1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2 [eiser] (geboren op [geboortedatum]) is op 1 januari 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van Fair Play, Amusement Activities Nederland B.V. (hierna: AAN). Met ingang van 1 juli 2007 zijn de aandelen van AAN overgedragen aan Fair Play en is AAN onderdeel geworden van de Janshen Hahnraths Group. Met ingang van 1 januari 2009 is [eiser] met behoud van het arbeidsverleden in dienst getreden van Fair Play. [eiser] verrichtte (laatstelijk) de functie van zaalchef. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 2.954,24 bruto per maand, exclusief toeslagen.
1.3 In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst tussen Fair Play en [eiser] is een speelverbod opgenomen, dat luidt:
“Het is werknemer niet toegestaan om in amusementscenters van werkgever en/of aan werkgever gelieerde ondernemingen te spelen, dan wel speelautomaten ter exploitatie opgesteld door werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen te bespelen (tenzij de werkgever daartoe opdraagt). Indien het genoemde wordt geconstateerd, zullen passende maatregelen getroffen worden. Hierbij is ontslag op staande voet niet uitgesloten (…)”.
1.4 In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is het Janshen-Hahnraths Arbeidsreglement (hierna ‘het Arbeidsreglement’) op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Artikel 8.4 ad e van het Arbeidsreglement bepaalt:
“Ontslag op staande voet wordt gegeven in geval van ernstige overtredingen, enkele voorbeelden zijn:
(…)
- medewerkers Fair Play Centers is het niet toegestaan om in eigen amusementscenters te spelen”.
1.5 Op 3 december 2009 heeft [eiser] tijdens werktijd op de roulette in het center te Dordrecht gespeeld. Het spelen op de roulette is door middel van camerabeelden vastgelegd. Daarnaast heeft [eiser] op 3 december 2009 de geldwisselaar en de hopperkleppen van de roulette geopend.
1.6 [eiser] is op 29 december 2009 gehoord door zijn werkgever. In een door [eiser] opgestelde verklaring van diezelfde datum vermeldt [eiser] dat hij niet weet waarom hij heeft gespeeld. Voorts vermeldt hij dat het spelen geen vaste frequentie had, omdat hij wist dat dit niet kon en mocht na de overname door Fair Play.
1.7 Op 29 december 2009 is [eiser] op staande voet ontslagen door Fair Play. Het ontslag op staande voet is bij brief van 4 januari 2010 bevestigd. Deze brief vermeldt, voor zover van belang:
“In verband met een aantal door ons geconstateerde feiten, waaronder het feit dat u op
3 december 2009 in uw leidinggevende functie van Zaalchef –ondanks het geldende speelverbod- op de roulette van het Fair Play Center te Dordrecht heeft gespeeld alsmede het feit dat u geld uit de geldwisselaar hebt genomen zonder dat daarvoor een gegronde reden bestond, hebben de heer [naam particulier onderzoeker] en mevrouw [naam rayonmanager] u op 29 december 2009 met deze feiten geconfronteerd (…). De hierboven beschreven gedragingen dienen op zichzelf maar ook in onderling verband te worden aangemerkt als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 jo 7:678 BW. (…)”.
1.8 Bij brief van 30 december 2009 heeft [eiser] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van zijn werkzaamheden.
1.9 De kantonrechter te Dordrecht heeft bij beschikking van 26 maart 2010 op verzoek van Fair Play de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk ontbonden met ingang van
1 april 2010 onder toekenning van een vergoeding van € 10.000,-- bruto aan [eiser]. Fair Play heeft het ontbindingsverzoek niet ingetrokken.