ECLI:NL:RBDOR:2010:BO3611

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1482
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.C. Prins
  • M.L. Bosman-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WW-uitkering en terugvordering door UWV na zelfstandige werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht geoordeeld over de herziening van de WW-uitkering van eiseres, die als zelfstandige werkzaam was. Eiseres had een WW-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsurenverlies van 36 uur per week. Na het starten van haar zelfstandige werkzaamheden op 9 mei 2005, heeft het UWV haar uitkering herzien en teruggevorderd op basis van de gewerkte uren. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het verlies van haar werknemerschap en dat het UWV haar niet adequaat had geïnformeerd. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende had onderbouwd dat eiseres redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van het verlies van haar rechten. De rechtbank concludeerde dat het UWV in strijd had gehandeld met het opgewekte vertrouwen van eiseres en dat de herziening van de uitkering onterecht was. Het bestreden besluit werd vernietigd en het UWV werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1482
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. F.T. Snelderwaard, werkzaam bij Koeleman accountants & belastingadviseurs B.V.,
tegen
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: D. Meijers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 25 juli 2008 de uitkering die eiseres op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW) ontving, herzien met ingang van 9 mei 2005. Tevens heeft verweerder een bedrag teruggevorderd van € 17.750,45.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 augustus 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 6 november 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres in zoverre gegrond verklaard dat de WW-uitkering van eiseres met ingang van 9 mei 2005 wordt beëindigd voor 8 uur per week en met ingang van 16 mei 2005 voor 24 uur. Als gevolg daarvan wordt een bedrag teruggevorderd van € 9.665,45.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 december 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Op 17 april 2009 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Na afloop van het vooronderzoek heeft de rechtbank - mede gelet op de daarvoor door partijen gegeven toestemming - aanleiding gezien om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Bij besluit van 3 mei 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder een schriftelijke reactie gevraagd naar aanleiding van de politieke besluitvorming na de rapportage 'ZZP-ers met een valse start' van de Nationale ombudsman van 9 februari 2010.
Op 11 mei 2010 heeft verweerder een schriftelijke reactie ingediend. Eiseres heeft een schriftelijke reactie ingediend op 24 mei 2010.
Nadat partijen daarvoor toestemming hadden gegeven, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de WW, behoudt een persoon wiens dienstbetrekking is geëindigd, de hoedanigheid van werknemer, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WW, eindigt het recht op uitkering voor zover de werknemer zijn hoedanigheid van werknemer verliest en voor zover de werknemer niet langer werkloos is.
Ingevolge artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW, herziet het UWV een besluit tot toekenning van uitkering of trekt dat in, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Ingevolge artikel 22a, tweede lid, kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de WW, voor zover hier van belang, wordt de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoel in artikel 22a onverschuldigd is betaald door het UWV teruggevorderd.
In de beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006, staat in artikel 3, derde lid, vermeld dat indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering wordt ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.
2.2. standpunt verweerder
Bij het besluit van 25 juli 2008 heeft verweerder de WW-uitkering van eiseres herzien en teruggevorderd, omdat naar aanleiding van bestandsvergelijking met de Belastingdienst naar voren is gekomen dat eiseres de indirecte uren die zij aan haar bedrijf heeft besteed, nimmer heeft verantwoord. Uit het frauderapport van 17 juli 2008 blijkt dat eiseres met ingang van januari 2005 gemiddeld 37,5 uur per week aan haar werkzaamheden als zelfstandige heeft besteed. In het kader van de herziening van het WW-recht van eiseres is de periode vanaf 1 februari 2005 tot 9 mei 2005 door verweerder aangemerkt als oriëntatieperiode. Verweerder heeft besloten om vanaf 9 mei 2005 de uren die eiseres heeft besteed aan zelfstandige arbeid volledig te korten op de WW-uitkering. Daarbij is verweerder uitgegaan van 34,5 uur per week werkzaamheden als zelfstandige, waarbij voor reistijd 10,5 uur werd gerekend. In die zin heeft een herberekening plaatsgevonden over de periode van 9 mei 2005 tot en met 10 april 2006.