ECLI:NL:RBDOR:2010:BP0463

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85668 - HA ZA 10-2180
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding rechtsbijstand in het kader van onrechtmatig handelen door werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 29 december 2010 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen [eiser], de voormalig algemeen directeur van WerXaam, en zijn werkgevers, WerXaam B.V. en Drechtwerk. De werknemer vorderde een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand die hij had gemaakt in het kader van de ontbindingsprocedure. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet onrechtmatig had gehandeld en wees de vordering van de werknemer af. De werknemer had eerder een ontbindingsvergoeding van € 180.000,-- bruto ontvangen, maar de kosten van rechtsbijstand werden niet afzonderlijk toegewezen. De rechtbank overwoog dat de werkgever, WerXaam, gerechtigd was om het verzoek tot ontbinding in te dienen en dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De werknemer had geen voldoende onderbouwing geleverd voor zijn stelling dat de werkgever onrechtmatig had gehandeld, en de kosten van rechtsbijstand waren niet toewijsbaar. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de werknemer moest worden afgewezen en dat hij in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in ontbindingsprocedures en de voorwaarden waaronder kosten van rechtsbijstand kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 85668 / HA ZA 10-2180
vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2010
in de zaak van
[Eiser]
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat: mr. S.A. Tan,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERXAAM B.V.,
2. het openbaar lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden,
3. [gedaagde 3]
allen gevestigd cq. wonende te Dordrecht,
gedaagden,
advocaat: mr. L.M. Burger.
Partijen worden hieronder ook aangeduid als [eiser] en gedaagden, die afzonderlijk: WerXaam, Drechtwerk en [gedaagde 3] worden genoemd.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 29 januari 2009,
herstelexploot,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 28 april 2010,
proces-verbaal van comparitie van 16 september 2010 en de daarin genoemde stukken.
2. De vaststaande feiten
2.1 Drechtwerk is een in 1989 door de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Graafstroom, Hendrik Ido Ambacht, Nieuw-Lekkerland, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht in het leven geroepen gemeenschappelijke regeling. Drechtwerk is belast met de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening (verder WSW). Een van haar taken is het bieden van passend werk aan WSW geïndiceerden. Bij Drechtwerk zijn ongeveer 2200 mensen werkzaam.
2.2 [eiser] is van 1 maart 2008 tot 2 oktober 2009 bij WerXaam in dienst geweest als algemeen directeur.
2.3 [gedaagde 3] was in die periode voorzitter van het Algemeen- en het Dagelijks bestuur van Drechtwerk.
2.4 Als algemeen directeur diende [eiser] verantwoording af te leggen aan het Algemeen- en Dagelijks bestuur van Drechtwerk. [eiser] gaf leiding aan 9 managers. Hij diende een cultuuromslag te bewerkstelligen, waarin de financiële prestaties moesten worden verbeterd en de afstand van de medewerkers tot de arbeidsmarkt moest worden verkleind.
2.5 Op 10 december 2008 heeft een functioneringsgesprek tussen [eiser] en het Algemeen Bestuur van Drechtwerk plaatsgevonden. Het verslag van deze bespreking is door partijen op 4 februari 2009 ondertekend. Het verslag houdt, voor zover thans van belang, het navolgende in:
(…)Tenslotte wordt hem door de bestuurders verteld wat van zijn ([eiser]) functioneren wordt gedacht. Het centrale woord dat daarbij valt is vertrouwen. Die is in ruime mate aanwezig. [eiser] is open en transparant, een zelfstandig denker en zeker daadkrachtig met een goede bedrijfskundige aanpak. Aan [eiser] wordt gevraagd rekening te houden met de historie van het bedrijf, waarbij geldt dat eerdere directeuren niet altijd hadden waargemaakt wat zij beloofden en een slechte financiële situatie van het bedrijf. Daardoor zijn de gemeenteraden nog vaak erg kritisch en spreken hun wethouder/bestuurder van Drechtwerk, daarop stevig aan. [eiser] geeft aan begrip te hebben voor de directe sturing tot in de bedrijfsvoering veroorzaakt door de situatie van het bedrijf. Hij geeft aan altijd informatie aan bestuurders te willen geven ook buiten de vergaderingen.
