ECLI:NL:RBDOR:2010:BP2284

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
83/126682-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en bewijsuitsluiting in vuurwerkzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 7 december 2010, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk in bezit hebben van consumentenvuurwerk dat niet voldeed aan de wettelijke eisen. De zaak kwam aan het licht na een melding van een jongen die vuurwerk afstak en verklaarde dit van de verdachte te hebben gekocht. De politie doorzocht de woning en een schuur van de verdachte, waarbij zij vuurwerk aantroffen. De verdediging voerde aan dat de eerste doorzoeking onrechtmatig was, omdat de politie zonder toestemming de schuur betrad. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking inderdaad onrechtmatig was, waardoor het in de eerste schuur aangetroffen vuurwerk van het bewijs moest worden uitgesloten. Echter, het vuurwerk dat in de woning en de tweede schuur werd aangetroffen, kon wel als bewijs worden gebruikt, omdat het vermoeden van aanwezigheid al bestond voordat de onrechtmatige doorzoeking plaatsvond. De verdachte had bovendien zelf toestemming gegeven voor de doorzoeking van zijn woning. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 november tot en met 4 december 2009 opzettelijk vuurwerk had binnengebracht en voorhanden had gehad, en legde een werkstraf van 240 uur op, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 83/126682-10[Promis]
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 7 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [in 1979],
wonende te [adres en woonplaats]
hierna: verdachte.
Raadsman mr. K.J.H.H. Slachter, advocaat te Oud-Beijerland.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 november 2010, waarbij de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 november 2009 tot en met 4 december 2009 te Goudswaard samen met een ander of anderen consumentenvuurwerk, dat niet voldeed aan de daaraan gestelde eisen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar niet ten aanzien van al het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk. Hij baseert zijn standpunt op het volgende.
Op 30 november 2009 kwam er bij de politie een melding binnen, dat een jongen was betrapt op het afsteken van vuurwerk. Door deze jongen werd verklaard dat hij het vuurwerk had gekocht van verdachte. De politie begaf zich vervolgens naar de woning van verdachte. In een bij de woning gelegen schuur toonde verdachte de politie een drietal dozen met onder andere drie Chinese rollen als inhoud. Vervolgens werd met toestemming van verdachte de woning binnengetreden. In de woning wees verdachte op het daar aanwezige vuurwerk. Het vuurwerk bestond uit 141 lawine pijlen en één zogenaamde lange liniaal. Verdachte heeft daarop verklaard dat hij in de laatste week van november 2009 het vuurwerk in België had gekocht.
Onrechtmatig verkregen bewijs:
De officier van justitie heeft aangegeven dat verbalisanten, voordat zij voornoemde schuur hadden bekeken, een andere bij de woning behorende schuur hadden betreden. De verdachte was hierbij niet aanwezig. Tevens had de politie geen toestemming van verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen van politie blijkt dat in deze schuur, als gevolg van het openen van een kast en het openen van een doos, tweeëntwintigduizend nitraat klappers en zeven Napolitaanse bommen werden aangetroffen. De Wet op de Economische Delicten geeft de politie de bevoegdheid de schuur te betreden om vervolgens zoekend rond te kijken. Voornoemde wet geeft de politie echter geen bevoegdheid tot een doorzoeking, zoals hier heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft dan ook gesteld dat het vuurwerk, dat in deze schuur is aangetroffen, van het bewijs moet worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft tot slot betoogd dat de onrechtmatige doorzoeking in de eerste schuur niet zal leiden tot het onrechtmatig verkrijgen van hetgeen aan vuurwerk in de tweede schuur en de woning is aangetroffen. De verdenking dat verdachte in het bezit zou zijn van vuurwerk bestond al voordat de eerste schuur werd betreden. Het vermoeden dat in de tweede schuur en de woning nog vuurwerk zou kunnen liggen was dus al gevormd. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van politie, dat verbalisanten het vuurwerk in de tweede schuur en de woning hadden aangetroffen met de volledige medewerking en toestemming van verdachte. De officier van justitie ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de in dit proces-verbaal vermelde medewerking. De politie maakt in dit verbaal ook melding van de doorzoeking in de eerste schuur, waarbij zaken fout zijn gegaan, hetgeen getuigt van een waarheidsgetrouw beeld.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat zij van oordeel is dat het bewijs ontbreekt dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdediging heeft aangevoerd dat de politie de eerste schuur van verdachte niet rechtmatig is binnengetreden. Vervolgens was de daarop volgende doorzoeking tevens ongeoorloofd. In dit kader heeft de verdediging aangegeven dat deze schuur, gelet op de bouw en de inrichting, moet worden gezien als een woning. De ruimte kent namelijk vijf ramen, is voorzien van een verwarming en is gemeubileerd met stoelen, een tafel en een gevulde voorraadkast. Voorts wordt de ruimte gebruikt voor ontvangst van vrienden en is geschikt als slaapvertrek.
