ECLI:NL:RBDOR:2010:BO6402

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860132-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtbank Dordrecht oordeelt over rechtmatigheid doorzoeking en voorbereidingshandelingen voor beroving

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 25 november 2010, stond de verdachte terecht voor het voorbereiden van een beroving. De zaak kwam voort uit een incident op 10 maart 2010, waarbij de politie twee voertuigen, een Volkswagen Golf en een Volkswagen Polo, staande hield in Gorinchem. De bestuurder van de Golf, de verdachte, verklaarde dat de inzittenden van beide voertuigen bij elkaar hoorden. Tijdens de controle bleek dat de inzittenden van de Polo zich niet konden legitimeren, wat leidde tot verdenking van een strafbaar feit. De politie doorzocht de Golf en vond verschillende voorwerpen die duidden op voorbereidingshandelingen voor een beroving, waaronder bivakmutsen, handschoenen en een nepvuurwapen.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de Volkswagen Golf rechtmatig was, omdat er voldoende verdenking bestond van een misdrijf. De verdediging had betoogd dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar de rechtbank wees dit verweer van de hand. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen had verricht voor een beroving, en legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van de voorbereidingshandelingen en de impact van berovingen op de rechtsorde.

De uitspraak bevatte ook een verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen, die als middelen voor het begaan van het misdrijf werden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren op het moment van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860132-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in 1988],
wonende te [adres en woonplaats].
Raadsman mr. G.O. Groeskamp, advocaat te Gorinchem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 17 augustus 2010 en 11 september 2010, waarbij de officier van justitie mr. J. Spaans, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
(primair)
verdachte op 10 maart 2010 te Gorinchem samen met een ander of anderen, opzettelijk voorwerpen en auto's, die bedoeld waren voor het plegen van een beroving, voorhanden heeft gehad, dan wel
(subsidiair)
anderen toen en daar opzettelijk voorwerpen en auto's, die bedoeld waren voor het plegen van een beroving, voorhanden hebben gehad, aan welk feit verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 10 maart 2010 te Utrecht en/of Gorinchem medeplichtig is geweest door een bivakmuts aan te schaffen, een auto te huren en een auto te besturen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft dit standpunt gebaseerd op de processen-verbaal van bevindingen van politie betreffende het staande houden van de auto's, het onderzoek in de auto's en het aantreffen van de in de tenlastelegging vermelde voorwerpen. Ook de verklaringen van verdachte dienen als bewijsmiddel voor het primair ten laste gelegde feit.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het resultaat van de doorzoeking van de Volkswagen Golf voor het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat de doorzoeking onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Volgens de verdediging betekent dit dat er dan onvoldoende bewijs overblijft en dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt op welk specifiek misdrijf de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen betrekking (zouden) hebben. Verdachte zal ook om die reden moeten worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van de doorzoeking van de Volkswagen Golf
De verdediging heeft betoogd dat de doorzoeking van de Volkswagen Golf niet rechtmatig is geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de door verdachte bestuurde Volkswagen Golf is doorzocht zonder dat er een verdenking van een strafbaar feit bestond ten aanzien van verdachte en zijn medeverdachte en bijrijder [medeverdachte 1]. Bovendien hadden verdachte en [medeverdachte 1] zich al gelegitimeerd, zodat de doorzoeking ook niet op die grond had mogen plaatsvinden.
De officier van justitie is van oordeel dat de doorzoeking van de Volkswagen Golf rechtmatig is geweest. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte tegen de politie heeft verklaard dat de Volkswagen Golf, die hij bestuurde, en de achter hem staande Volkswagen Polo, bij elkaar hoorden. Toen één van de inzittenden van de Volkswagen Polo zich niet kon legitimeren, heeft de politie een onderzoek aan de kleding van de inzittenden en in de Volkswagen Polo uitgevoerd. Tijdens dat onderzoek werden een paar handschoenen, een zwarte bivakmuts en een portofoon aangetroffen. Bovendien werd onder de Volkswagen Polo een vuurwapen aangetroffen. Hierdoor ontstond de verdenking van een strafbaar feit en is tot aanhouding van de inzittenden van de Volkswagen Polo én de Volkswagen Golf overgegaan. Op grond van die verdenking had de politie vervolgens de bevoegdheid om de Volkswagen Golf te doorzoeken. Hierbij zijn een portofoon, bivakmutsen, zwarte tape, tie-wraps en een mes aangetroffen.
Voor de beoordeling van het verweer van de verdediging gaat de rechtbank uit van de hierna omschreven feiten en omstandigheden.
Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij op 10 maart 2010 om 04.40 uur in Gorinchem een Volkswagen Golf en daarachter een Volkswagen Polo zagen rijden. Dit was binnen de bebouwde kom. Zij hebben beide bestuurders een stopteken gegeven waaraan werd voldaan.
De bestuurder van de Volkswagen Golf (de rechtbank begrijpt dat hiermee verdachte wordt bedoeld) verklaarde dat de inzittenden van beide auto's bij elkaar hoorden. Eén van de verbalisanten vorderde van de bestuurder van de Volkswagen Polo een rijbewijs ter inzage. De bestuurder deelde hem mede, dat hij dit niet bij zich had, waarop de verbalisant een ander legitimatiebewijs ter inzage vorderde. De bestuurder deelde mede, dat hij dat ook niet bij zich had. Op dat moment ontstond naar het oordeel van de rechtbank de verdenking van een strafbaar feit, te weten artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht luidt (voor zover hier relevant):
"Hij die niet voldoet aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie."
Op grond van het bepaalde in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering is de opsporingsambtenaar, in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit, bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel te doorzoeken.
De rechtbank merkt op dat een strafbaar feit zowel een misdrijf als een overtreding inhoudt.
Verbalisanten hebben gerelateerd dat vervolgens een onderzoek is uitgevoerd in de Volkswagen Polo. Hierbij werden een paar lederen handschoenen, een zwarte bivakmuts en een portofoon aangetroffen. Onder de auto werd een zwart op een pistool gelijkend voorwerp aangetroffen. Hierop hebben verbalisanten alle inzittenden van beide auto's aangehouden, omdat zij vermoedden dat de inzittenden voorbereidingen hadden getroffen om een diefstal met geweld te gaan plegen. Vervolgens is de Volkswagen Golf doorzocht, waarbij een portofoon, een zwarte bivakmuts, een paar wollen handschoenen, een grijze bivakmuts, een rol tape, tie-wraps en een mes zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de doorzoeking van de Volkswagen Golf overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, voor zover hier relevant, is de opsporingsambtenaar, in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van dat Wetboek, bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel te doorzoeken.
Diefstal met geweld is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en voldoet derhalve aan de omschrijving van artikel 67, eerste lid onder a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat de doorzoeking van de Volkswagen Golf rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de resultaten van dat onderzoek (de aangetroffen voorwerpen) voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van drie bekenden van hem op 9 maart 2010 een Volkswagen Polo heeft gehuurd. In de nacht van 10 maart 2010 zijn zij richting Gorinchem gereden. Verdachte reed in zijn Volkswagen Golf en naast hem zat [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] reed in de Volkswagen Polo en naast hem zat [medeverdachte 3]. Verdachte heeft verklaard dat zij in iedere auto een portofoon hadden. Die portofoons waren van verdachte. Volgens verdachte waren alle in de Volkswagen Golf aangetroffen voorwerpen van hem. Hij had van [medeverdachte 1] een bivakmuts moeten kopen.
Verdachte heeft verklaard dat de anderen geen contact middels de telefoons wilden hebben en daarom portofoons gebruikten. Hij heeft verder verklaard dat hij wel een vermoeden had wat ze gingen doen. Hij vermoedde iets van drugs. De anderen hadden tegen hem gezegd dat hij nu iets terug moest doen, omdat anders de consequenties voor hem zouden zijn. Die anderen hebben de opdrachten gegeven. In dit geval zou het wel om een overval gaan, dacht verdachte. Hij moest twee auto's naar Gorinchem brengen met vier personen en hij zou later worden opgehaald door een andere persoon.
Het aangetroffen wapen is onderzocht door de politie. Het betreft een veerdrukwapen in de vorm van een pistool en vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen.
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten het voorhanden hebben van voorwerpen en auto's die bedoeld waren voor het plegen van een beroving.
De verdediging heeft betoogd dat voor een bewezenverklaring van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht van belang is op welk specifiek misdrijf de voorbereidingshandelingen betrekking hebben. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet kan worden vastgesteld welk specifiek misdadig doel verdachte en de anderen voor ogen hebben gehad en dus ook niet of dit een misdrijf betreft waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.
In het onderhavige geval reden verdachten midden in de nacht rond in Gorinchem met twee auto's, met in iedere auto twee inzittenden. In beide auto's werden bivakmutsen, handschoenen en een portofoon meegevoerd, terwijl in één van de auto's een wapen werd meegevoerd en in de andere auto tape en tie-wraps.
