ECLI:NL:RBDOR:2010:BN8665

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/938
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening huur- en zorgtoeslag en de motiveringsplicht van de Belastingdienst

In deze zaak heeft eiseres, een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, beroep ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de herziening van haar huur- en zorgtoeslag voor de berekeningsjaren 2006 en 2007. De rechtbank Dordrecht heeft op 3 september 2010 uitspraak gedaan. Eiseres had in 2005 een gecombineerde aanvraag voor huur- en zorgtoeslag ingediend, maar de Belastingdienst heeft deze toeslagen herzien tot nihil, omdat eiseres en haar zoon geen rechtmatig verblijf hadden. Eiseres betwistte de herziening en stelde dat zij te goeder trouw had gehandeld en geen verkeerde informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres geen recht had op de toeslagen, vooral omdat er geen bijzondere omstandigheden waren om van het beleid af te wijken. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de Belastingdienst werd opgedragen een nieuw besluit te nemen en het griffierecht aan eiseres te vergoeden. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij besluiten die ingrijpen in de financiële situatie van burgers, vooral als het gaat om publieke middelen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummers: AWB 09/938 en AWB 09/542
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te Rotterdam,
tegen
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Eiseres heeft op 18 oktober 2005 een gecombineerde aanvraag huur- en zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2006 ingediend. Op basis van artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) is deze aanvraag mede gedaan voor het berekeningsjaar 2007.
AWB 09/938
Verweerder heeft bij afzonderlijke besluiten van 29 december 2005 een voorschot huurtoeslag van €1500,-- en een voorschot zorgtoeslag van €403,-- over het berekeningsjaar 2006 aan eiseres verleend.
Verweerder heeft bij besluit van 31 maart 2006 het voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2006 herzien tot nihil.
Verweerder heeft bij besluit van 31 maart 2006 het voorschot zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2006 herzien tot een bedrag van €354,--.
Verweerder heeft bij besluit van 7 april 2006 het voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2006 herzien tot een bedrag van €828,--.
Verweerder heeft bij besluit van 30 juni 2006 het voorschot huurtoeslag 2006 herzien tot een bedrag van € 942,--.
Verweerder heeft bij besluit van 30 augustus 2006 het voorschot huurtoeslag 2006 herzien tot een bedrag van €897,--.
Verweerder heeft bij besluit van 25 juli 2008 de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2006 definitief vastgesteld op € 2291,--
Verweerder heeft bij afzonderlijke besluiten van 17 april 2009 de zorgtoeslag over het berekeningjaar 2006 definitief vastgesteld op nihil respectievelijk de
huurtoeslag over het berekeningsjaar herzien tot nihil.
Bij faxbericht van 27 mei 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2007 tot definitieve vaststelling zorgtoeslag berekeningsjaar 2006.
Bij faxbericht van 27 mei 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2007 de huurtoeslag over het berekeningsjaar herzien tot nihil.
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen inhoudende dat de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2006 nihil bleef.
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen inhoudende dat de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2006 nihil bleef.
Bij brief van 22 juli 2009 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) tegen de besluiten van 24 juni 2009 inzake de huur- en zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2006. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer AWB 09/938.
AWB 09/542
Verweerder heeft bij besluit van 30 december 2006 een voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 aan eiseres verleend van €2856,--.
Verweerder heeft bij besluit van 30 december 2006 een voorschot zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2007 aan eiseres verleend van €383,--.
Verweerder heeft bij besluit van 30 augustus 2007 het voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 herzien tot een bedrag van €2849,--.
Verweerder heeft bij besluit van 26 november 2007 het voorschot zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2007 herzien tot nihil.
Verweerder heeft bij besluit van 30 december 2007 het voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 herzien tot nihil.
Tegen de besluiten van 26 november 2007 respectievelijk 30 december 2007 heeft eiseres bij brief van 9 januari 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft verweerder het bezwaarschrift van 9 januari 2009 gericht tegen de huurtoeslag 2007 gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij faxbericht van 27 april 2009 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van 17 maart 2009. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer AWB 09/542.
Bij besluit van 3 april 2009 heeft verweerder de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 definitief vastgesteld op €540,--.
Bij faxbericht van 14 mei 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 april 2009.
Bij besluit van 23 april 2009 heeft verweerder de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2007 definitief vastgesteld op €65,--.
Bij faxbericht van 27 mei 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 april 2009.
Bij besluit van 7 augustus 2009 heeft verweerder opnieuw een besluit genomen op de bezwaarschriften inzake de huurtoeslag en zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2006 en 2007.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursecht (hierna: Awb) worden de door eiseres eerder ingezonden beroepen mede geacht te zijn gericht tegen voormeld nieuw besluit.