De verdediging heeft betoogd dat al het aangetroffen vuurwerk als resultaat van deze onrechtmatige betreding en doorzoeking moet worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts heeft de verdediging nog gewezen op het feit dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij helemaal geen toestemming aan de politie had gegeven om zijn woning te betreden. De politie had tegen verdachte gezegd dat ze, bij het ontbreken van toestemming, toch wel een bevel tot binnentreden zouden regelen. Vervolgens heeft verdachte ter zitting verklaard dat het onjuist is dat hij het vuurwerk in de tweede schuur voor de politie heeft aangewezen. Verbalisanten hadden deze schuur al opengemaakt en het vuurwerk al gepakt voordat verdachte ter plaatse arriveerde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Onrechtmatig en rechtmatig verkregen bewijs:
De Wet op de Economische delicten (hierna: WED) geeft in artikel 20 opsporingsambtenaren, in het belang van de opsporing, de bevoegdheid om iedere plaats te betreden, voor zover dit voor de vervulling van hun taak nodig is. In dit geval bestond gelet op de mededelingen van een jongen die vuurwerk afstak, en zei dat hij dit van verdachte had gekocht, een redelijk vermoeden dat verdachte in het bezit was van vuurwerk. Verbalisanten hadden op grond van voornoemde bepaling het recht om in het belang van het onderzoek de schuur betreden (artikel 20 WED eist hiertoe overigens niet eens een concrete verdenking). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat deze schuur niet kan worden betiteld als een 'woning' in de zin van de Algemene Wet op het Binnentreden. Hoewel de schuur blijkens de ter zitting door de verdediging overgelegde foto's een inrichting kent die kortstondig verblijf van personen mogelijk maakt, kan uit de kenmerken van deze inrichting niet worden opgemaakt dat iemand in deze ruimte zijn private leven leidt en dit vertrek dus als woning gebruikt. Zo ontbreekt hier blijkens de mededelingen van verdachte ter zitting een bed. Een schriftelijke machtiging op grond van voornoemde wet was daarom niet vereist.
Naast het betreden was het de politie bovendien toegestaan om in de schuur zoekend rond te kijken. Verbalisanten zijn echter verder gegaan dan dat. Zij hebben een kast en een doos geopend om de inhoud te bekijken. In dit geval is dus sprake geweest van een doorzoeking. Deze bevoegdheid had de politie in de gegeven omstandigheden niet.
De rechtbank is daarom, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verbalisanten in de eerste schuur een onrechtmatige doorzoeking hebben verricht. Het vuurwerk, dat door middel van deze doorzoekingshandelingen is gevonden (de Napolitaanse bommen en de nitraatklappers), dient dan ook van het bewijs worden uitgesloten.
Dat voornoemd vuurwerk op een onrechtmatige manier is verkregen, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat hetzelfde geldt voor het vuurwerk dat is aangetroffen in de tweede schuur en de woning. Het vermoeden dat in deze ruimtes vuurwerk zou liggen komt namelijk niet voort uit de ontdekking van vuurwerk in de eerste schuur. Dit vermoeden was al gevormd doordat verdachte als leverancier van vuurwerk was aangewezen. Daarbij komt dat, volgens het proces-verbaal van politie, verdachte zelf het vuurwerk in de tweede schuur en in de woning had aangewezen en toestemming had gegeven de woning te betreden.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan hetgeen over de medewerking en toestemming van verdachte in het proces-verbaal is neergelegd. Dat de gang van zaken anders is geweest dan is gerelateerd, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Bewijs:
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank vervolgens uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank samengevat en zakelijk zal weergeven.
Op 30 november 2009 werd door de politie informatie ontvangen dat een jeugdige inwoner van Goudswaard in Rotterdam was betrapt op het afsteken van vuurwerk. Tevens bleek de persoon nog vuurwerk bij zich te hebben. Door de jongeman werd verklaard dat hij het vuurwerk had gekocht van verdachte. De politie trof op 4 december 2009 in een schuur, gelegen bij de woning van verdachte in Goudswaard, drie Chinese rollen aan. In de woning van verdachte nam de politie ook nog eens 141 signaalraketten en één lange liniaal in beslag.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de laatste week van november 2009 in België vuurwerk was gaan kopen. Hij had daar onder andere drie Chinese rollen, 141 stuks vuurpijlen en één slinger gekocht. Verdachte had het vuurwerk in vier keer opgehaald. Hij had het vuurwerk in zijn schuur opgeslagen. Verdachte heeft verklaard geen vergunning te hebben om vuurwerk in te kopen of te verkopen. Verdachte weet dat het door hem gekochte vuurwerk verboden is in Nederland.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is gebleken dat de zogenaamde liniaal (artikelnummer: B509) niet uitsluitend zwart buskruit bevat (en per compartiment meer dan de door de norm voorgeschreven massa van 0,5 gram per stuk). Daarmee voldoet dit vuurwerk niet aan de bij artikel 9 lid 1 Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 gestelde eisen, genoemd in Bijlage III van de regeling.
