ECLI:NL:RBDOR:2010:BP1089

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860411-10 en 11/711049-10 (ttz.gev.) en 09/931167-07 (TUL)
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diverse vermogensdelicten met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diverse vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, oplichting en schuldheling, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels en zich voordeed als medewerker van verschillende winkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, waaronder Dordrecht, Ede, en Rotterdam, goederen heeft weggenomen of heeft geprobeerd te verkrijgen door middel van bedrog. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder deelname aan een ambulante behandeling en het volgen van aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die voortvloeide uit zijn daden. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en de teruggave van andere voorwerpen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 11/860411-10 en 11/711049-10 (ttz.gev) en 09/931167-07 (TUL) [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in 1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
feitelijk verblijvende [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, te Dordrecht.
(hierna: verdachte)
Raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 december 2010, waarbij de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 12 augustus 2010 te Dordrecht samen met een ander een fotocamera heeft gestolen met gebruikmaking van een valse sleutel, dan wel (subsidiair) dit heeft geprobeerd;
2.
op 7 augustus 2010 te Dordrecht/Ede/Beverwijk [benadeelde partij 1] heeft bewogen goederen af te geven door zich voor te doen als een werknemer van [benadeelde partij 1] Beverwijk;
3.
in de periode van 20 juli 2010 tot en met 29 juli 2010 bij de [benadeelde partij 2] te Dordrecht/Wateringen/Delft/Breda goederen heeft gestolen;
4.
op 23 en/of 24 juli 2010 te Breda de [benadeelde partij 2] Breda heeft opgelicht voor een aankoopbedrag door zich voor te doen als een medewerker van het Ministerie van Defensie en een televisie heeft gekocht en de verpakking met daarin een plank heeft teruggebracht en heeft aangegeven dat er geen televisie in de verpakking aanwezig was;
5.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Delft een [benadeelde partij 3] jas/vest heeft gestolen;
6.
op 28 juli 2010 te Rotterdam een jas van [benadeelde partij 4] heeft gestolen, dan wel (subsidiair)die jas heeft geheeld;
7.
in de periode van 12 mei 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer/Delft de winkel [BENADEELDE PARTIJ 5] heeft opgelicht voor een aankoopbedrag door in strijd met de waarheid een verpakking van een gekochte Home cinemaset met daarin een plank of ander materiaal heeft teruggebracht en aangegeven dat er in de verpakking geen Home cinemaset zat;
8.
in de periode van 12 augustus 2008 tot en met 12 augustus 2010 te Naaldwijk stempels en stempelkaarten van [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 6.1] heeft geheeld;
9.
op 12 april 2010 te 's-Gravenhage een Blackberry/mobiele telefoon heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3, 4, 6 primair, 7, 8 en 9 ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat een aangifte ontbreekt en het bestanddeel "wederrechtelijk" niet bewezen kan worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 7 en 9.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
* Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde. Volgens de raadsman is de diefstal niet voltooid omdat de fotocamera niet aan de feitelijke heerschappij van de [benadeelde partij 2] onttrokken is geweest. Het is namelijk onduidelijk hoe verdachte de fotocamera in de winkel bij zich droeg. Daarnaast valt uit het dossier juist op te maken dat verdachte (en dus ook de fotocamera) door personeel van de [benadeelde partij 2] in de gaten werd gehouden. De raadsman heeft ook bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte het feit (de poging tot diefstal) samen met zijn zus heeft gepleegd.
* Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen aangifte is gedaan door [benadeelde partij 3] en verdachte op zijn bekennende verklaring is teruggekomen.
* Ook ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat er slechts sprake is geweest van een verwisseling van jassen. Uit de aangifte niet op te maken dat de jas wederrechtelijk is weggenomen. De raadsman heeft verder aangevoerd het onbegrijpelijk te vinden dat pas op 3 september 2010 aangifte van diefstal wordt gedaan, terwijl de jas al op 28 juli 2010 zou zijn weggenomen.
* Tenslotte heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor feit 8. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op één stempel die bij verdachte is aangetroffen een verkeerd telefoonnummer stond. Het is dus niet ondenkbaar dat een medewerker van [benadeelde partij 6] die stempel heeft weggegeven aan verdachte. Ook in dit geval is pas aangifte gedaan van vermissing van de goederen nadat de politie bij de eigenaar had gemeld dat zij die goederen bij verdachte had gevonden.
