ECLI:NL:RBDOR:2010:BN1251

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/710125-10
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een stiefvader voor ontucht met zijn minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het herhaaldelijk hebben van geslachtsgemeenschap met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte had moeten voorkomen dat er een seksuele relatie ontstond met zijn stiefdochter, maar dat er ook strafmatigende omstandigheden waren. De stiefdochter, inmiddels meerderjarig, had geen vervolging gewenst en de officier van justitie had verzuimd haar te horen over de wenselijkheid van de vervolging. Dit verzuim werd door de rechtbank in strafmatigende zin meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen relevante veroordelingen op zijn strafblad had en dat de relatie tussen hem en de stiefdochter, die inmiddels al drie jaar duurde, ook een rol speelde in de strafmaat. De rechtbank legde geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, maar benadrukte de ernst van de feiten door een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare situatie van de stiefdochter, die net haar moeder had verloren, en dat hij zijn verantwoordelijkheden als volwassene had verzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/710125-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
[geboortedatum en geboorteplaats],
[adres en woonplaats],
(hierna: verdachte).
Raadsvrouw mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 juni 2010, waarbij de officier van justitie mr. M.H.A. Paapen, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de getuige [slachtoffer] gehoord.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2007 tot en met 17 oktober 2007 te Dordrecht geslachtsgemeenschap heeft gehad met [slachtoffer] die toen 15 jaar oud was;
Feit 2: in de periode van 17 oktober 2007 tot en met 8 juni 2008 te Dordrecht geslachtsgemeenschap heeft gehad met zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer].
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de aangifte van de broer van het slachtoffer, de verklaring van het slachtoffer ([slachtoffer]) afgelegd tegenover de politie en de verklaring van de verdachte, afgelegd tegenover de politie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten aan het oordeel van de rechtbank. Ze geeft aan dat verdachte eerlijk is geweest en dat hij de feiten ronduit bekend heeft. Wel geeft ze aan dat verdachte en [slachtoffer] beiden ontkennen dat er sprake is geweest van het brengen van de penis van verdachte in de anus van [slachtoffer]. Ze verzoekt de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer] (hierna ook te noemen: [slachtoffer]) heeft gebracht en/of gehouden. Zij zal hem van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank baseert zich hiervoor op de verklaringen van verdachte en [slachtoffer]ter terechtzitting, die ze consistent en betrouwbaar acht.
Voor het overige acht de rechtbank de feiten 1. en 2. wettig en overtuigend bewezen op basis van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 29 juni 2010, waarin hij heeft verklaard dat hij in de twee tenlastegelegde periodes een niet te tellen aantal keren geslachtsgemeenschap met [slachtoffer]heeft gehad en dat ze een volwaardige relatie als geliefden hadden en hebben;
- de getuigeverklaring van [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 juni 2010 waarin ze heeft verklaard dat ze in 2007 een seksuele relatie kreeg met verdachte waarin met wederzijdse toestemming veelvuldig seksuele gemeenschap is geweest.
De rechtbank volstaat met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte de feiten heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 juli 2007 tot 17 oktober 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op 17 oktober 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en met ontbloot lichaam naast die [slachtoffer] in bed gelegen en die [slachtoffer] gestreeld/betast;
2.
in de periode van 17 oktober 2007 tot en met 8 juni 2008 te Dordrecht, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, genaamd [slachtoffer] (geboortedatum 17 oktober 1991), bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gestopt/gestoken en gehouden en (met ontbloot lichaam) naast die [slachtoffer] in bed heeft gelegen en die [slachtoffer] heeft betast en gestreeld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1.
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD;
2.
