit van genoemde abri stuk ging.
De politierechter acht niet bewezen wat meer of anders nog ten laste is gelegd.
2.2 Gelet op artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering volstaat de politierechter met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de gelijkluidende verklaring die hij blijkens het proces-verbaal van verhoor bij de politie heeft afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever] namens [naam bedrijf/benadeelde partij];
- het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [naam verbalisant 1] en brigadier [naam verbalisant 2];
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige];
- de eigen waarneming door de politierechter van de beschreven twee foto's.
2.3 De politierechter overweegt nog dat verdachte door het plaatsen en ontsteken van dit, naar hij wist, zware en onvoorspelbare vuurwerk tegen een bushokje willens en wetens de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het bushokje beschadigd zou raken. Dit zogenoemde voorwaardelijk opzet op de beschadiging is naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad voldoende voor een bewezenverklaring van "opzettelijk". Dat verdachte niet de bedoeling had om het bushokje te beschadigen, is daarom niet relevant.
3. Kwalificatie.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld als:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
4. Strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar.
5. Toegepaste wetsartikelen.
De politierechter heeft toepassing gegeven aan de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
6. Strafoplegging.
De politierechter heeft bij de strafoplegging gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. Ook heeft de politierechter gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechter vindt het kwalijk dat verdachte schade heeft toegebracht aan andermans eigendom. Zijn gedrag is bovendien vervelend voor mensen die willen schuilen als ze op de bus moeten wachten. Ook hebben mensen het gevoel dat de straat verloedert, als ze zien dat een bushokje kapot is. Mensen krijgen het idee dat het niet prettig of veilig wonen is in een wijk of reizen is met de bus, wanneer de openbare ruimte wordt verziekt.
De meest recente richtlijnen van het College van procureurs-generaal geven aan dat op een misdrijf dat wordt gepleegd tijdens de jaarwisseling, een 75% zwaardere eis volgt dan normaal. De officier van justitie heeft bij de onderbouwing van haar eis ook rekening gehouden met de context van de jaarwisseling. De politierechter gaat niet mee in zulke routinematige, opwaartse spiraal van straffen. Straffen hebben als doel te vergelden wat verkeerd is gedaan, te bevestigen wat de norm is, anderen af te schrikken het foute gedrag te vertonen en de dader in te prenten niet in herhaling te vallen. De politierechter is van oordeel dat deze doelen voldoende worden waargemaakt door de normale uitgangspunten toe te passen en per zaak te beoordelen welke lagere, hogere of andere straf passend en nodig is. De politierechter ziet niet in dat beschadiging van een bushokje op 1 januari 75% ernstiger is dan op enige andere dag in het jaar, noch dat met een 75% hogere straf duidelijker wordt gemaakt dan zonder strafverhoging, dat zulk gedrag onacceptabel is en geen navolging moet krijgen.
De officier van justitie heeft een werkstraf geëist. De politierechter vindt dat een werkstraf, laat staan een geldboete, niet meer aan de orde is, gelet op verdachtes strafblad. Daarop staan sinds 2004 11 geldboetes van in totaal € 1381 (waaronder voor te vroeg vuurwerk afsteken met de jaarwisseling in 2007), 6 taakstraffen van in totaal 144 uur (laatstelijk 40 uur in 2010) en voorwaardelijke jeugddetentie van 1 week (wegens recidive nadien omgezet in een werkstraf van 14 uur) en van 2 weken (wegens recidive werd de proeftijd met een jaar verlengd). Deze straffen maken kennelijk onvoldoende indruk. De politierechter rest dan niets anders dan te grijpen naar de zwaarste strafvorm: onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf is voor verdachte passend en geboden. Dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vernieling, verandert dit niet. Het is namelijk niet zo dat een relatief klein feit steeds met een werkstraf wordt afgedaan, simpelweg omdat het nog niet eerder is gepleegd. Daar komt bij dat op verdachtes strafblad genoeg diefstallen staan, waaruit blijkt dat andermans eigendom het ook toen moest ontgelden. Ook is verdachte al eerder voor een vuurwerkfeit met de politie in aanraking geweest. Dat een deel van verdachtes documentatie al wat ouder is en dateert uit zijn tijd als minderjarige, verandert de keuze voor een op te leggen gevangenisstraf evenmin. Er is namelijk ook recente documentatie en verdachte, die ook nu nog maar 21 is, is sinds 2004 een jaarlijks terugkerende dader van kleine, maar wel heel hinderlijke criminaliteit. Verdachtes persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn dochter en het behoud van zijn baan, wegen onvoldoende om van een gevangenisstraf af te zien. Dat deze belangen in het geding zijn, is enkel en alleen te wijten aan verdachtes foute keuzes en die consequenties zijn dan ook voor zijn rekening. De zorg voor zijn dochter zal hem bovendien voor een overzienbare detentieduur worden ontzegd, terwijl is gesteld noch gebleken dat het meisje daardoor van zorg verstoken blijft. Zijn dochter woog voor verdachte zelf bovendien kennelijk ook niet al te zwaar, want anders had het hem wel van zijn misdrijf weerhouden. Een baan weerhoudt verdachte ten slotte kennelijk ook niet van het plegen van strafbare feiten. Ook tijdens zijn eerdere arbeidzame tijd zijn blijkens zijn strafblad namelijk delicten gepleegd.
