ECLI:NL:RBDOR:2011:BP1051

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
6 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860265-10 en 11/500113-09 (TUL)
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met de dood

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 6 januari 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 27 mei 2010 in Zwijndrecht twee personen heeft bedreigd met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangevers in de coffeeshop als consistent en overtuigend beoordeeld. De verdachte heeft tijdens de bedreigingen niet alleen woorden gebruikt, maar ook de indruk gewekt dat hij een wapen bij zich had, wat de slachtoffers ernstig heeft bedreigd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd, omdat de verdachte een gevaar vormt voor anderen en voor de algemene veiligheid. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en het hoge recidiverisico. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, aangezien de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860265-10 en 11/500113-09 (tul) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [in 1985],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, te Dordrecht,
hierna: verdachte.
Raadsman mr. K. Wijnmalen, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 december 2010, waarbij de officier van justitie mr. J. Koorn, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1 en 2: twee personen heeft bedreigd met de dood.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide bedreigingen wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiften, diverse getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft feit 1 aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 en dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Zij wijst er daartoe op dat er naast de verklaring van de aangever geen aanvullend bewijs in het dossier aanwezig is voor de bedreiging zoals die aan verdachte ten laste is gelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting1 en de verklaring van aangever [aangever 1] 2 gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte op 27 mei 2010 omstreeks 18.00 uur de coffeeshop [naam] aan het [adres] te Zwijndrecht is binnengegaan om wiet te kopen. In de coffeeshop stond aangever [aangever 1] achter de counter. In de coffeeshop was verder een aantal klanten aanwezig, waaronder aangever [aangever 2].
Verdachte wilde voor € 15,- aan wiet kopen maar had slechts € 14,- aan contant geld bij zich. Toen verdachte te kennen werd gegeven dat hij niet voor een bedrag van € 1,- mocht pinnen werd hij volgens aangever [aangever 1] boos. Verdachte schreeuwde naar [aangever1] en naar andere klanten in de zaak. Hij bedreigde [aangever 1] door tegen hem te zeggen:"Ik maak je dood". [aangever 1] is toen naar achteren gelopen en heeft onder andere de politie gebeld.
Uit de verklaring van [aangever2]4, welke verklaring ondersteund wordt door de verklaring van [aangever 1], valt af te leiden dat verdachte vervolgens scheldend en schreeuwend de rokersruimte van de coffeeshop binnenkwam en zich daar agressief opstelde tegen een aantal mensen, waaronder een Antilliaanse vrouw. [aangever 2] hoorde verdachte zeggen: "Wacht maar, ik kom zo terug". Toen verdachte enige minuten later wederom de rokersruimte betrad en bij het tafeltje kwam staan waaraan [aangever 2] en de Antilliaanse vrouw zaten, hield hij zijn hand in zijn jaszak waardoor het voor [aangever2] leek alsof verdachte een vuurwapen of een steekwapen in zijn zak had waarmee hij [aangever 2] en de vrouw iets aan zou doen. [aangever2] voelde zich hierdoor ernstig bedreigd5.
Verdachte heeft ter zitting de verklaring van [aangever2] bevestigd en verklaard dat hij het deed voorkomen alsof er een wapen in zijn jaszak zat om de aanwezigen in de coffeeshop bang te maken6.
[aangever2] verklaart dat verdachte zeer agressief was en in zijn richting schreeuwde: "Ik ga je dood maken" en " niemand maakt mij iets". Daarna volgde een handgemeen waarbij [aangever2] door verdachte op de grond werd gewerkt en gehouden, totdat andere bezoekers in de coffeeshop [aangever2] ontzetten. Toen de politie verdachte afvoerde naar buiten schreeuwde hij onder meer "ik maak je dood". [aangever2] verklaart dat het voelde alsof deze bedreiging voor hem was bedoeld omdat hij voor de Antilliaanse vrouw was gaan staan om haar te beschermen. De verbalisanten die ter plaatse waren gekomen bevestigen dat zij verdachte richting de bezoekers van de coffeeshop hebben horen roepen dat hij ze dood ging maken7
Ook verdachte verklaart in zijn verhoor bij de politie het volgende: " Ik heb gezegd dat ik ze dood maak" .