De verklaring van verdachte, dat hij de stempels en stempelkaarten van de medewerker heeft gekregen, is dus niet onaannemelijk.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1.
Op 12 augustus 2010 dag werd de manager van de beveiligers van [benadeelde partij 2]-Dordrecht geattendeerd dat een [benadeelde partij 2]-pas in Dordrecht was geactiveerd. De pas was al een tijd in beeld bij de [benadeelde partij 2] in verband met andere diefstallen. Hierop zijn de medewerkers van [benadeelde partij 2] Dordrecht verzocht goed op te letten.
Voornoemde manager verklaart in zijn aangifte hoe een medewerker op 12 augustus 2010 zag dat een man in de [benadeelde partij 2] te Dordrecht een box/doos wegstopte tussen de rekken. De medewerker zag later dat de man uit de rij voor de kassa stapte en naar het herentoilet liep. Een medewerker volgde de man de toiletruimte in en zag dat de man iets wegstopte tussen papieren afdroogdoeken. Bij nader onderzoek bleek bij de papieren afdroogdoeken een digitale fotocamera van het merk Canon afkomstig uit de winkel te zijn verstopt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 augustus 2010 samen met zijn zus in de [benadeelde partij 2] te Dordrecht was en een speciale opener bij zich had, een zogenoemde kam, om dozen en safeboxes open te maken. Verdachte haalde met de speciale opener (ook wel ejector genoemd) een camera uit een doos en plaatste de lege doos terug in het schap. Verdachte had zich uitgegeven als medewerker van de [benadeelde partij 2] bij een beveiligingsbedrijf en was zo aan die ejector gekomen. Omdat verdachte zag dat er veel personeel in de winkel aanwezig was heeft hij de fotocamera op het toilet in een papierdispenser verstopt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die dag de fotocamera in zijn zak heeft gedaan.
Conclusie:
Voor het voltooid zijn van de wegneming is beslissend of de feitelijke macht over het voorwerp is verschoven.
Verdachte heeft door gebruikmaking van een ejector een fotocamera uit een safe-box gehaald en heeft de fotocamera vervolgens in zijn zak gedaan. Verdachte was niet bevoegd deze speciale opener te gebruiken.
Door zo te handelen ontneemt verdachte aan de rechthebbende, in dit geval de [benadeelde partij 2], de feitelijke heerschappij over de camera. De rechthebbende kan door zo'n handelwijze immers niet dan met veel moeite controleren of klanten rechtmatig in het bezit zijn van de aan hem toebehorende voorwerpen.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de zus van verdachte bij de diefstal betrokken is, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen spreken van het tezamen en in vereniging plegen van die diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 december 2010;
- de aangifte van [aangever A].
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 december 2010;
- de aangifte van [aangever B].
Ten aanzien van feit 4.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 december 2010;
- de aangifte van [aangever C].
Ten aanzien van feit 5.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte voor dit feit dient te worden vrijgesproken nu bij gebreke van een aangifte, in dit geval onvoldoende wettig bewijs bestaat dat verdachte de jas gestolen heeft.
Ten aanzien van feit 6.
In de woning van verdachte is een jas, kleur geel van "[benadeelde partij 4]" in beslag genomen. In de jas stond "[aangever D]" en een telefoonnummer.
Naar aanleiding van deze vondst heeft [aangever D] aangifte gedaan dat zijn gele jas op 28 juli 2010 te Rotterdam is weggenomen. In de jas zat een sleutelbos.
Verdachte heeft op 15 augustus 2010 bij de politie verklaard dat hij in Rotterdam bij [benadeelde partij 4] jassen heeft wegenomen.
Op 16 augustus 2010 heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij onder andere de [benadeelde partij 4] jassen in "een gekke ingeving" ergens vandaan heeft meegenomen.
De andersluidende verklaring van verdachte ter terechtzitting, namelijk dat hij na een bedrijfsborrel in plaats van zijn eigen jas, de jas van een collega heeft meegenomen, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Uit de aangifte volgt dat de jas in het kantoor van [aangever D] hing totdat hij om 13.00 uur bemerkte dat zijn jas was weggenomen. De aangifte rept van verwisseling van jassen noch van een bedrijfsborrel (van vóór 13.00 uur). Daarnaast volgt uit een proces-verbaal van bevindingen (pagina 207) dat de naam van verdachte bij [benadeelde partij 4] onbekend is, zodat de rechtbank in twijfel trekt of verdachte daar ooit werkzaam is geweest.
