RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/47
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: ing. P.H.A. Steinmetz, senior rentmeester te Goor,
de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht, verweerder,
gemachtigden: R. Maat en W.J. Foeken, werkzaam bij de Gemeentebelastingen Drechtsteden.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2008 de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) op de waardepeildatum 1 januari 2007 (hierna: de waardepeildatum) voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 vastgesteld op € 173.000,- (hierna: de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2008 (hierna: de aanslag).
Bij beschikking van 25 februari 2008 heeft verweerder voornoemde waarde ambtshalve verminderd tot een bedrag van € 127.000,-.
Eiseres heeft bij brief van 26 maart 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 2 december 2008 heeft verweerder hierop geantwoord.
Naar aanleiding hiervan heeft eiseres bij brief van 12 januari 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 11 augustus 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2.1. Verweerder stelt zich onder meer op het standpunt dat eiseres geen fiscaal belang heeft bij het verhogen van de waarde van haar woning in het economische verkeer. Immers, daarbij zou eiseres meer belastingen moeten gaan betalen.
2.3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat verweerder oneigenlijk gebruik maakt van de wet. De huizen aan de [straatnaam], waaronder de woning van eiseres, zijn niet conform de regels van de Wet WO gewaardeerd en bewust, in verband met toekomstige aankopen, verlaagd in waarde.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
Ter zitting is komen vast te staan dat eiseres op 9 december 2009 haar woning heeft verkocht.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eiseres bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen de vaststelling van de waarde van haar woning omdat volgens haar de gemeente op oneigenlijke gronden de mogelijkheid creëert om in de toekomst op een goedkope manier onder andere het perceel van eiseres te onteigenen.
Nu de woning van eiseres inmiddels verkocht is, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen processueel belang meer heeft bij deze procedure. Eiseres heeft haar woning, zo is ook ter zitting komen vast te staan, voor een, haar tevreden stemmend, bedrag verkocht. Daardoor zal de door haar gevreesde situatie, dat zij voor een haars inziens te laag bedrag haar woning aan de gemeente zal moeten verkopen, zich niet meer kunnen voordoen. Ook is niet gebleken dat eiseres overigens nog belang heeft bij haar beroep. Dat de procedure van eiseres ook van belang is of kan zijn voor andere belanghebbenden kan daar niet aan afdoen. Het had op hun weg gelegen om ter zake zelfstandig bezwaar en beroep in te stellen.
Nu eiseres geen belang meer heeft bij een uitspraak van de rechtbank, dient het beroep niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, rechter, en door deze en C. Groenewegen, griffier, ondertekend.