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de diverse aanwezigen in de coffeeshop met betrekking tot de gebeurtenissen tijdens de aanwezigheid van verdachte in de coffeeshop in hoge mate overeenstemmen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zowel [aangever1] als [aangever2] heeft bedreigd met de dood.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 27 mei 2010 te Zwijndrecht [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever2] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga je dood maken" en "niemand maakt mij iets", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl verdachte daarbij met een hand in de zak van zijn jas, alsof daar een wapen in verborgen zat, op deze [aangever2] afliep;
2.
op 27 mei 2010 te Zwijndrecht [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2, telkens:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, over verdachte uitgebracht rapport van 17 december 2010 komt onder meer het navolgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van de diagnose schizofrenie van het paranoïde type, in combinatie met afhankelijkheid van cannabis en antisociale persoonlijkheidstrekken. Het is zeer aannemelijk dat betrokkene ten tijde van de feiten waarvan hij wordt verdacht evident floride paranoïde psychotisch is geweest en dat dit psychotische beeld het handelen van betrokkene voor geheel heeft bepaald.
Betrokkene dient ten aanzien van het ten laste gelegde als ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Uit het door drs. R. Zwaan, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 11 november 2010 komt onder meer het navolgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie van het paranoïde type. Deze stoormis was tijdens het ten laste gelegde reeds aanwezig. Het gedrag van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde werd volledig gestuurd en beïnvloed door de paranoïde gedachten die het gevolg zijn van de geconstateerde stoornis. Betrokkene kan als ernstig verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Daarbij tekent de rechtbank aan dat zij voor wat betreft de mate waarin het ten laste gelegde aan verdachte kan worden toegerekend aansluiting heeft gezocht bij de conclusie en het advies van psychiater Trompenaars. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen - in samenhang bezien - , voldoende vast is komen te staan dat de bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De verdachte is daarom niet strafbaar ten aanzien van de hiervoor bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
7 Oplegging van een maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat hetgeen hij bewezen heeft geacht niet aan verdachte toegerekend kan worden, omdat hij op het moment van het begaan van deze feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was als gevolg van een gedragsstoornis. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en de maatregel op te leggen van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gedurende maximaal één jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de strafrechtelijke maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet noodzakelijk is. In de omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het rapport van psycholoog Zwaan, het advies van Reclassering Nederland en de eerdere rapportage van psycholoog Nederlof verdient plaatsing van verdachte buiten het strafrechtelijke kader, in het kader van een rechterlijke machtiging, in een GGZ-instelling de voorkeur.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is bij het halen van een zakje wiet in een coffeeshop boos geworden omdat hij zich onheus bejegend voelde door degene die achter de toonbank stond. Deze boosheid is in de loop van een aantal minuten verworden tot agressie waarna verdachte diverse aanwezigen in de coffeeshop heeft bedreigd. Niet alleen door middel van woorden maar ook door hen te doen geloven dat hij een wapen onder zijn jas hield waarmee hij dreigend op korte afstand van hen stond.
De gedragingen van verdachte hebben onmiskenbaar een grote impact gehad op de slachtoffers. Dergelijke feiten rechtvaardigen in beginsel het opleggen van een vrijheidsstraf. Niettemin komt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 6. is overwogen omtrent de psychische toestand van verdachte ten tijde van de feiten, niet toe aan het opleggen van enige straf. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden opgelegd. Deze maatregel kan, gelet op artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, alleen worden opgelegd als de verdachte gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Dat aan het gevaarscriterium is voldaan acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden. Uit het strafblad van verdachte (uittreksel 7 oktober 2010) blijkt dat verdachte gedurende de afgelopen tien jaar veelvuldig is veroordeeld vanwege allerhande gewelds- en vermogensdelicten. Ook de feiten die nu bewezen zijn verklaard, zijn (ernstige) geweldsdelicten.