De rechtbank is dus van oordeel dat de diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 7.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 december 2010;
- de aangifte van [aangever E].
Ten aanzien van feit 8.
[aangever F], eigenaar van [benadeelde partij 6], heeft aangifte gedaan van vermissing van twee stempels en meerdere stempelkaarten voor een gratis wasbeurt.
Verdachte erkent dat hij in bezit was van twee stempels en meerdere stempelkaarten van [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 6.1]. Hij verklaart verder dat hij deze heeft ontvangen van een medewerker, van wie hij de naam niet weet. De lege stempelkaarten zaten toen hij ze kreeg nieuw in folie verpakt.
Onder deze omstandigheden had de verdachte er naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs rekening mee moeten houden dat de stempelkaarten en stempels van misdrijf afkomstig waren. Immers, dit zijn in het algemeen geen goederen die zomaar weggegeven mogen worden door medewerkers van een benzinestation. Door deze onder deze omstandigheden aan te nemen heeft de verdachte gehandeld met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Ten aanzien van feit 9.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 december 2010;
- de aangifte van [aangever G].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
(Zaak 1 in Proces-verbaal)
op 12 augustus 2010 te Dordrecht , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel heeft weggenomen een digitale fotocamera, merk Canon, toebehorende aan [benadeelde partij 2] Dordrecht, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van een ejector, tot het gebruik waarvan verdachte niet bevoegd was;
2.
(Zaak 2 in Proces-verbaal)
op 7 augustus 2010 te Ede , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid , [aangever A] en/of [aangever H] en/of [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van een demoplank met daarop vier mechanische openers en twee magnetische openers en/of een ejector, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [fictieve naam], werkzaam bij de [benadeelde partij 2] Beverwijk en alseen medewerker van de [benadeelde partij 2] Beverwijk, waardoor [aangever A] en/of [aangever H] en/of [benadeelde partij 1] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
(Zaak 4 tot en met 9 in Proces-verbaal)
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode van 20 juli 2010 tot en met 29 juli 2010 te Dordrecht en/of Wateringen en/of Delft en/of Breda, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie, telefoons en/of een (Sony) Playstation en/of spellen, toebehorende aan [benadeelde partij 2] Dordrecht, en/of [benadeelde partij 2] Wateringen en/of [benadeelde partij 2] Delft en/of [benadeelde partij 2] Breda, ;
4.
(Zaak 3 in Proces-verbaal)
omstreeks 23 juli 2010 en 24 juli 2010 te Breda, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgrepen , (een medewerker van) [benadeelde partij 2] Breda heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van 1553 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een medewerker van het Ministerie van Defensie en
- als medewerker van het Ministerie van Defensie een (LED) tv gekocht en de verpakking van de gekochte (LED) tv, met daarin een plank, teruggebracht en aangegeven dat er in de verpakking geen tv aanwezig was, en dus de gekochte tv niet was geleverd,
waardoor genoemde (medewerker van) [benadeelde partij 2] Breda werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
(Zaak 11 in Proces-verbaal)
op 28 juli 2010 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gele) ([benadeelde partij 4]) jas (met daarin een sleutelbos), toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [aangever D], ;
7.
(Zaak 14 in Proces-verbaal)
in de periode van 12 mei 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Delft, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van een) [BENADEELDE PARTIJ 5] (winkel) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van 1160 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een verpakking van een gekochte Home cinemaset (merk: Harman Kardon), met daarin materiaal (niet zijnde de Home cinemaset), teruggebracht en aangegeven dat er in de verpakking geen Home cinemaset aanwezig was, en dus de Home cinemaset niet was geleverd, waardoor genoemde (medewerker van) [BENADEELDE PARTIJ 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8.
(Zaak 15 in Proces-verbaal)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Naaldwijk, gemeente Westland, meerdere, stempels (van [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 6.1]) en stempelkaarten heeft verworven, terwij1 hij ten tijde van het verwerven van die stempels en stempelkaarten redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
9.
