parketnummer: 11/720276-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2010
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] in [1992],
wonende te [adres en woonplaats],
(hierna: verdachte).
Raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2010, waarbij de officier van justitie mr. M.H.A. Paapen, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partijen.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], alsmede tegen goederen.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, waarbij zij zich baseert op de aangiftes, de verklaringen van de medeverdachten en getuigen en de verklaringen van verdachte zelf.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld door in vereniging geweld tegen de slachtoffers te gebruiken en waarbij ieder een aandeel heeft gehad. Of het nu schreeuwen, duwen, een klap geven of trappen betreft, iedereen heeft een bijdrage geleverd aan het geweld tegen zowel personen als tegen goederen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn dan ook allen schuldig aan al het geweld dat gedurende de gehele gebeurtenis is gebruikt. De verdachte en de (meeste) medeverdachten waren van plan om [benadeelde partij 1] een lesje te leren en hadden zich daarom op het kruispunt bij de kaasfabriek verzameld, alwaar het geweld is gepleegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte bekend mee te hebben gedaan aan de vechtpartij en het slachtoffer daarbij ook tegen zijn lichaam te hebben geschopt maar verdachte heeft ontkend het slachtoffer tegen zijn hoofd te hebben geschopt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het incident zoals dat heeft plaatsgevonden om en nabij de kruising bij de kaasfabriek te Schoonrewoerd.
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 20 februari 2010 ontstaat er in een discotheek te Schoonrewoerd een handgemeen tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde partij 1]. Aan het handgemeen komt een einde als het security personeel tussen beiden komt. Als [benadeelde partij 1] na afloop de discotheek wil verlaten, wordt hij door een aantal jongens opgewacht en ontstaat er een vechtpartij. Deze vechtpartij wordt eveneens gestopt door het security personeel. Hierna verlaat [benadeelde partij 1], samen met zijn vriendin [naam], de broertjes [benadeelde partij 2] en [getuige 1] en [getuige 2], via de achterdeur de discotheek.
Een aantal van de jongens die in de discotheek aanwezig waren, onder meer [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], besluiten vervolgens naar de kruising van het Kortgerecht met de Steenovenweg en de Dorpsweg bij de kaasfabriek te gaan omdat ze weten dat [benadeelde partij 1] daar voorbij zal komen en ze hem een lesje willen leren. Als ze tien minuten op de kruising staan te wachten, komt het groepje van [benadeelde partij 1] aangefietst.
Omdat de groep hen de doorgang weigert, moet het groepje noodgedwongen stoppen. Nadat [benadeelde partij 1] van zijn fiets is afgestapt, pakt hij het kettingslot dat hij om zijn hals heeft hangen en begint hiermee rond te slingeren. Nadat de vriendin van [benadeelde partij 1] de ketting van hem heeft afgepakt, springen [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] op [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] af en ontstaat er een vechtpartij tussen twee groepen. [benadeelde partij 1] wordt daarbij door hen met hun vuisten in het gezicht, op zijn hoofd en zijn lichaam geslagen. Hierdoor valt [benadeelde partij 1] diverse keren en staat weer op. Op het moment dat [benadeelde partij 1] valt, wordt hij door [medeverdachte 2] en anderen geschopt. Ook wordt er tegen zijn fiets aangetrapt.
[benadeelde partij 2] wordt door [medeverdachte 5] beetgepakt, geduwd en wederom vastgepakt terwijl hij door [medeverdachte 5] en anderen uit de groep met gebalde vuisten in zijn gezicht en op zijn schouder wordt geslagen. Nadat [benadeelde partij 2] zijn fiets heeft gepakt en probeert weg te fietsen, rent [medeverdachte 5] achter hem aan en trapt daarbij meerdere keren tegen de fiets van [benadeelde partij 2].
Als [benadeelde partij 1] bij [getuige 1] achterop de fiets gaat zitten en probeert weg te komen, rennen onder meer [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] achter hen aan en wordt [benadeelde partij 1] door hen van de fiets af geslagen en geschopt en komt hij op de grond terecht. Vervolgens wordt hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geslagen en geschopt. Als [benadeelde partij 1] weer opstaat en achter [getuige 1] aanrent, rennen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] achter [benadeelde partij 1] aan en slaan hem neer en schoppen hem onderuit. [benadeelde partij 1] valt hierdoor op de grond en raakt buiten bewustzijn. Terwijl hij in deze staat op de grond ligt wordt hij nog steeds door hen geslagen en geschopt.
Wat er ook van tevoren is gebeurd, het staat in geen verhouding tot wat er vervolgens op de kruising bij de kaasfabriek is gebeurd. Zoals blijkt uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten was de groep maar op één ding uit, namelijk [benadeelde partij 1] een lesje te leren. De groep heeft pas op de plaats gemaakt zolang [benadeelde partij 1] in het bezit was van het kettingslot en hiermee rondzwaaide. Toen eenmaal het kettingslot door zijn vriendin was afgepakt ging de groep "los".