Uit het rapport van psychiater Trompenaars komt naar voren dat de kans op recidive als hoog moet worden ingeschat. De diagnostische conclusies spelen daarbij een rol, alsmede - onder meer - het ontbreken van ziekte-inzicht en ziektebesef en de ambivalente houding van verdachte ten opzichte van behandeling. De psychiater adviseert de beslist noodzakelijk geachte behandeling van verdachte te doen plaatsvinden in een forensisch psychiatrische dubbeldiagnose-kliniek binnen het juridische kader van een plaatsing ex artikelen 37/39 van het Wetboek van Strafrecht.
Psycholoog Zwaan schat het recidiverisico eveneens in als zeer hoog. De psycholoog overweegt daartoe dat gezien het feit dat de gestelde diagnose een aandoening is die wordt gekenmerkt door recidiverende psychotische momenten, verdachte opnieuw onder invloed van akoestische hallucinaties of paranoïde wanen tot herhaling van agressief gedrag naar anderen toe kan komen.
Het is de rechtbank (mede naar aanleiding van het door Reclassering Nederland over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 24 augustus 2010) gebleken dat in het verleden al op veel verschillende manieren geprobeerd is verdachte de juiste hulp en begeleiding te bieden. Tot op heden echter zonder het gewenste resultaat. Uit de diverse rapportages alsmede het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte afsprakenontrouw is, zijn medicatie niet slikt en behandeling voor zijn problematiek niet nodig vindt.
De verdediging heeft verzocht om de behandeling van verdachte op civielrechtelijke basis plaats te laten vinden en af te zien van een opname in een psychiatrische instelling. De rechtbank is echter van oordeel, gelet op de rapporten van de psychiater, de psycholoog en de Reclassering, alsmede het verhandelde ter terechtzitting, dat verdachte een gevaar vormt voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen, zodat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de periode van één jaar is geboden.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van zes maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 25 juni 2009 wordt omgezet in een onvoorwaardelijke straf.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot de tenuitvoerlegging afgewezen dient te worden, aangezien de tenlastegelegde feiten weliswaar vervelende feiten zijn maar, indien bewezen, geen tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van zes maanden rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde maatregel berust op de artikelen 37, 39, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging;
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. E.H. van der Steeg en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2011.
Mrs. E.H. van der Steeg en G.A.J.M. van Vugt zijn vanwege afwezigheid niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Zwijndrecht [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever2] dreigend de woorden toegevoegd
:"ik ga je dood maken" en/of "niemand maakt mij iets", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of terwijl verdachte daarbij met een hand in de zak van zijn jas, alsof daar een wapen in verborgen zat, op deze [aangever2] afliep;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Zwijndrecht [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever1] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
1 De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 23 december 2010.
2 Het proces-verbaal van aangifte van [aangever1], opgenomen op pagina 13 van het eind proces-verbaal, zaaknummer PL1810 2010061016, van Politie Zuid-Holland-Zuid, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 28 juni 2010. Hierna zal telkens worden verwezen naar dit eind proces-verbaal dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met 26.
3 Het proces-verbaal van aangifte van [aangever1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde eind proces-verbaal, pag. 14.
4 Het proces-verbaal van aangifte van [aangever2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde eind proces-verbaal, pag. 9 onderaan en pag. 10 bovenaan.
5 Zie noot 4, pag 10, midden en onderaan.
6 Zie voetnoot 1.
7 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde eind proces-verbaal, pag. 19, bovenaan.
8 Het proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde eind proces-verbaal, pag. 24.
Parketnummer: 11/860265-10 en 11/500113-09 (tul)
Vonnis d.d. 6 januari 2011