(Zaak 13 in Proces-verbaal)
op 12 april 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) Blackberry/mobiele telefoon (met het I-mei nummer 357239.03.075870.3), toebehorende aan [aangever G].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. (primair)
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
2, 4, en 7. telkens:
OPLICHTING;
3.
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
6 en 9. telkens:
DIEFSTAL;
8.
SCHULDHELING.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Uit het door dr. A. van der Donk, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 20 oktober 2010 komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis (NAO), met een gebrekkige gewetensontwikkeling, narcistische en antisociale trekken.
Ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten waren deze tekorten aanwezig.
Dit beïnvloedde deels betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene is een zwakgestructureerde man bij wie het normen- en waardenstelsel onvoldoende goed is geïnternaliseerd. Interne controlemogelijkheden lijken in onvoldoende mate aanwezig, waardoor hij geen grenzen kan stellen en persisteert in crimineel gedrag. Op grond van het voorgaande is de deskundige van mening dat betrokkene, ten tijde van het hem ten laste gelegde delict lijdende was aan de genoemde persoonlijkheidsstoornis en dat hij hierdoor minder dan de gemiddelde mens zijn wil in vrijheid kan bepalen. Het college wordt dan ook in overweging gegeven, betrokkene ten aanzien van het hem ten laste gelegde, indien bewezen, te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij als bijzondere voorwaarde gevorderd op te nemen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, ten behoeve van het plan van aanpak, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij het DOK.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft strafvermindering bepleit naar aanleiding de gang van zaken met betrekking tot de dagvaarding onder parketnummer 11/711049-10 (feit 9).
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie onzorgvuldig gehandeld heeft door pas op 25 november 2010 een parallel dagvaarding uit te brengen, terwijl de informatie voor het ten laste gelegde feit al op 20 augustus 2010 bekend was. Op 16 november 2010 is de zaak met parketnummer 11/860411-10 aangehouden uitsluitend in afwachting van een rapportage. Hierdoor is bij verdachte het gewekte vertrouwen geschonden dat hij niet voor nog een feit zou worden vervolgd.
De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte behandeling voor zijn problemen nodig heeft en dat daarom een deel van de op te leggen straf uit een werkstraf dient te bestaan.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een vrij korte periode diverse vermogensdelicten gepleegd waarbij hij op geraffineerde wijze te werk ging. Verdachte heeft zich uitgegeven voor een medewerker van de [benadeelde partij 2] om zo in het bezit te kunnen komen van diverse gereedschappen om safe-boxes bij de [benadeelde partij 2] te kunnen openen en zo goederen te kunnen stelen.
Een andere manier waarop verdachte te werk ging, zo vertelde hij ter terechtzitting, was om bij binnenkomst van [benadeelde partij 2]-filialen met een alarmsticker/label het alarm te laten afgaan, zodat dat de medewerkers hem na aankoop van een papiervernietiger en het verlaten van het filiaal zonder controle zouden laten gaan. Verdachte had echter in de door hem gekochte papiervernietiger andere goederen verstopt. De papiervernietiger bracht verdachte kort na aankoop retour om zijn geld terug te krijgen. Verdachte maakte in andere gevallen gebruik van gegevens van andere personen en/of bedrijven. Dergelijke vermogensdelicten kunnen naast dikwijls forse materiële schade veel ongemak veroorzaken voor de winkeliers die van dit soort delicten het slachtoffer worden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 oktober 2010. Hieruit blijkt dat verdachte in 2008 ook al twee maal is veroordeeld voor vermogensdelicten. Hierbij is op 17 september 2008 een, deels voorwaardelijke, werkstraf opgelegd. Tijdens de daaraan verbonden proeftijd heeft verdachte zich nu dus schuldig gemaakt aan dezelfde soort strafbare feiten. De rechtbank vindt daarom - in afwijking van het pleidooi van de raadsman - een werkstraf niet passend.
De rechtbank heeft ook gelet op het rapport van de reclassering van 5 november 2010 waarin de omstandigheden van verdachte worden belicht. Zij adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland, behandeling bij het DOK en de Cognitieve Vaardigheidstraining als gedragsinterventie. Tevens wordt in het rapport verzocht specifiek in het vonnis op te nemen, dat betrokkene het mogelijk moet maken dat de reclassering referenten uit zijn sociale netwerk spreken om de door hem in het toezicht verstrekte informatie te verifiëren. Ook de psycholoog voornoemd heeft zich uitgelaten over de afdoening van de zaak.