De zaken zijn op 26 maart 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: VW 2000) kan, voor zover thans van belang, de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bijweg van een beschikking van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, onder b, van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
Ingevolge artikel 21, derde lid, kan een herziening op grond van dit artikel leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26 van de Awir is, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2.2. Het bestreden besluit
Bij bestreden besluit van 7 augustus 2009 heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen en dit besluit komt in de plaats van de eerdere besluiten op bezwaar voor de berekeningsjaren 2006 en 2007.
Voor de huur- en zorgtoeslagen over de jaren 2006 en 2007 geldt dat inmiddels definitieve vaststelling heeft plaatsgevonden. Verweerder beschouwt alle bezwaarschriften als zijnde gericht tegen deze definitieve vaststellingen, aangezien in alle gevallen de grondslag van het niet toekennen van de toeslag is gelegen in de verblijfsstatus van eiseres en haar zoon.
Ten aanzien van de toekenning zorgtoeslag en de toekenning huurtoeslag over het berekeningsjaar 2006 handhaaft verweerder hetgeen verweerder heeft overwogen in de besluiten op bezwaar van 24 juni 2009, inhoudende dat eiseres over het berekeningsjaar 2006 geen recht heeft op huur- of zorgtoeslag en dat de berekening is vastgesteld op nihil.
Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op zorgtoeslag en huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 en verweerder verklaart hiertegen gericht bezwaren ongegrond. Het 'reformatio in peius'-beginsel verhindert verweerder de definitieve toegekende zorg- en huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 voor de periode oktober tot en met december 2007 van een bedrag van €65,-- respectievelijk €540,-- aan eiseres terug te vragen. Aan de toegekende toeslagen over het berekeningsjaar 2007 kan eiseres echter geen rechten ontlenen over andere berekeningsjaren.
In artikel 9, eerste lid, van de Awir is bepaald dat een vreemdeling met een verblijfstitel als bedoeld in artikel 8, onder g of h van de Vw 2000 alleen recht heeft op een tegemoetkoming indien hij direct voorafgaand aan het verblijf van deze verblijfstitel reeds deze tegemoetkoming ontving en toen tevens een verblijfstitel had als bedoeld in artikel 8 onderdelen a tot met e, en l, van de Vw 2000. Aan een vreemdeling die een rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, van de Vw 2000 zijn echter geen rechten op toeslagen toegekend. Voor eiseres geldt dan dat zij voor gehele berekeningsjaar 2006 en 2007 geen aanspraak kan maken op huur- of zorgtoeslag.
Verweerder voert het beleid dat een toeslag altijd herzien wordt, indien blijkt dat deze op een onjuist bedrag is vastgesteld. Hierbij geldt als grondgedachte dat het gaat om publieke middelen die rechtmatig besteed moeten worden. In geval van eiseres is verweerder van mening dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden om van dat beleid af te wijken.
Het hebben van een arbeidsovereenkomst maakt nog niet dat sprake is van rechtmatig verblijf.
Ten aanzien van het beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 januari 2007, met procedurenummer SBR 06/2051, voert verweerder aan dat dit een beroep tegen een beslissing op bezwaar inzake huursubsidie betreft. In 2006 is de huurtoeslag onder het regime van de Awir komen te vallen en heeft er een aantal fundamentele wijzigingen plaatsgevonden in wetgeving en uitvoering. Alleen hierom al is de aangehaalde uitspraak niet toepasbaar op de zaak van eiseres. De andere uitspraak waarnaar eiseres verwijst is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2008, met procedurenummer
AWB 07/3101. Deze uitspraak is in hoger beroep vernietigd bij uitspraak van 22 juli 2009, procedurenummer 200808884/1/H2, LJN BJ3389 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). De Afdeling heeft geoordeeld, dat aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat.
2.3. De gronden van de beroepen
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
Eiseres merkt allereerst op dat in de verschillende bezwaarprocedures een aantal beschikkingen door verweerder aan eiseres is verzonden en niet naar haar gemachtigde.