Enige zorg is er nog bij het gevaar dat een grote daadkracht in dit bedrijf met haar cultuur een forse weerstand kan oproepen en het soms beter is om meer de persoonlijke verbinding te zoeken bij de goede elementen in het bedrijf, waardoor in eerste instantie de snelheid er wat onder lijdt. In het vervolgproces kan die achterstand dan wel makkelijker worden ingelopen. [eiser] reageert daarop door die zorg te begrijpen en te weten dat dat zijn valkuil kan zijn. (…)
2.6 Medio december 2008 heeft een aantal (7 van de 9) managers per brief bij het Algemeen bestuur geklaagd over de stijl van leidinggeven van [eiser]. Begin januari 2009 heeft [eiser] een kopie van deze brief ontvangen. De Ondernemingsraad en de vertrouwenspersoon hebben zich bij deze klacht aangesloten.
2.7 De klachtcommissie van Drechtwerk heeft de klacht betreffende ongewenste omgangsvormen onderzocht. Op 5 februari 2009 is [eiser] door de klachtcommissie gehoord. Twee dagen daarvoor heeft [eiser] ter voorbereiding van het verhoor een pakket papier (8 klachten) ontvangen. Het advies van de klachtcommissie aan Drechtwerk heeft [eiser] niet ontvangen. De klachten zijn niet gegrond en niet ongegrond verklaard.
2.8 Medio februari 2009 heeft het Dagelijks bestuur van Drechtwerk het bureau WagenaarHoes opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar -kortweg- de oorzaak van de bestaande spanningen en de mogelijkheid van herstel van onderling vertrouwen. [eiser] heeft een week de tijd gekregen om op het concept rapport te reageren. Op 10 maart 2009 heeft [eiser] zijn reactie aan WagenaarHoes gegeven. WagenaarHoes heeft het rapport op 11 maart 2009 aan het Dagelijks bestuur van Drechtwerk gepresenteerd. Een van de conclusies in het rapport is dat [eiser] als algemeen directeur niet te handhaven is.
2.9 [eiser] is uitgenodigd voor een bespreking met het Dagelijks bestuur op 12 maart 2009 om 14.00 uur.
[eiser] heeft een brief van 12 maart 2009 van Drechtwerk ontvangen met, voorzover thans van belang, de navolgende inhoud:
(…) Hierbij laten we u weten dat wij per direct, in afwachting van deze besluitvorming, vooralsnog niet langer gebruik zullen maken van uw diensten. (…) Voor de goede orde zij benadrukt, dat wij het vorenstaande graag tijdens een bespreking aan u kenbaar hadden gemaakt. Zojuist heeft u ons echter laten weten niet in te gaan op onze uitnodiging om elkaar om 14.00 vanmiddag te treffen. Dit, omdat u zich tijdens een bespreking wilt laten vergezellen door een gemachtigde en deze op het genoemde tijdstip verhinderd is. Wij zijn thans in afwachting van voorstellen van uw kant voor een alternatief tijdstip. De berichtgeving (…) duldt in onze ogen evenwel geen uistel. (…)
2.10 [eiser] heeft een brief van 12 maart 2009 van WerXaam ontvangen met, zover zover thans van belang, de navolgende inhoud:
(…) Nadere besluitvorming met betrekking tot uw positie binnen Drechtwerk zal op zeer korte termijn plaatsvinden, zo hebben wij begrepen. Gelet op de aard van de onderzoeksbevindingen, die er kort gezegd op neer komen dat u binnen Drechtwerk niet te handhaven bent, alsmede de onrust die is ontstaan door uw persoon, komt het ons passend voor dat u, in afwachting van de besluitvorming, uw werkzaamheden als algemeen directeur neerlegt.
Indien en voor zover u hiertoe niet bereid zou zijn, dient u deze brief aan te merken als mededeling dat wij besloten hebben om u met ingang van heden te schorsen in het belang van de dienst zoals bedoeld in art. 8:15:1 lid 1 CAR/UWO. Daarbij zij aangetekend dat deze schorsing in elk geval zal voortduren tot na de bekendmaking van de aangekondigde besluitvorming zijdens het Algemeen Bestuur. (…)
2.11 In januari en februari 2009 zijn in de krant (Algemeen Dagblad) diverse publicaties verschenen over problemen bij Drechtwerk waarbij [eiser] wordt genoemd (productie 2 bij dagvaarding; en daarvan productie 25). Partijen hebben ten aanzien van publiciteit afgesproken dat [gedaagde 3] zou optreden als woordvoerder.