De deskundige adviseert, om de herhalingskans in de toekomst zoveel mogelijk te beperken, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf op te nemen dat betrokkene, onder toezicht van de reclassering verwezen wordt naar de forensisch psychiatrische poli- en dagkliniek "Het Dok" te Rotterdam voor deelname aan het zorgprogramma "Agressie en persoonlijkheidsstoornissen".
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te vermelden duur een passende en geboden reactie vormt. Aan deze voorwaardelijk op te leggen straf wordt de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij het DOK voor deelname aan het zorgprogramma "Agressie en persoonlijkheidsstoornissen" en de cognitieve vaardigheidstraining. De voorwaarde over medewerking in verband met het raadplegen van referenten zal de rechtbank niet afzonderlijk opnemen, nu deze medewerking valt onder de aanwijzingen die verdachte in het kader van het op te leggen reclasseringstoezicht heeft op te volgen.
Wat de raadsman over onzorgvuldigheid met betrekking tot de uitgebrachte dagvaarding 11/711049-10 heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding de straf te verminderen.
Aan de verdediging kan nagegeven worden dat de officier van justitie de dagvaarding eerder had kunnen uitbrengen, maar uit de stukken, noch uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, is gebleken dat verdachte redelijkerwijs het vertrouwen gewekt is, dat hij niet voor andere feiten die uit het dossier bekend zijn geworden, vervolgd zou worden.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat feit 7 is begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen.
8.2 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De benadeelde partij
De benadeelde partij van [BENADEELDE PARTIJ 5] vordert een schadevergoeding van € 1.160,- voor feit 7.
De officier van justitie meent dat de vordering, inclusief wettelijke rente, toegewezen kan worden.
De raadsman meent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de vordering onvoldoende duidelijk is om over te oordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 600,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal geen wettelijke rente over het schadebedrag toewijzen, omdat de benadeelde partij die rente niet gevorderd heeft.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
10 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van de kinderrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 17 september 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
11 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b 14c, 14d, 24, 33, 33a, 36f, 57, 310, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 5. ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van negen (9) maanden, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt deelname aan de Cognitieve vaardigheidstraining en ambulante behandeling bij Het Dok of een soortgelijke instelling voor deelname aan het zorgprogramma "Agressie en persoonlijkheidsstoornissen".
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
Tuner, merk Sony (74032);
Steen (74033)
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
Usb-sticks (61296, 61303/05/06, 61597);
Jassen [benadeelde partij 4]/NS/[BENADEELDE PARTIJ 3] (61649, 61650, 6165, 61652, 61653);
Handmagneet (61307);
Beveiligingssysteem (61308);
Toegangsbewijs (61310);
Spaarkaarten (61311);
Stempel (61312);
Gereedschap (61317);
Camera (61606);
Tuner (64650);
Luidspreker (64651);
DVD speler (64652);
Beeldscherm (63035);
Naamplaatje (61647);
I Phone (61294);
Conducteursleutels (61762);
Televisie (61751);
Sony geluidsdrager (74026);
TomTom (61292);
Beveligingssticker (61313);
Sticker (61314);
Stickers (61315);
Sticker (61757/58);
Visitekaartjes (61585, 61759, 61760);
Anti-diefstal labels (61589);
Retourbriefjes (61590);
Enveloppen (61593, 61595);
Stickers (61596);
Stempel (61612);
Anti diefstal tag (61645, 61654);
div. papieren (61646);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
Nokia telefoon (61290);
Studentenpas (61279);
Efteling toegangsbewijzen (61309);
Visitekaartjes (61761);
Agenda (61763);
Kluis (61613);
Keycard (61615/18/19)
Doos (61633);
Parkeerkaart (61634);
Vrijwaring (61635);
Kentekenbewijs (61639);
Papier (61640);
Vaccinatieboekje (61641);
Horloge (61642);
Map + inhoud (61643);
Postzegels (61644);
Administratie (61648);
Studentenpas (61297);
Mobilofoon (61291);
Sd kaartjes (61607);
Diversen (61610);
Computer (62483);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [BENADEELDE PARTIJ 5] van € 600,-, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [BENADEELDE PARTIJ 5],
€ 600,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 september 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09/931167-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter,
mr. M.A.C. Prins, en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 december 2010.