Onderzoek van politie naar de Chinese rollen (aantal shots: 30.000; artikelnummer: T807-3) heeft uitgewezen dat deze zonder transportverpakking 12,4 kilogram wogen. Volgens de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 (bijlage III) mag het brutogewicht van een Chinese rol, zonder verpakking, niet meer dan 10 kilogram zijn.
De politie heeft gezien dat de signaalraketten, in strijd met artikel 2.1.3. lid 1 onder a en e van het vuurwerkbesluit, niet waren voorzien van de aanduiding "geschikt voor particulier gebruik" en evenmin waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing. Het NFI heeft vervolgens nog geconcludeerd dat de effectlading van dit type signaalraketten (merk: Zink; type: 901) niet bestaat uit zwart buskruit. Dit vuurwerk voldoet daarom niet aan de eisen van de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 (Bijlage III).
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in de periode van 1 november 2009 tot en met 4 december 2009 te Goudswaard opzettelijk consumentenvuurwerk (Chinese rollen, signaalraketten en een lange liniaal) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de krachtens Wet Milieubeheer gestelde regels.
De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten aangetroffen dat verdachte de feiten samen met een ander of anderen zou hebben gepleegd en zij zal verdachte dan ook van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 november 2009 tot en met 4 december 2009 te Goudswaard,
opzettelijk
consumentenvuurwerk, te weten
- 1 lange lineaal (B509) en
- 3 chinese rollen 30.000 (T807-3) en
- 141 signaalraketten (Zink 901)
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad ,
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1. Wet Milieubeheer gestelde regels, immers,
a. waren voornoemde signaalraketten telkens niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik", en
b.waren voornoemde signaalraketten telkens niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan, en
c.waren genoemde lange lineaal en signaalraketten telkens in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading (voor knaleffect) welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, enf
d.waren genoemde Chinese rollen telkens in strijd met het bepaalde in Bijlage III behorende bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading met een groter gezamenlijk gewicht dan ingevolge die Bijlage is/was toegestaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT, GESTELD KRACHTENS ARTIKEL 9.2.2.1 VAN DE WET MILIEUBEHEER, OPZETTELIJK BEGAAN, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, het passend is dat de rechtbank een straf oplegt waarbij verdachte de mogelijkheid wordt geboden zijn baan en zijn woning te behouden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte is zeer onzorgvuldig omgegaan met uiterst gevaarlijk vuurwerk. Verdachte heeft het vuurwerk vanuit België via de openbare weg naar huis vervoerd en heeft hiermee aanzienlijke risico's genomen. Hoewel hij volgens zijn mededelingen ter zitting geen directe buren heeft, is hij woonachtig in een woonwijk. Verdachte heeft met het opslaan van het vuurwerk in zijn schuur en in zijn woning omwonenden, hun woningen en goederen wegens ontploffingsgevaar in gevaar gebracht. Verdachte heeft zich slechts - zo is de overtuiging van de rechtbank - laten leiden door financieel gewin.
Op een dergelijk feit kan in beginsel slechts worden gereageerd met de oplegging van een gevangenisstraf.
Niettemin heeft de rechtbank oog voor de eventuele gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals het behoud van baan en woning. De rechtbank neemt echter ook in aanmerking dat verdachte eerder een transactie heeft betaald in verband met - kort gezegd - illegaal vuurwerk.
Deze dateert van 10 november 2009, terwijl het vuurwerk in deze zaak eveneens in november 2009 is gekocht.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een werkstraf van tweehonderdveertig uren, te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, in voldoende mate recht doet aan de door verdachte gepleegde feiten.
Met de voorwaardelijke gevangenisstraf, waaraan een proeftijd van twee jaar wordt gekoppeld, wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie (3) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van tweehonderdveertig (240) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderdtwintig (120) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.J.J.S Visser griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2010.
Mr. Van Vugt voornoemd is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 4 december 2009 te Goudswaard, gemeente Korendijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten
-7 Napolitaanse bommen en/of
-22000 nitraatklappers (FP3/PN-C86061-II) en/of
- 1 lange lineaal (B509) en/of
- 3 chinese rollen 30.000 (T807-3) en/of
- 141 signaalraketten (Zink 901)
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld,
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1. Wet Milieubeheer gestelde regels, immers,
a.was/ waren voornoemde Napolitaanse bommen en/of nitraatklappers en/of signaalraketten (telkens) niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik", en/of
b.was/waren voornoemde Napolitaanse bommen en/of nitraatklappers en/of signaalraketten (telkens) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of
c.was/waren genoemde Napolitaanse bommen en/of lange lineaal en/of signaalraketten (telkens) in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading (voor knaleffect) welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, en/of
d.was/waren genoemde Chinese rol(len) (telkens) in strijd met het bepaalde in Bijlage III behorende bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading met een groter gezamenlijk gewicht dan ingevolge die Bijlage is/was toegestaan;
Parketnummer: 83/126682-10
Vonnis d.d. 7 december 2010