ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9230

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500549-08
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontucht met een minderjarig meisje en schennis van de openbare eerbaarheid

Op 21 september 2010 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een 5-jarig meisje en schennis van de openbare eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 229 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Gedurende deze proeftijd moet de verdachte zich laten behandelen en mag hij geen contact opnemen met het slachtoffer of diens familie. Daarnaast is hem een werkstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de tijd die verstreken is sinds de feiten, de vrijwillige hulp die de verdachte heeft gezocht voor zijn seksuele problematiek, en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer, door zijn hand in haar broekje te steken en haar vagina te betasten, alsook zich in haar bijzijn af te trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was, ondanks de verdediging die door de raadsman werd gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade van € 1.500,00. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de benadeelde partij te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/500549-08 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum] in 1975,
wonende te [adres en woonplaats],
(hierna: verdachte).
Raadsman mr. A. Ester, advocaat te Zwijndrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 september 2010, waarbij de officier van justitie mr. W.J. Struik, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
(primair) op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht bij [benadeelde partij], op dat moment vijf jaar oud, zijn hand in haar broekje heeft gedaan, met zijn vingers haar vagina heeft betast en is binnengedrongen en zich in haar bijzijn heeft afgetrokken;
(subsidiair) op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht met [benadeelde partij], op dat moment vijf jaar oud, ontucht heeft gepleegd door zijn hand in haar broekje te doen, met zijn vingers haar vagina te betasten en binnen te dringen en zich in haar bijzijn af te trekken;
Feit 2
op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht in het openbaar schennis heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4
De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte met zijn vinger(s) de vagina van [benadeelde partij] is binnengedrongen, zodat verdachte van het onder feit 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde evenmin bewezen dat verdachte met zijn vinger(s) de vagina van [benadeelde partij] is binnengedrongen, zodat verdachte daarvan partieel dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het overig onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met [benadeelde partij], aangezien hij zijn hand in haar maillot en broekje heeft gedaan, haar vagina heeft betast en zich in haar bijzijn heeft afgetrokken. De officier van justitie heeft zich voor de bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte;
- de verklaring van [benadeelde partij] en
- de rapportage van deskundige Van Koppen.
Volgens de officier van justitie heeft deskundige Van Koppen forse kritiek geleverd op het politieverhoor, maar daaruit niet de conclusie getrokken dat de verklaring van [benadeelde partij] niet valide is. Met name de verklaring van [benadeelde partij] dat verdachte aan haar plasser heeft gevoeld, is in de ogen van de deskundige authentiek.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat ondanks dat geen DNA van verdachte in het slipje van [benadeelde partij] is aangetroffen, dit niet betekent dat verdachte het tenlastegelegde niet heeft begaan.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het openbaar schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd en heeft zich hierbij gebaseerd op:
- de bekennende verklaringen van verdachte en
- de getuigenverklaringen van [benadeelde partij] en getuige [getuige 1].
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Volgens de raadsman blijkt uit het rapport van deskundige Van Koppen dat [benadeelde partij] niet consistent heeft verklaard. De raadsman heeft betoogd dat [benadeelde partij] daarnaast in haar verklaring een aantal evidente onjuistheden heeft verklaard. Naast het feit dat [benadeelde partij] suggestief is gehoord, blijft onduidelijk wat [benadeelde partij] uit eigen herinnering aan het incident heeft verklaard of wat bij haar is ingeprent. Verder heeft [benadeelde partij] verklaard 'bij haar plasser' te zijn betast, hetgeen niet hoeft te betekenen dat verdachte de vagina van [benadeelde partij] heeft aangeraakt of is binnengedrongen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard [benadeelde partij] niet te hebben aangeraakt. Indien verdachte [benadeelde partij] toch heeft aangeraakt is dit niet met een seksuele bedoeling geweest.
De raadsman heeft verder gesteld dat in het slipje van [benadeelde partij] geen (DNA-)sporen verdachte zijn aangetroffen, hetgeen de stelling van verdachte onderbouwt dat hij [benadeelde partij] niet heeft aangeraakt.
Feit 2
De raadsman heeft gesteld dat dit feit is te bewijzen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De vader van [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]) heeft verklaard dat zij heeft gezegd dat verdachte ook haar vagina is binnengedrongen. [benadeelde partij] heeft hierover zelf niet verklaard en het wordt ook overigens niet door het dossier ondersteund. De rechtbank acht derhalve, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vagina van [benadeelde partij] is binnengedrongen en zal hem dan ook van feit 1 primair vrijspreken.