Deze rechtbank legt normaalgesproken voor een vernieling met schade van minder dan € 500 een geldboete op van € 250 tot € 750 (bij niet-betaling te vervangen door 5 tot 15 dagen hechtenis). Verdachte heeft een feit gepleegd dat dicht tegen de € 500-grens aanzit en dat in de openbare ruimte is gepleegd - met alle gevoel van onveiligheid dat daarbij hoort - en hij is al herhaaldelijk met justitie in aanraking geweest. De politierechter neemt de vervangende vrijheidsstraf voor de hoogste boete daarom als uitgangspunt. Van de op te leggen 15 dagen gevangenisstraf zal een derde voorwaardelijk zijn met een proeftijd van 2 jaar. Daarmee hoopt de politierechter te bereiken dat verdachte na zijn verblijf in de gevangenis inziet dat hij daar nooit meer terug moet komen en dat een stok achter de deur van 5 dagen hem daarvan weerhoudt. Bovendien kunnen aan deze voorwaardelijke straf voorwaarden worden gehangen die neerkomen op passender in plaats van strenger straffen na jaarwisselingscriminaliteit. Als bijzondere voorwaarden zullen worden gesteld: het door de officier van justitie gevorderde tussen 8 en 8 binnenblijven bij de eerstvolgende jaarwisseling, en voorts een verbod om gedurende de proeftijd enig vuurwerk voorhanden te hebben. Het betreft hier inderdaad inmenging met verdachtes privéleven. Deze inmenging is echter voorzien bij de wet (artikelen 14a-14c van het Wetboek van Strafrecht) en naar het oordeel van de politierechter noodzakelijk in het belang van de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van anderen. Voor zover dus is betoogd dat er sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, verwerpt de politierechter dit standpunt.
7. Schadevergoeding.
De politierechter is van oordeel dat de schade, waarvan de benadeelde partij in dit geding vergoeding vordert, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan. Ten slotte zal de rechtbank eveneens de schademaatregel opleggen, omdat het wenselijk is dat betrokkenheid van de Staat de daadwerkelijke betaling van het bedrag bevordert.
8. Uitspraak.
De politierechter:
- verklaart bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd, zoals het hiervoor is omschreven, en spreekt hem van het meer of anders tenlastegelegde vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een GEVANGENISSTRAF van VIJFTIEN (15) DAGEN,
waarvan VIJF (5) DAGEN VOORWAARDELIJK met een PROEFTIJD van TWEE (2)
JAAR;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de
rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als BIJZONDERE VOORWAARDEN:
* verdachte bevindt zich van 31 december 2011, 20.00 uur, tot 1 januari 2012, 08.00 uur, op het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven en stelt zich hiervoor controleerbaar op tegenover de politie;
* verdachte heeft geen vuurwerk voorhanden.
- veroordeelt verdachte tot BETALING AAN DE BENADEELDE PARTIJ, [naam bedrijf/benadeelde partij], van € 435,50, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der gehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [naam bedrijf/benadeelde partij], € 435,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der gehele voldoening, bij niet-betaling te vervangen door acht (8) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.