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder als volgt overwogen. Eiseres is in april/mei 2005 begonnen als zelfstandige. Eerst op 10 augustus 2005 heeft zij een gesprek gehad met een re-integratiecoach. In het gespreksverslag van 10 augustus 2005 staat vermeld dat de re-integratiecoach de uitkeringsafdeling adviseert om de uitkering te corrigeren naar 20 uur, zijnde de gemaakte contracturen. Dat maakt aannemelijk dat niet gesproken is over de verplichting ook reisuren als indirecte uren te vermelden, want de re-integratiecoach heeft er zelf geen rekening mee gehouden. Ook na toezending van het contract is door verweerder niet adequaat gereageerd, want naar aanleiding daarvan had verweerder kunnen zien dat er sprake was van een grote woon/werkafstand en dat reistijd niet was begrepen in het contract. De reisuren van eiseres worden derhalve niet op haar WW-uitkering in mindering gebracht. Het primaire besluit wordt gecorrigeerd, in die zin dat de uitkering met ingang van week 19 van 2005 wordt beëindigd voor 8 uur per week en vanaf week 20 van 2005 tot week 15 van 2006 voor 24 uur per week. Dit omdat eiseres in week 20 en 22 van 2005 daadwerkelijk 24 uur als zelfstandige heeft gewerkt. Voor deze uren is het werknemerschap van eiseres derhalve definitief verloren is gegaan. Eiseres is immers daarna niet definitief gestopt als zelfstandige. Dat het contract van eiseres in de periode mei-september 2005 uitging van 20 uur werk per week, leidt niet tot een andere conclusie. Het terug te vorderen bedrag wordt door verweerder gesteld op € 9.665,45
In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat gewerkte uren als zelfstandige leiden tot een definitief verlies aan uren voor de WW. Uit het dossier blijkt dat aan de re-integratiecoach van eiseres nadrukkelijk is verzocht om eiseres deze informatie te geven en voorts heeft de re-integratiecoach zelf verklaard dat ze deze informatie gewoonlijk altijd verstrekt. Verweerder is gehouden om de te veel betaalde uitkering terug te vorderen. Er is niet gebleken van het bestaan van dringende redenen om van terugbetaling af te zien.
2.3. Standpunt eiseres
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartegen het volgende aangevoerd. Eiseres heeft verweerder naar haar weten altijd volledig ingelicht. Verweerder heeft erkend fouten gemaakt te hebben en heeft op grond daarvan de terugvordering al gematigd. De terugvordering is thans gebaseerd op een beëindiging van het recht met 24 uur per week met ingang van 16 mei 2005. Indien vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is dat het recht op WW verloren blijft voor eenmaal gewerkte uren als zelfstandige, is de vraag waarom haar uitkering na het einde van haar eerste opdracht wederom is verhoogd tot 36 uur. Eiseres heeft gemeld dat haar opdracht was beëindigd, maar niet gemeld dat zij gestopt was als zelfstandige. Zonder navraag te doen heeft verweerder de uitkering hervat. Eiseres mocht daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen verlenen dat zij recht had op deze uitkering. Gelet op de handelingen van eiseres en de daarop ondernomen acties van verweerder mocht eiseres erop vertrouwen dat haar WW-uitkering op correcte wijze is uitgekeerd. Door dit opgewekte vertrouwen kan het niet zo zijn dat verweerder thans de in zijn ogen te veel betaalde WW-uitkering alsnog terugvordert.
2.4. Het oordeel van de rechtbank
Bij haar oordeelsvorming gaat het de rechtbank uit van de volgende, door partijen niet betwiste, feiten en omstandigheden. Aan eiseres is met ingang van 1 februari 2005 een WW-uitkering toegekend, berekend naar een arbeidsurenverlies van 36 uur per week. Met ingang van 9 mei 2005 is eiseres gestart als zelfstandige. Naar aanleiding van de als zelfstandige gewerkte uren, die eiseres opgaf op de werkbriefjes, is haar uitkering gekort voor een wisselend aantal uren. Aanvankelijk is de uitkering gekort met 8 uur, later met 32 uur en na een verzoek van eiseres met 20 uur per week. Op 8 november 2005 heeft eiseres het volgende verzoek aan verweerder gericht: 'Eiseres heeft een WW-uitkering op basis van 20 uur, aangezien zij vanaf 11 mei 2005 voor zichzelf is begonnen. Zij heeft vanaf die datum een opdracht gekregen voor 20 uur per week. Deze opdracht heeft geduurd tot 12 september 2005. Daarna heeft zij geen opdrachten meer gehad. Wij willen u verzoeken om haar uitkering aan te passen vanaf 12 september 2005 op basis dat zij weer volledig werkloos is'. Na dit verzoek is de uitkering per 12 september 2005 weer uitbetaald naar een arbeidsurenverlies van 36 uur. Bij besluit van 11 mei 2006 is de WW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 10 april 2006, omdat eiseres met ingang van die datum volledig werkte als zelfstandige.