2.12 Op 3 april 2009 heeft WerXaam ter griffie van de rechtbank Dordrecht, sector kanton, een verzoekschrift, strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser], ingediend.
2.13 Op 14 april 2009 heeft [eiser] ter griffie van de rechtbank Dordrecht, sector kanton, een verzoekschrift, strekkende tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, ingediend. Het verzoekschrift richt zich tegen Drechtwerk. Er zijn geen getuigen gehoord, omdat daarvoor gelet op de behandeling van het verzoek tot ontbinding geen tijd meer was. Het verzoek is ingetrokken.
2.14 [eiser] en WerXaam hebben mediation beproefd. Er hebben twee gesprekken onder leiding van een mediator plaatsgevonden; op 15 en 19 mei 2009. Bij elk van deze gesprekken waren [eiser] en WerXaam vergezeld van een advocaat.
2.15 [eiser] heeft WerXaam op 1 juli 2009 doen dagvaarden om op 9 juli 2009 te verschijnen voor de voorzieningenrechter in deze rechtbank, sector kanton. [eiser] vorderde wedertewerkstelling in zijn oude functie. De behandeling van het kort geding is uitgesteld.
2.16 De griffier van de kantonrechter heeft bij brief van 8 juli 2009 [eiser] en WerXaam opgeroepen voor de terechtzitting van 27 augustus 2009 voor de behandeling van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[eiser] heeft WerXaam op 13 augustus 2009 opnieuw doen dagvaarden om op 27 augustus 2009 te verschijnen voor de voorzieningenrechter in deze rechtbank, sector kanton. [eiser] vorderde wedertewerkstelling in zijn oude functie. [eiser] heeft de vordering (later) ingetrokken.
2.17 [eiser] is bij brieven van 26 maart 2009 en 10 juli 2009 gesommeerd zijn auto, tankpas, laptop en telefoons in te leveren. In de brief van 10 juli 2009 staat, voor zo ver thans van belang:
(…) Indien u niet of niet geheel voldoet aan voorgaand verzoek/opdracht, dan zullen wij dit aanmerken als ernstig plichtsverzuim en moet u rekening houden met ontslag op staande voet. (…)
[eiser] heeft de auto kort na ontvangst van de tweede brief ingeleverd. Hij is niet op staande voet ontslagen.
2.18 [eiser] heeft op 19 augustus 2009 een verweerschrift ingediend, waarin hij primair concludeert tot afwijzing van het verzoek en subsidiair, indien niettemin de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, tot toekenning aan [eiser] van een ontslagvergoeding ter hoogte van 2,5 maal zijn bruto jaarsalaris inclusief emolumenten, vermeerderd met € 40.000,-- netto ten titel van kosten rechtsbijstand.
2.19 De kantonrechter heeft bij beschikking van 17 september 2009 (verder te noemen de beschikking) de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) ontbonden met ingang van 2 oktober 2009 met toekenning aan [eiser] van € 180.000,-- bruto en met compensatie van de proceskosten. WerXaam heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid het verzoek in te trekken. In de beschikking is overwogen, voor zover thans van belang:
(…)7. Goed beschouwd staan de gebeurtenissen vóór, rond en na het functioneringsgesprek van 10 december 2008 in zo schrille tegenstelling tot dat gesprek dat alleen al om die reden zorgvuldiger met de belangen van [eiser] had moeten worden omgegaan. WerXaam heeft zich blijkbaar onvoldoende gerealiseerd dat haar opdracht aan [eiser] wel eens grote problemen binnen de organisatie van Drechtwerk zou kunnen veroorzaken en dat zij, gelet op die opdracht, als goed werkgeefster verplicht was om haar rug voor [eiser] te rechten.