De rechtbank is uitgegaan van één grote vechtpartij waarbij sprake was van twee groepen. De openlijke geweldpleging is door de groep waar verdachte toe behoorde tegen [benadeelde partij 1], die tot een andere groep behoorde, begonnen en heeft zich vervolgens in een relatief kort tijdsbestek en binnen een beperkte straal voltrokken. In die situatie is sprake van één grote vechtpartij en derhalve van één openlijke geweldpleging waarbij allen die een bijdrage hebben geleverd, betrokken zijn. Als vervolgens in het kader van die openlijke geweldpleging de vechtpartij zich uitbreidt tot [benadeelde partij 2], die ook tot de groep van [benadeelde partij 1] behoorde en die ook slachtoffer wordt van gewelddadigheden, maken deze gewelddadigheden naar het oordeel van de rechtbank deel uit van dezelfde vechtpartij.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er door de diverse betrokkenen verklaringen zijn afgelegd, die van elkaar afwijken. Dat neemt niet weg dat de rechtbank op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel is dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangevers waarbij de rechtbank verdachte ook toerekent dat hij [benadeelde partij 1] heeft geschopt terwijl deze op de grond viel. Verdachte maakte op dat moment deel uit van de groep die zich bezig hield met openlijke geweldpleging. Ook verdachte nam actief deel aan deze openlijke geweldpleging zoals hij zelf heeft verklaard en heeft niet ingegrepen bij de gewelddadigheden noch heeft hij zich daarvan gedistantieerd.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw en houdt verdachte mede verantwoordelijk voor het schoppen tegen het hoofd van [benadeelde partij 1].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij omstreeks 21 februari 2010 te Schoonrewoerd, gemeente Leerdam, met
anderen, op of aan de openbare weg, het Kortgerecht en de
Steenovenweg en de Dorpsweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en
[benadeelde partij 2] en fietsen, welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal,
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] en
- vastpakken en vasthouden van die [benadeelde partij 2] en
- van de fiets trekken en schoppen en slaan van die [benadeelde partij 1] en
- slaan en stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd en het lichaam
van die [benadeelde partij 1] (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en die
[benadeelde partij 2] en- schoppen en trappen in het gezicht en tegen het hoofd enhet
lichaam van die [benadeelde partij 1] (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag)
en
- trappen en schoppen tegen de fietsen van die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen jeugddetentie alsmede een jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en aan verdachte geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij twee slachtoffers zijn geslagen en gestompt tegen hun gezicht, hoofd en lichaam en waarbij een van de slachtoffers ook tegen zijn gezicht, hoofd en lichaam is geschopt. Beide slachtoffers hebben daardoor letsel opgelopen en daarvan pijn ondervonden.
Het handelen van verdachte heeft niet alleen impact op de directe slachtoffers maar ook op de getuigen van dit geweld en op de samenleving in het algemeen. Geweld tijdens het uitgaan, vaak begaan onder invloed van alcohol, zorgt voor gevoelens van ergernis, onrust en onveiligheid. Voor ouders is het een grote angst en zorg dat hun kinderen ongewild in aanraking komen met deze vormen van geweld, met alle gevolgen van dien.
Gezien verdachtes proceshouding waarin hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw. Ook lijkt verdachte de ernst van de zaak in te zien.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank naast de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd tevens rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank houdt eveneens rekening met het feit dat de slachtoffers geen ernstig blijvend letsel hebben opgelopen en met de jonge leeftijd van verdachte. Hierin ziet zij aanleiding af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf.
Alles afwegend, alsmede gezien de straffen die in vergelijkbare gevallen van openlijk geweld plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank in dit geval een werkstraf een passende sanctie voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal een deel van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom dergelijke feiten te plegen.
8 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 1728,18, waarvan
€ 428,18 ter zake van materiële schade en € 1300,-- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 98,95, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 1728,18, vermeerderd met de wettelijke rente, almede het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 98,95, vermeerderd met de wettelijke rente, almede het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van immateriële schade te matigen, nu dit deel van de vordering niet juist is onderbouwd.
De raadsvrouw heeft zich ter zake de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1028,18 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 428,18 ter zake van materiële schade en € 600,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering, inclusief de wettelijke rente, tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal voor het desbetreffende bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien zij het wenselijk vindt dat de Staat zorg draagt voor de incasso daarvan.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van oordeel dat de vordering van eenvoudige aard is. Zij oordeelt dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering, inclusief de wettelijke rente, zal worden toegewezen. De rechtbank zal voor het desbetreffende bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien zij het wenselijk vindt dat de Staat zorg draagt voor de incasso daarvan.
Aangezien verdachte het strafbare feit waarop de vordering betrekking heeft met anderen heeft gepleegd en zij derhalve hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, zal de rechtbank in het dictum ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij telkens opnemen dat gehele of gedeeltelijke betaling door een medeverdachte aan genoemde benadeelde partij de veroordeling van verdachte tot betaling aan die benadeelde partijen met eenzelfde bedrag doet verminderen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel berusten op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 (éénhonderdenvijftig) uren, subsidiair
75 (vijfenzeventig) dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 50 (vijftig) uren
subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd
van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd,
tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 1028,18 waarvan € 428,18 ter zake van materiële schade en € 600,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], € 1028,18 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van
€ 98,95 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], € 98,95 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.J. Schiffers-Hanssen en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Wilsing, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2010.
Mr. G.A.J.M. van Vugt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te Schoonrewoerd, gemeente Leerdam, met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Kortgerecht en/of de
Steenovenweg en/of de Dorpsweg, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
en/of een of meer fiets(en), welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal,
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
- van de fiets trekken en/of schoppen en/of slaan van die [benadeelde partij 1] en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [benadeelde partij 1] (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en/of die [benadeelde partij 2] en/of
- schoppen en/of trappen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [benadeelde partij 1] (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag)
- trappen en/of schoppen tegen de fiets(en) van die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2];
Parketnummer: 11/720276-10
Vonnis d.d. 23 november 2010