Eiser kan zich met name niet verenigen met de beslissing tot terugvorderen van hetgeen haar aan huur- en zorgtoeslag 2006/2007 is betaald. Voor het berekeningsjaar 2006 gaat het om een bedrag van € 2291,-- aan huurtoeslag en een bedrag van € 354,-- aan zorgtoeslag. Voor het berekeningsjaar 2007 gaat het om een bedrag van € 2287,-- aan huurtoeslag en om
€ 289,-- aan zorgtoeslag. Eiseres heeft te goeder trouw na een verblijf van vele jaren in Nederland aanvragen ingediend. Zij heeft geen fraude gepleegd of verkeerde informatie verschaft bij de aanvragen. Verweerder heeft haar over genoemde jaren toeslagen uitbetaald. Deze toeslagen worden nu teruggevorderd omdat eiseres en haar zoon in de betreffende periode een verblijfstitel hadden als bedoeld in artikel 8, onder f, van de Vw 2000 en als zodanig geen recht zouden hebben op een toeslag.
Eiseres betwist dat zij wist of behoorde te weten dat zij geen recht had op een toeslag. Zij heeft geen verkeerde informatie op het aanvraagformulier verstrekt. Op de aanvraagformulieren ontbreekt iedere vraag aangaande een verblijfstatus, terwijl verweerder die verblijfstatus had kunnen en had behoren te weten door navraag te doen naar de verblijfstatus van eiseres en haar zoon.
Daarnaast stelt eiseres dat gezien haar omstandigheden verweerder geen gebruik had behoeven te maken van de bevoegdheid de zorg/huurtoeslag terug te vorderen nu
in artikel 21 van de Awir een tegemoetkoming kan worden herzien. Er had een belangenafweging plaats dienen te vinden ten aanzien van de vraag of daadwerkelijk tot invordering zou worden overgegaan. Dit is niet gebeurd. Eiseres beroept zich tot slot op een uitspraak van de rechtbank Utrecht met nummer SBR 06/2051 van 24 januari 2007 en een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met nummer AWB 07/3101 van 31 oktober 2008.
2.4. De beoordeling door de rechtbank
2.4.1. Eiseres heeft niet gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat eiseres belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de ingetrokken besluiten van
17 maart 2009 en 24 juni 2009. In zoverre zijn de beroepen niet-ontvankelijk.
2.4.2. Ingevolge artikel 6:17 van de Awb zendt, indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.
Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat een aantal besluiten naar de gemachtigde had moeten worden gezonden en niet (uitsluitend) naar eiseres. Nu de foutieve verzending van de stukken niet tot het gevolg heeft gehad dat de bezwaar- of beroepschriften na het verstrijken van de bezwaar- of beroepstermijnen zijn ingediend en ook overigens niet is gebleken dat eiseres door de geschetste gang van zaken in haar belangen is benadeeld, ziet de rechtbank onder verwijzing naar artikel 6:22 van de Awb in deze grond geen aanleiding tot vernietiging van het bestreden besluit.
2.4.3. Eiseres voert kennelijk mede als beroepsgrond aan, dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij de voorschotten zorg- en huurtoeslag over de berekeningenjaren 2006 en 2007 mocht herzien.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij de aan hem toekomende bevoegdheid zo invult dat hij het beleid voert dat een toeslag altijd herzien wordt, indien blijkt dat deze op een onjuist bedrag is vastgesteld. Hierbij geldt als grondgedachte dat het gaat om publieke middelen die rechtmatig besteed moeten worden. De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om niet gepubliceerd beleid, zodat verweerders beleid geduid moet worden als een bestendige gedragslijn. Die gedragslijn kan naar het oordeel van de rechtbank niet als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van de Raad van State van 22 juni 2005 (LJN AT7970)) mag verweerder een gedragslijn die niet is neergelegd in een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid van de Awb, volgen indien verweerder de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw motiveert. Daarbij kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen op grond waarvan verweerder aanleiding behoort te zien om van zijn vaste gedragslijn af te wijken. Nu verweerder in dit geval heeft nagelaten te motiveren hoe de positie van eiseres moet worden gewogen daar waar eiseres stelt dat bij haar het vertrouwen is gewekt dat zij in aanmerking zou komen voor huur- en zorgtoeslag, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
De beroepen, voor zover niet gericht tegen de ingetrokken besluiten, zijn derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd.
2.5. Nu de beroepen gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad €82,-- te vergoeden.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
Op 1 oktober 2009 is in werking getreden het Besluit houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) in verband met de indexering van bedragen in die bijlage. Artikel II van het besluit bepaalt dat ten aanzien van bezwaar of beroep dat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is ingesteld, de bijlage bij het Bpb van toepassing blijft zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Met inachtneming van het hiervoor aangehaalde Besluit tot aanpassing van het Bpb zijn de kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op €966,-- (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €322,-- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de ingetrokken besluiten niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit neemt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van €82,-- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op:
€966,-- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M Weerdesteijn, rechter, en door deze en
drs. S.R. Jonkergouw, griffier, ondertekend.