Door niettemin een onderzoeksbureau in te schakelen en daar naar het zich laat aanzien volledig op dicht te varen en haar besluit tot non-actiefstelling op het rapport van dat bureau te baseren, terwijl er bovendien blijkbaar onvoldoende maatregelen ter voorkoming van media-aandacht zijn genomen, welke aandacht voor [eiser] als diffamerend is te beschouwen, heeft WerXaam voor [eiser] ten onrechte geen klimaat geschapen om zijn werkzaamheden voort te zetten. Dit zou gelet op het gunstige functioneringsgesprek van 10 december 2008 een meer voor de hand liggende maatregel zijn geweest in plaats van af te gaan op een tweetal rapporten waarvan één rapport zelfs geen rol kan en mag spelen.
8. Het rapport WagenaarHoes, waar een aantal door het bureau zelf opgesomde beperkingen aan ten grondslag ligt (betrokkenen niet onder ede gehoord, alleen de verhoudingen vanaf aantreden [eiser] bezien, geen individuele personeelsvraagstukken bezien, geen rechercheonderzoek verricht) bevat naast een chronologische reconstructie veel kwalificaties, maar weinig echte feiten. De conclusie luidende dat het te laat is voor een herstel van de samenwerking met [eiser], lijkt daardoor niet, althans onvoldoende onderbouwd, althans had WerXaam die conclusie niet zonder meer één op één tot de hare mogen maken. Dit temeer, omdat [eiser] een grote hoeveelheid gefundeerde kritiek op het rapport heeft geleverd, die door WerXaam vrijwel buiten beschouwing is gelaten. Het besluit tot schorsing van [eiser], die op dat besluit niet vooraf is gehoord, is om die reden ook niet juist geweest.
9. Niettemin wordt de stelling van [eiser], dat hij zijn werkzaamheden in de toekomst weer gewoon zou kunnen uitoefenen door de kantonrechter niet onderschreven. [eiser] is intern en publiekelijk beschadigd en is daardoor voor de organisatie Drechtwerk objectief bezien niet meer aanvaardbaar als leider. Evenmin is een vruchtbare samenwerking in de toekomst met het bestuur van WerXaam nog te verwachten gelet op de voorgeschiedenis die in deze procedure is uitgemond. Daar dit WerXaam te verwijten valt, heeft het wel tot gevolg dat door haar in het kader van de gevraagde en hier toe te wijzen ontbinding een aanzienlijke vergoeding aan [eiser] zal dienen te worden betaald.
10. Het komt de kantonrechter met het oog op die gebleken, hier boven gereleveerde omstandigheden van het geval billijk voor om aan [eiser] ten laste van WerXaam een vergoeding toe te kennen van € 180.000,-- bruto. Bij de bepaling van de vergoeding heeft de kantonrechter mede in acht genomen de speciale positie van [eiser], het bruto maand¬salaris inclu¬sief vakantie¬toeslag en de vaste en overeengekomen loonbe¬standdelen, de media-aandacht, alsmede ook deels de aanvankelijk voorgenomen bepaalde duur van het dienstverband, dat tussentijds kon worden beëindigd en circa 18 maanden heeft geduurd.
De door [eiser] verzochte kosten van rechtsbijstand worden hier niet afzonderlijk toegewezen. Voor de eventuele toewijzing daarvan is een andere (bodem)procedure aangewezen.
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert, na wijziging van eis, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I wordt verklaard voor recht dat gedaagden ieder afzonderlijk en gezamenlijk onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser] door te handelen zoals omschreven in de dagvaarding;
II gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 70.859,70 terzake door hem gemaakte kosten van juridische bijstand;
III gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 2.172,72 terzake buitengerechtelijke kosten;
IV gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van wettelijke rente over het bedrag onder II vanaf 20 januari 2010;
V gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de volledige kosten* van deze procedure.
*[eiser] heeft ter zitting verduidelijkt dat hij bedoelt te vorderen proceskostenvergoeding conform het liquidatietarief.
3.2 Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag.