De rechtbank is van oordeel dat uit de combinatie en onderlinge samenhang van de aangetroffen voorwerpen en de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden alsmede gelet op hetgeen verdachte omtrent het doel van de voorwerpen heeft verklaard zoals hierboven weergegeven, is komen vast te staan dat verdachte en zijn mededaders een beroving, althans een daaraan gerelateerd delict, voor ogen hebben gehad. Daarmee is er sprake van een strafbare voorbereiding.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
op 10 maart 2010 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met
anderen, ter voorbereiding van een misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of
meer is gesteld, te weten medeplegen van afpersing en/of medeplegen van
diefstal door middel van geweld en/of bedreiging met geweld, opzettelijk
lederen handschoenen en
bivakmutsen en
portofoons en
tie-wraps en
een nepvuurwapen en
tape en
een mes en
auto's, zijnde voorwerpen en vervoermiddelen bestemd tot
het begaan van die misdrijven, voorhanden heeft
gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
MEDEPLEGEN VAN VOORBEREIDING VAN:
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, EN/OF
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD OF GEVOLGD VAN GEWELD EN/OF BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN OF GEMAKKELIJK TE MAKEN, OF OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een beslissing te nemen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een taakstraf, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke vrijheidsstraf, op te leggen. Hij heeft daarbij gewezen op het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte een eigen bedrijf heeft.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor een beroving, door voorwerpen als bivakmutsen, tape, tie-wraps, handschoenen, portofoons en een wapen voorhanden te hebben.
Berovingen zijn zeer ernstige misdrijven die een forse inbreuk maken op de rechtsorde en veel gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Daarom heeft de wetgever ook de voorbereidingshandelingen strafbaar gesteld.
Voor de bepaling van de strafmaat gaat de rechtbank uit van de uitgangspunten voor afpersing en diefstal met geweld. In de regel wordt, voor iemand die voor het eerst met de strafrechter in aanraking komt, voor een beroving een uitgangspunt van vierentwintig maanden gevangenisstraf gehanteerd. De rechtbank zal ook in deze zaak dit uitgangspunt hanteren.
Nu het hier om voorbereidingshandelingen gaat, zal de rechtbank het uitgangspunt voor de op te leggen straf met de helft verminderen, dus twaalf maanden gevangenisstraf.
Volgens het uittreksel Justitiële Documentatie ("strafblad") is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. De reclassering is positief over verdachte en heeft het recidiverisico als laag ingeschat. Er is geen aanleiding om verdachte een hulpverleningstraject aan te bieden.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke deel dient tevens als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit te ernstig is om te kunnen volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de verdediging is verzocht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De onder verdachte in beslag genomen portofoon, bivakmutsen (zwart en grijs), handschoenen, mes, tape en tie-wraps zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoorden, terwijl het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 46, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 1 rol powertape (nr 5)
- 1 portofoon (nr 6)
- 100 stuks tie-wraps (nr 7)
- 1 hoofddeksel, kleur grijs (nr 8)
- 1 bivakmuts, kleur zwart (nr 9)
- 1 vleesmes, zwart heft (nr 10)
- 1 paar lederen handschoenen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. P. Joele en mr. F.J. Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 november 2010.
Mr. Koningsveld voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De gewijzigde tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 maart 2010 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of
meer is gesteld, te weten medeplegen van afpersing en/of medeplegen van
diefstal door middel van geweld en/of bedreiging met geweld, opzettelijk
(lederen) handschoenen en/of
bivakmutsen en/of
portofoons en/of
tie-wraps en/of
een nepvuurwapen en/of
tape en/of
een mes en/of
(een) auto('s), zijnde voorwerpen en/of (een) vervoermiddel(en) bestemd tot
het begaan van dat/die misdrij(f)(ven), heeft verworven en/of vervaardigd
en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft
gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 maart 2010 te
Gorinchem, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter voorbereiding van het
misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, te weten medeplegen van afpersing en/of medeplegen
van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, opzettelijk
(lederen) handschoenen en/of
bivakmutsen en/of
portofoons en/of
tie-wraps en/of
een nepvuurwapen en/of
tape en/of
een mes en/of
(een) auto('s),
zijnde voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft
verworven en/of voorhanden gehad en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of
doorgevoerd en/of uitgevoerd,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte in of omstreeks
de periode van 1 februari 2010 tot en met 10 maart 2010 te Utrecht en/of
Gorinchem, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
ten behoeve van en/of in opdracht van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2]
een bivakmuts aan te schaffen en en/of een auto te huren en/of een auto te
besturen;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 46 Wetboek van Strafrecht
art 48 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 11/860132-10
Vonnis d.d. 25 november 2010