Feit 1 subsidiair
Om dezelfde reden als onder feit 1 primair is bij feit 1 subsidiair het binnendringen van de vagina van [benadeelde partij] niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Betrouwbaarheid verklaring [benadeelde partij]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of de verklaring van [benadeelde partij] betrouwbaar is en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft geconstateerd dat [benadeelde partij], haar vader en getuige [getuige 1] de dag na het incident zijn gehoord. Getuige [getuige 2] is vijf dagen na het incident (op 21 november 2008) gehoord.
[benadeelde partij] en getuige [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte tegen [benadeelde partij] heeft gezegd: "Kom eens even hier". Verdachte heeft ontkend dat hij [benadeelde partij] heeft gezegd naar hem toe te komen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte ook tegen haar heeft gezegd dat zij moest komen en kijken, waarop hij zich omdraaide en zijn piemel aan haar liet zien.
[benadeelde partij] heeft aan de verbalisant voorgedaan hoe verdachte haar 'plasser' heeft aangeraakt. Nu dit bij het audiovisuele verhoor niet in beeld gebracht was, heeft de verbalisant met de volgende woorden herhaald hoe [benadeelde partij] dit heeft gedemonstreerd: "Ik zie dat jij je rokje omhoog doet en je majo naar voren trekt en de hand in de majo doet. En zo kon ie bij je plasser komen?". Nadat de verbalisant dit in woorden heeft omschreven en tegen [benadeelde partij] heeft gezegd, knikt [benadeelde partij]. De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij hem heeft verteld dat verdachte zijn hand tussen haar buik en haar maillot heeft gestopt.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte aan haar plasser heeft gezeten. De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat [benadeelde partij] over haar 'plasser' aaide en heeft gezegd dat verdachte dat ook bij haar had gedaan.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat zij het niet leuk vond dat verdachte aan haar 'plasser' zat en dat zij verdachte heeft weggeduwd. Volgens de vader van [benadeelde partij] heeft zij verklaard dat zij het niet leuk vond en dat ze weg wilde. Verdachte heeft ontkend de vagina van [benadeelde partij] te hebben aangeraakt.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte 'uit zijn piemel plaste' en dat er allemaal 'sop uit zijn piemel' kwam. De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat [benadeelde partij] tegen hem heeft gezegd dat verdachte 'rare, witte plas, sop' plaste. Verdachte heeft verklaard dat 'het meisje' heeft gezien dat hij zich stond af te trekken en dat er sperma uit zijn piemel kwam.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat toen verdachte wegging, hij zijn vinger op zijn mond legde en tegen [benadeelde partij] heeft gezegd dat zij stil moest zijn. De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat [benadeelde partij] heeft gezegd dat verdachte zijn vinger voor zijn mond hield en heeft gezegd: "Ssst niet verder vertellen". Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vinger op de mond heeft gelegd en gezegd dat [benadeelde partij] dit niet verder mocht vertellen.
Deskundige Van Koppen heeft in zijn rapport gesteld dat de verklaring van [benadeelde partij] over het voelen aan de 'plasser' en het plassen van 'witte sop' authentiek is en dat deze verklaring voor een belangrijk deel overeenkomt met hetgeen de vader van [benadeelde partij] heeft verklaard. De deskundige heeft geen aanwijzingen gevonden dat [benadeelde partij] hier heeft verklaard wat haar zou zijn ingegeven.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte heeft ontkend dat hij zijn hand in de maillot en broek van [benadeelde partij] heeft gedaan en haar vagina heeft betast. [benadeelde partij] heeft consistent verklaard met hetgeen haar vader heeft verklaard over hetgeen [benadeelde partij] op de dag van het incident aan hem heeft verteld. Daarnaast heeft [benadeelde partij] verklaard dat verdachte 'wit sop plaste' en verdachte heeft verklaard dat [benadeelde partij] heeft gezien dat hij zich heeft afgetrokken en dat er sperma uit zijn piemel kwam. De rechtbank leidt hieruit af dat [benadeelde partij] heeft gezien dat verdachte zich heeft afgetrokken en is klaargekomen. [benadeelde partij] heeft ook verklaard dat verdachte zijn hand op zijn mond heeft gelegd en daarbij heeft gezegd dat ze dat niet verder mocht vertellen, hetgeen door verdachte wordt bevestigd. Deskundige Van Koppen heeft de verklaring van [benadeelde partij] ten aanzien van het betasten van de vagina en het klaarkomen als authentiek aangemerkt.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij] authentiek en betrouwbaar is, aangezien haar verklaring (op diverse onderdelen) steun vindt in hetgeen de vader van [benadeelde partij], getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en verdachte hebben verklaard. De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzing gevonden dat [benadeelde partij] omtrent het tenlastegelegde onbetrouwbaar heeft verklaard en anders dan uit eigen waarneming.
De feiten
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
[benadeelde partij] is geboren op [in 2003] en ten tijde van de in de tenlastelegging genoemde pleegdatum vijf jaar oud. De handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht in een brandgang van de [straatnaam].