WerXaam als formeel werkgeefster, Drechtwerk als materieel werkgeefster en [gedaagde 3] persoonlijk, als bestuurder, hebben onrechtmatig en in strijd met goed werkgeverschap gehandeld jegens. Deze onrechtmatigheid bestond uit het volgende:
1. misleiden ten aanzien van de voorgehouden taken en het bewust verzuimen [eiser] te begeleiden en te steunen toen er over hem geklaagd werd;
2. onzorgvuldig onderzoek naar de klachten (geen onafhankelijk klachtenbureau inschakelen, geen hoor en wederhoor toepassen, rapportage moest leiden tot de conclusie dat [eiser] niet werkzaam kon blijven);
3. [eiser] niet horen bij schorsings- en ontslagbesluit;
4. zorgen dragen voor, althans niet voorkomen dat onbewezen aantijgingen in de pers komen, waardoor de eer en goed naam van [eiser] onherstelbaar zijn aangetast;
5. vasthouden aan beëindiging zonder vergoeding en niet bereid zijn een minnelijke regeling te treffen;
6. in periode juli tot 27 augustus 2009 dreigen met ontslag op staande voet.
[eiser] stelt dat hij door de hiervoor gestelde onrechtmatigheid schade lijdt in de vorm van de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 70.859,70 inclusief BTW.
3.3 Gedaagden betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld en zij betwisten de (hoogte van de) schade. Als verweer voeren zijn het volgende aan:
a. naast de ontbindingsvergoeding is geen plaats meer voor schadevergoeding;
b. over de proceskosten is al in de beschikking beslist;
c. er is geen grond Drechtwerk of [gedaagde 3] tot schadevergoeding te veroordelen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De procedure tegen WerXaam
4.1.1 Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt de bijzondere aard van de wettelijke regeling betreffende de arbeidsovereenkomst mee dat in de regeling betreffende de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals neergelegd in art. 7:685 BW, het resultaat van de rechterlijke toetsing aan de eisen van redelijkheid en billijkheid (of aan hetgeen een goed werkgever behoort te doen en na te laten) in beginsel ten volle, onder meeweging van alle voor zijn oordeel relevante factoren, tot uitdrukking behoort te komen in de hoogte van de vergoeding die de rechter op de voet van lid 8 van art. 7:685 BW met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid aan een der partijen ten laste van de wederpartij toekent, zodat er daarnaast voor zodanige toetsing geen plaats is. De regel dat geen plaats meer is voor een (nieuwe) beoordeling van een vordering tot schadevergoeding die berust op dezelfde grondslag als het in de ontbindingsprocedure behandelde verzoek om een ontbindingsvergoeding, strookt ook met het rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 BW.
4.1.2 De kantonrechter heeft in de beschikking de kosten voor rechtsbijstand “niet afzonderlijk toegewezen” en verwijst voor de beoordeling van deze kosten naar een andere (deze) procedure. De rechtbank begrijpt hieruit dat deze kosten niet zijn meegewogen bij het op grond van redelijkheid en billijkheid vaststellen van de hoogte van de ontslagvergoeding. In de beschikking worden de proceskosten vervolgens gecompenseerd. Dat betekent dat elk van partijen de kosten, gemaakt in verband met de ontbindingsprocedure, zelf draagt.
4.1.3 Op 3 april 2009 heeft WerXaam een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. [eiser] heeft getracht zijn positie te behouden door het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het uitbrengen van kort geding dagvaardingen. Deze activiteiten houden allen verband met het verweer tegen het ontbindingsverzoek. Over de proceskosten van de ontbindingsprocedure heeft de kantonrechter reeds beslist, zodat hierover in deze procedure geen oordeel meer kan worden gegeven. In deze procedure kan het nog slechts gaan om de kosten van rechtsbijstand die kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten voorafgaand aan de ontbindingsprocedure.
4.1.4 [eiser] heeft aangevoerd, dat de beslissing van de kantonrechter om de kosten te compenseren een standaardbeslissing is en dat een kostenveroordeling alleen betrekking heeft op het liquidatietarief.
Voor zover [eiser] bedoelt te betogen dat deze overweging per vergissing in de beschikking terecht is gekomen wordt het volgende overwogen. Uit de tekst van de beschikking volgt niet dat van een vergissing sprake is. Zelfs indien het gaat om een vergissing, kan dit niet leiden tot het oordeel dat de na 3 april 2009 werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand in deze procedure thans voor vergoeding in aanmerking komen.