Mr. Van Vugt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De gewijzigde tenlastelegging
1.
(Zaak 1 in Proces-Verbaal)
hij op of omstreeks 12 augustus 2010 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel heeft weggenomen een digitale (foto)camera, merk Canon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] Dordrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weeg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van een ejector/toegangssleutel, tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet bevoegd was/waren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2010 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een ([benadeelde partij 2]) winkel weg te nemen een digitale (foto)camera merk Canon, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] Dordrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en die weg te nemen camera onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door
die camera uit het winkelschap weg te nemen en/of in zijn jas(zak) te stoppen en/of
met een niet voor zijn/hun gebruik bestemde ejector/kam/toegangssleutel de beveiliging van die camera te verwijderen en/of
de (opberg)doos van die camera (terug) te plaatsen in het/de winkelschap(pen) en/of
- die camera te (ver)stoppen in (een papierbak op) het herentoilet,
terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. (Zaak 2 in Proces-Verbaal)
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Dordrecht en/of Ede en/of Beverwijk, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever A] en/of[aangever H] en/of [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van een demoplank met daarop vier mechanische openers en twee magnetische openers en/of een ejector, in elk geval enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [fictieve naam], werkzaam bij de [benadeelde partij 2] Beverwijk en/of als een medewerker van de [benadeelde partij 2] Beverwijk, waardoor [aangever A] en/of[aangever H] en/of [benadeelde partij 1] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(Zaak 4 tot en met 9 in Proces-Verbaal)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2010 tot en met 29 juli 2010 te Dordrecht en/of Wateringen en/of Delft en/of Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie, althans één of meer telefoon(s) en/of een (Sony) Playstation en/of één of meerdere spel(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] Dordrecht, en/of [benadeelde partij 2] Wateringen en/of [benadeelde partij 2] Delft en/of [benadeelde partij 2] Breda, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
(Zaak 3 in Proces-Verbaal)
hij op of omstreeks 23 juli 2010 en/of 24 juli 2010 te Breda, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, (een medewerker van) [benadeelde partij 2] Breda heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van 1553 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als zijnde een medewerker van het Ministerie van Defensie en/of
- als medewerker van het Ministerie van Defensie een (LED) tv gekocht en/of de verpakking van - - de gekochte (LED) tv, met daarin een plank, teruggebracht en aangegeven dat er in de verpakking geen tv aanwezig was, en dus de gekocht tv niet was geleverd,
waardoor genoemde (medewerker van) [benadeelde partij 2] Breda werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(Zaak 10 in Proces-Verbaal)
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Delft met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ([benadeelde partij 3]) vest/jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] (vestiging Delft), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
(Zaak 11 in Proces-Verbaal)
hij op of omstreeks 28 juli 2010 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gele) ([benadeelde partij 4]) jas (met daarin een sleutelbos), in elk geval, enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [aangever D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een (gele) ([benadeelde partij 4]) jas (met daarin een sleutelbos) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die jas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7. (Zaak 14 in Proces-Verbaal)
hij in of omstreeks de periode van 12 mel 2010 tot en met 12 augustus 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Delft, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van een) [BENADEELDE PARTIJ 5] (winkel) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van 1160 euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een verpakking van een gekochte Home cinemaset (merk: Harman Kardon), met daarin een plank, althans een materiaal (niet zijnde de Home cinemaset), teruggebracht en aangegeven dat er in de verpakking geen Home cinemaset aanwezig was, en dus de Home cinemaset niet was geleverd, waardoor genoemde (medewerker van) [BENADEELDE PARTIJ 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
(Zaak 15 in Proces-Verbaal)
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2008 tot en met 12 augustus 2010 te Naaldwijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, meerdere, althans een, stempel(s) (van [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 6.1]) en/of stempelkaarten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwij1 hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die stempel(s) en/of stempelkaarten wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
9. (11/711049-10)
(Zaak 13 in Proces-Verbaal)
hij op of omstreeks 12 april 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) Blackberry/mobiele telefoon (met het I-mei nummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer: 11/860411-10, 11/711049-10 (ttz.gev) en 09/931167-07 (TUL)
Vonnis d.d. 21 december 2010