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op zondag 16 november 2008 met [benadeelde partij] en twee anderen 'politietje' heeft gespeeld in een brandgang. Volgens getuige [getuige 1] kwam zij verdachte tegen die tegen haar heeft gezegd: "Hee, kom eens." Nadat getuige [getuige 1] voorbijgerend was zei deze man "Hee, kijk eens" en draaide zich om en liet zijn piemel zien.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat zij verdachte tegenkwam, die tegen haar heeft gezegd dat ze moest komen. [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij heeft gezegd dat zij niet wilde komen, waarop verdachte heeft gezegd dat zij wel moest komen. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte tegen [benadeelde partij] heeft gezegd: "Kom eens (hier)."
De rechtbank leidt hier uit af dat verdachte [benadeelde partij] bij zich heeft geroepen.
[benadeelde partij] heeft aan de verbalisant voorgedaan hoe verdachte haar 'plasser' heeft aangeraakt. Aangezien dit op de camera niet zichtbaar is, heeft de verbalisant dit herhaald met de volgende woorden: "Ik zie dat jij je rokje omhoog doet en je majo naar voren trekt en de hand in de majo doet. En zo kon ie bij je plasser komen?" Hierop knikt [benadeelde partij].
De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat [benadeelde partij] hem heeft verteld dat verdachte zijn hand tussen haar buik en maillot heeft gestopt. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte zijn hand in de maillot en broekje van [benadeelde partij] heeft gedaan.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte (met zijn vinger) haar plasser heeft betast. De vader van [benadeelde partij] heeft verklaard dat [benadeelde partij] over haar 'plasser' aaide en heeft gezegd dat verdachte dat ook bij haar had gedaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn vinger de plasser (de rechtbank begrijpt: de vagina) van [benadeelde partij] heeft betast.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte 'uit zijn piemel plaste' en dat er allemaal 'sop uit zijn piemel' kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf heeft afgetrokken en dat op het moment dat hij bijna klaar kwam er een meisje de hoek om kwam. Volgens verdachte heeft het meisje gezien dat hij zich stond af te trekken en dat er sperma uit zijn piemel kwam. In de brandgang nabij de [straatnaam] zijn op 16 november 2008 op sperma gelijkende druppels aangetroffen, hetgeen na onderzoek sperma van verdachte bleek te zijn.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich in het bijzijn van [benadeelde partij] heeft afgetrokken.
Het bestanddeel "buiten echt" wordt niet gedekt door een bewijsmiddel. Het is echter een feit van algemene bekendheid is dat twee personen die elkaar - zoals verdachte en [benadeelde partij] - niet kennen en waarvan de een, [benadeelde partij], bovendien slechts vijf jaar oud is, niet met elkaar gehuwd zijn.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat feit 1 subsidiair wettig en overtuigend is bewezen en dat verdachte zich daarmee buiten echt schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met [benadeelde partij] die op dat moment jonger was dan zestien jaar oud, door zijn hand in haar maillot en broekje te doen, haar vagina te betasten en zich in haar bijzijn af te trekken.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 7 september 2010;
- de getuigenverklaringen van [benadeelde partij] en getuige [getuige 1].
Het feit is echter niet gepleegd in de Van Godewijckstraat, maar in een brandgang nabij de [straatnaam], zodat verdachte te dien aanzien partieel wordt vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van feit 2 met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte deze feiten heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. (subsidiair)
op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht, met [benadeelde partij],
geboren op [in 2003], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit
-het doen van zijn hand in de maillot en het broekje van die [benadeelde partij]
en
-het met zijn vinger betasten van de vagina van die [benadeelde partij]
en
-het zich aftrekken in het bijzijn van die [benadeelde partij];
2.
op 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht zich opzettelijk
oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. (subsidiair)
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN
2.
SCHENNIS VAN DE EERBAARHEID OP OF AAN EEN PLAATS, VOOR HET OPENBAAR VERKEER BESTEMD
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. A.H. Eenhoorn, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 23 januari 2009 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat er beperkingen zijn op zowel sociaal-emotioneel als psychoseksueel gebied, die van invloed zijn geweest ten tijde van het plegen van het feit. Er lijkt daarbij sprake te zijn van een dwangmatige seksuele drang, tot uiting komend in overmatig masturberen met exhibitionistische neigingen. In de persoonlijkheid staan narcistische trekken centraal, alsmede zijn gebrekkige impulscontrole. Uit dit onderzoek blijkt niet dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in strikte zin.