De grondslag van de vordering in deze procedure is onrechtmatige daad. Om de vordering op deze grondslag toe te kunnen wijzen, moet het aanhangig maken van de procedure op zichzelf onrechtmatig zijn. Daarvan kan geen sprake zijn.
Artikel 7:685 lid 1 BW bepaalt: Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Een werkgeefster die meent dat de arbeidsovereenkomst beëindigd behoort te worden is dus in beginsel gerechtigd een verzoek tot ontbinding te doen. In dit geval is het verzoek bovendien toegewezen. Van onrechtmatig handelen door WerXaam in deze zin is dan ook geen sprake, zodat de (werkelijk) gemaakte kosten van rechtsbijstand niet als schade toewijsbaar zijn.
4.1.5 Uit het als productie 14 bij de dagvaarding overgelegde urenoverzicht van de advocaten van [eiser], blijkt dat het verzoek tot ontbinding op 2 april 2009 is bestudeerd. Hooguit de uren die hier vóór zijn besteed kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten, voor zover deze zijn aan te merken als redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art 6:96 lid 1 aanhef en onder c BW).
4.1.6 [eiser] lijkt aan te voeren dat uit de beschikking van de kantonrechter reeds volgt dat WerXaam onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Dit uitgangspunt is onjuist. De kantonrechter heeft aan [eiser] ten laste van WerXaam op billijkheidsgronden een vergoeding toegekend, hetgeen een andere toetsing is dan die op grond van onrechtmatige daad. Bovendien heeft een beschikking in een ontbindingsprocedure geen gezag van gewijsde. In deze procedure dient zelfstandig te worden beoordeeld of WerXaam onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en of [eiser] daardoor buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.1.7 De hiervoor onder 3.2 onder 1 tot en met 6 genoemde omstandigheden leiden niet tot het oordeel dat WerXaam onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De onder 2, 3 en 4 genoemde omstandigheden zijn al meegewogen bij het bepalen van de ontslagvergoeding en kunnen in deze procedure niet opnieuw aan de orde gesteld worden.
4.1.7.1 Ten overvloede wordt nog overwogen dat deze omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat WerXaam onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
(ad 2) Het onderzoek naar de klachten was niet onrechtmatig. Het feit dat een klachtcommissie, als intern adviesorgaan, haar rapport slechts uitbrengt aan WerXaam is niet onrechtmatig en evenmin kan het inschakelen van een adviesbureau waar eerder mee is gewerkt op zichzelf als onzorgvuldig worden beoordeeld. De conclusies van WagenaarHoes worden onderbouwd met gevoelens die leven op de werkvloer. Weliswaar zijn dit geen feiten in de juridische zin van het woord; het zijn wel omstandigheden waar een werkgeefster rekening mee heeft te houden. [eiser] heeft een week de tijd gekregen om te reageren op het rapport. Dat hij zelf om deze week heeft moeten vragen, maakt de periode niet onrechtmatig kort.
(ad 3) In beginsel moet een werknemer gehoord worden voor een schorsingsbesluit wordt genomen. [eiser] is uitgenodigd, maar wilde een latere datum afspreken omdat hij zich wilde laten bijstaan. Gelet op de grote commotie die was ontstaan, was het van belang dat WerXaam snel een beslissing nam over de positie van [eiser]. Onder deze omstandigheden is het niet (of op een later tijdstip) horen van [eiser] niet onrechtmatig.
(ad 4) Dat WerXaam bewust verkeerde informatie aan de pers heeft verstrekt die de positie van [eiser] onmogelijk heeft gemaakt, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. Bovendien staat vast dat partijen hadden afgesproken dat [gedaagde 3], als bestuurder van WerXaam en Drechtwerk de contacten met de pers zou onderhouden. Gelet op de interesse die de pers voor deze kwestie had, was het geen optie om geen mededelingen te doen, zoals [eiser] ter zitting heeft bepleit. Bovendien heeft [eiser] kennelijk ook zelf met de pers gepraat, zo blijkt uit de inhoud van de overgelegde publicaties.