Vaststaat dat verweerder besloten heeft de indirecte uren, die eiseres aan haar zelfstandige onderneming heeft besteed, maar niet op haar werkbriefjes had verantwoord, niet terug te vorderen op grond van fouten die door verweerder zelf gemaakt zijn bij het verwerken van de informatie die eiseres wel aan verweerder toegezonden heeft. De uitkering is herzien op grond van een beëindiging voor 24 uur, omdat eiseres in week 20 en 22 van 2005 dat aantal uur als zelfstandige heeft gewerkt, volgens haar eigen opgave.
Bij werkzaamheden als zelfstandige is het werknemerschap verloren gegaan voor het aantal uren dat per week gewerkt is als zelfstandige, tenzij een verzekerde binnen anderhalf jaar volledig en definitief stopt als zelfstandige. Niet in geschil is dat eiseres haar werkzaamheden als zelfstandige niet heeft beëindigd. In strijd met bovengenoemde regel, die zijn basis vindt in artikel 8 en 20, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW en vaste jurisprudentie van de Centrale Raad (onder meer blijkend uit de uitspraak van 27 februari 2008, LJN: BC5630) heeft verweerder naar aanleiding van de verzoeken van eiseres van 12 augustus 2005 en 8 november 2005 de uitkering slechts beëindigd naar 20 uur, respectievelijk de uitkering hersteld naar 36 uur.
Uit de brief van 8 november 2005 blijkt dat eiseres haar werkzaamheden als zelfstandige niet had beëindigd, maar dat zij niettemin van mening was dat zij weer recht had op een volledige uitkering na beëindiging van de opdracht. Zoals hiervoor overwogen heeft verweerder daarop per 12 september 2005 de uitkering uitbetaald op basis van een arbeidsurenverlies van 36 uur. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet tegengeworpen kan worden dat zij redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van het definitieve verlies van het werknemerschap als gevolg van de als zelfstandige gewerkte uren. Verweerder heeft zijn stelling dat dit eiseres redelijkerwijs wel duidelijk moest zijn niet feitelijk onderbouwd. De algemene opmerking dat de re-integratiecoach dergelijke informatie altijd verstrekt, baat verweerder, gelet op het feit dat uit de brief van 8 november 2005 blijkt dat eiseres het niet wist, niet. Voorts heeft verweerder de folder waarin de genoemde informatie zou zijn opgenomen, niet overgelegd. Op geen enkele andere wijze is aannemelijk gemaakt dat eiseres over de informatie beschikte, dan wel redelijkerwijs kon beschikken.
Nu het aan verweerder is toe te rekenen dat eiseres opnieuw WW-uitkering kreeg uitbetaald naar een arbeidsurenverlies van 36 uur, is de rechtbank, mede gelet op de onder 2.1 genoemde beleidsregels, van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met het door het bevoegde bestuursorgaan opgewekte vertrouwen dat eiseres recht had op de aan haar verstrekte uitkering.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Nu rechtens nog slechts één beslissing denkbaar is, ziet de rechtbank eveneens aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, het primaire besluit te herroepen.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Op 1 oktober 2009 is in werking getreden het Besluit houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de indexering van bedragen in die bijlage.
Artikel II van het besluit bepaalt dat ten aanzien van bezwaar of beroep dat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is ingesteld, de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing blijft zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 483,-- (1 punt voor de beroepschrift, 1/2 punt voor het verschijnen ter comparitie, met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiseres in beroep nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 november 2008;
- herroept het besluit van 25 juli 2008;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 483,-, te betalen aan eiseres.
Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.