Verdachte kan op grond hiervan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van het voormelde rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de tenlastegelegde en bewezen verklaarde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. De officier van justitie acht deze lange proeftijd noodzakelijk wegens het recidivegevaar en het feit dat mogelijk een langdurige behandeling geïndiceerd is. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte, naast verplicht reclasseringstoezicht, als bijzondere voorwaarde een contactverbod wordt opgelegd ten aanzien van [benadeelde partij] en haar familie, anders dan via de advocaat.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft feit 2 wel bewijsbaar geacht.
De raadsman heeft betoogd dat er geen aanleiding is verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van de schennispleging. Inmiddels volgt verdachte therapie. Naar de mening van de raadsman zou in het kader van een voorwaardelijk op te leggen straf verplicht reclasseringstoezicht kunnen worden opgelegd, wat zou kunnen inhouden dat verdachte zich moet houden aan aanwijzingen van de reclassering ook als dit behandeling bij De Waag zou impliceren.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[benadeelde partij] heeft op 16 november 2008 met twee vriendjes en een vriendinnetje 'politie-en-boefje' gespeeld. Terwijl zij elkaar achterna gingen, kwam de 5-jarige [benadeelde partij] verdachte tegen die haar bij zich heeft geroepen. [benadeelde partij] heeft vervolgens moeten zien en ondergaan hoe verdachte ontuchtige handelingen (met haar) heeft gepleegd door zich af te trekken en de vagina van [benadeelde partij] te betasten.
Ook getuige [getuige 1] is geconfronteerd met verdachte die zich met een ontbloot geslachtsdeel stond af te trekken.
Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van met name [benadeelde partij] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Voor ontucht met iemand beneden de zestien jaar hanteert de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van zeven tot acht maanden en voor schennis der eerbaarheid twee tot vier weken gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van dit geval aanleiding verdachte geen geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor zedendelicten en heeft inmiddels uit eigen beweging hulp gezocht voor het door hem onderkende seksuele probleem. Daarnaast is, buiten de schuld van verdachte, inmiddels bijna twee jaar verstreken tussen de door verdachte begane feiten en de strafoplegging en is verdachte's voorlopige hechtenis reeds na elf dagen voorarrest geschorst. Daarnaast is de kans reëel dat verdachte bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn baan verliest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van de feiten en de concrete omstandigheden van het geval aan verdachte de maximale werkstraf zal worden opgelegd van 240 uren. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 229 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een individuele en/of groepsbehandeling bij Het Dok en/of De Waag, en een contactverbod met (de gezinsleden van) [benadeelde partij], anders dan via een advocaat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende de proeftijd van drie jaar voldoende in de gelegenheid is om met een reële kans van slagen deel te nemen aan behandeling, alsmede dat [benadeelde partij] en haar familie door een contactverbod voor deze periode afdoende tegen confrontatie met verdachte worden beschermd. Een proeftijd van vijf jaar, zoals door de officier van justitie is geëist omdat mogelijk een langdurige behandeling is geïndiceerd, is onvoldoende onderbouwd te meer nu verdachte reeds vrijwillig deelneemt aan een behandeling.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 1.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
De raadsman heeft verzocht benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd, de schadevergoeding niet zal worden gebruikt om de schade te dekken maar aan een goed doel zal worden overgemaakt, en door het faillissement van verdachte geen ruimte bestaat voor betaling.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.500,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit 1 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 239 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 (tweehonderdenveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (éénhonderden twintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 240 (tweehonderdenveertig) dagen, waarvan 229 (tweehonderdennegenentwintig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt deelname aan een (individuele en/of groeps-)behandeling bij Het Dok en/of De Waag;
* gedurende de proeftijd een contactverbod met [benadeelde partij] en haar gezinsleden, inhoudende dat de verdachte noch telefonisch, noch schriftelijk, noch lijfelijk dan wel op enige andere wijze contact opneemt of laat opnemen met voornoemd slachtoffer en haar gezinsleden, anders dan via een advocaat;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], € 1.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en mr. F.H.J.G. Brekelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Visser griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 september 2010.
Mr. F.H.J.G. Brekelmans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht, met [benadeelde partij]
(geboren op [in 2003]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij],
hebbende verdachte
-zijn hand in de maillot en/of het broekje van die [benadeelde partij] gedaan en/of
-met zijn hand en/of vinger(s) de vagina van die [benadeelde partij] betast en/of
-zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] gebracht en/of
-zich afgetrokken in het bijzijn van die [benadeelde partij];
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht, met [benadeelde partij]
(geboren op [in 2003]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit
-het doen van zijn hand in de maillot en/of het broekje van die [benadeelde partij]
en/of
-het met zijn hand en/of vinger(s) betasten van de vagina van die [benadeelde partij]
en/of
-het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] en/of
-het zich aftrekken in het bijzijn van die [benadeelde partij];
2.
hij op of omstreeks 16 november 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten
de Van Godewijckstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Parketnummer: 11/500549-08
Vonnis d.d. 21 september 2010