4.1.7.2 Eveneens ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Indien al een van de hiervoor genoemde omstandigheden als onrechtmatig handelen van WerXaam jegens [eiser] zou worden beoordeeld, valt niet in te zien, wat het causaal verband is met de thans gevorderde schade. De kosten van rechtsbijstand voorafgaand aan een procedure komen slechts voor vergoeding in aanmerking als deze kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
4.1.8 De kantonrechter heeft de omstandigheden onder 3.2 onder 1, 5 en 6 niet behandeld. Deze omstandigheden leiden evenmin tot het oordeel dat WerXaam onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
(ad 1) Indien [eiser] onvolledig is geïnformeerd bij zijn sollicitatie, mocht van hem als ervaren manager verwacht worden dat hij eventuele lacunes in zijn kennis snel had ingehaald door alle benodigde informatie op te vragen. Dit is hem kennelijk ook gelukt, want hij heeft tot tevredenheid van zijn werkgeefster gefunctioneerd tot in ieder geval december 2008, zodat niet valt in te zien wat het causaal verband is tussen eventuele onrechtmatigheid en kosten van rechtsbijstand.
(ad 5) Vast staat dat partijen het niet eens zijn geworden. [eiser] stelt dat dit is te wijten aan de houding van WerXaam, die niet wilde praten over terugkeer van [eiser] als directeur. Het niet aangaan van een minnelijke oplossing is op zichzelf niet snel onrechtmatig als partijen een conflict hebben. Bovendien heeft ook de kantonrechter geoordeeld dat terugkeer niet mogelijk was. Niet valt in te zien dat WerXaam in dit opzicht onrechtmatig heeft gehandeld.
(ad 6) [eiser] heeft voldaan aan het tweede verzoek de auto terug te brengen. Hij stelt niet dat deze sommatie heeft geleid tot kosten van rechtsbijstand. Reeds daarom kan deze stelling niet tot toewijzing van enig bedrag leiden. In het midden kan blijven of WerXaam gerechtigd was deze sommatie te doen.
4.1.9 Gelet op vorenstaande leidt geen van de hiervoor genoemde omstandigheden tot het oordeel dat WerXaam onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De vordering moet reeds hierom worden afgewezen. Hetzelfde lot treft de in deze procedure gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
De procedure tegen Drechtwerk en [gedaagde 3]
4.2.1 [eiser] voert aan dat hetgeen ten aanzien van WerXaam is geoordeeld in de ontbindingsprocedure niet geldt voor Drechtwerk en [gedaagde 3], zodat Drechtwerk als materieel werkgeefster alle door [eiser] gemaakte en te maken kosten van rechtsbijstand dient te voldoen en [gedaagde 3] houdt hij als voorzitter van het bestuur van Drechtwerk persoonlijk aansprakelijk.
4.2.2 Drechtwerk is als bestuurster van WerXaam aan te merken. [gedaagde 3] is voorzitter van het bestuur van Drechtwerk. [eiser] dient te stellen welke verwijten de bestuurders van WerXaam treffen. Hij stelt geen andere verwijten dan die hij WerXaam heeft gemaakt en op grond van deze verwijten is de vordering tegen WerXaam niet toewijsbaar. Aldus heeft hij onvoldoende gesteld om de bestuurders van WerXaam aansprakelijk te kunnen houden.
4.2.3 [eiser] voert nog aan dat Drechtwerk en [gedaagde 3] geen partij waren in de ontbindingsprocedure, zodat zij de proceskostenveroordeling in de beschikking van de kantonrechter niet aan [eiser] kunnen tegenwerpen. Op zichzelf is dit standpunt juist. Daar staat tegenover dat Drechtwerk en [gedaagde 3] deze procedure niet aanhangig hebben gemaakt, zodat zij de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van [eiser] niet hebben veroorzaakt. Zij kunnen dus ook niet aansprakelijk worden gehouden voor deze kosten.
De proceskosten in alle procedures
4.3 [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van WerXaam, Drechtwerk en [gedaagde 3] tot heden begroot op:
Griffierecht € 1.605,--
Advocaat: € 1.788,-- (twee punten tarief IV à € 894,--)
Totaal € 3.393,--
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst af het gevorderde;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van WerXaam, Drechtwerk en [gedaagde 3] bepaald op € 3.393,--.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Halk, Eerdhuijzen en Van Spengen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 december 2010.