ONTUCHT PLEGEN MET ZIJN MINDERJARIG STIEFKIND, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en verplicht reclasseringscontact. Eventueel kan de reclassering verdachte psychologisch laten onderzoeken en/of laten behandelen. Ze is van oordeel dat gezien de aard, de ernst en de duur van de strafbare feiten geen andere sanctie mogelijk is.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte en [slachtoffer]inmiddels al drie jaar – met een kleine onderbreking van twee maanden – een relatie hebben. Het begon toen [slachtoffer]nog net geen 16 jaar was. Ze hebben voor elkaar gekozen. Daarom gaat het volgens de raadsvrouw om de waardering en de weging van de strafbare feiten en niet zozeer om de bewezenverklaring, nu verdachte beide feiten, met uitzondering van anale seks, bekend heeft. De raadsvrouw geeft aan dat door [slachtoffer]geen aangifte is gedaan en dat zij het er ook niet mee eens is dat door haar familie aangifte is gedaan. [slachtoffer]is volgens de raadsvrouw van mening dat verdachte geen straf moet krijgen. Verdachte ziet in dat een dergelijke relatie feitelijk niet tot stand had mogen komen en dat hij een fout heeft gemaakt. Verdachte en [slachtoffer]hebben echter al weer voor langere tijd een relatie. Een relatie tussen een stiefvader en een stiefkind komt niet zoveel voor en is ongebruikelijk. Maar ze zijn uit eigen keus bij elkaar en ook blij met elkaar. Verdachte wil de relatie en zijn gevoelens niet loochenen. Ze vraagt de rechtbank oog te hebben voor de bijzondere omstandigheden van het geval. Daar valt ook onder dat sprake is van tijdsverloop en dat er geen aangifte is gedaan door [slachtoffer].
De raadsvrouw verzoek de rechtbank primair om artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering toe te passen. Subsidiair verzoekt ze de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zonder reclasseringstoezicht, omdat voor dat laatste geen aanknopingspunten zijn.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. De verdachte is weliswaar niet de biologische vader van [slachtoffer], maar wel de partner van haar (overleden) biologische moeder. [slachtoffer]heeft zelf verklaard dat ze verdachte als haar vader beschouwde. Weliswaar is ze volgens eigen zeggen verdachte daarna meer gaan beschouwen als ‘haar maatje’, maar het telefoonnummer van verdachte stond in het telefoonboek van de mobiele telefoon van [slachtoffer]nog altijd opgeslagen onder ‘Pappa’. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij het geen normale situatie vindt dat hij een seksuele verhouding had met zijn minderjarig stiefkind en dat hij weet dat er sprake was van een bij wet verboden verhouding.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de gevoelens van verdriet en eenzaamheid van de minderjarige [slachtoffer], die immers net haar moeder had verloren toen zij voor de eerste keer geslachtgemeenschap had met de verdachte. Verdachte heeft de kwetsbare toestand waarin [slachtoffer]zich bevond, gebruikt voor zijn eigen bevrediging. Een volwassen persoon dient ten overstaan van een minderjarige zijn lustgevoelens te kunnen bedwingen. Hij had wijzer moeten zijn en, ondanks de toestemming die zij gaf, geslachtsgemeenschap en andere seksuele handelingen moeten voorkomen.
De strafbare feiten zijn gepleegd met toestemming van mevrouw [slachtoffer]en zij heeft inmiddels al drie jaar een relatie met verdachte. Artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering verplicht de officier van justitie om een minderjarige, ten aanzien van wie een misdrijf als artikel 245 Wetboek van Strafrecht is gepleegd, te (doen) horen betreffende de wenselijkheid van vervolging. Deze wens van de minderjarige dient een rol te spelen bij het nemen van de beslissing tot vervolging, alhoewel de minderjarige geen doorslaggevende stem heeft. In dit geval is [slachtoffer]niet door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Wel heeft zij tegenover de politie verklaard dat ze niet wil dat verdachte vervolgd wordt, maar uit niets blijkt dat de officier van justitie deze wens heeft meegewogen bij het nemen van de beslissing tot vervolging of heeft meegenomen in haar strafeis. De rechtbank zal dan ook met dit verzuim van de officier van justitie, respectievelijk de expliciete wens van [slachtoffer]in strafmatigende zin rekening houden.
Gezien het bovenstaande kan de rechtbank zich niet vinden in de eis van de officier van justitie. Ook is de rechtbank van oordeel dat het feit dat [slachtoffer]nimmer tegen haar zin geslachtsverkeer heeft gehad met verdachte en dat zij en verdachte nog immer een seksuele relatie hebben een strafmatigend effect moeten hebben. De rechtbank stelt vast dat verdachte geen in dit verband relevante veroordelingen op zijn strafblad heeft.
Voor dit soort strafbare feiten wordt in de oriëntatiepunten, zoals die in deze rechtbank worden gebruikt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gehanteerd. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen maar een werkstraf voor de duur van 120 uur.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Verplicht reclasseringscontact acht de rechtbank niet noodzakelijk nu verdachte nog steeds een relatie met [slachtoffer]heeft en noch uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 20 juni 2010 noch anderszins is gebleken op welke punten verdachte hulp en steun van de reclassering nodig heeft.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (éénhonderdentwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. B.M.R.M. Edelhauser – van Vlijmen en mr. H.M. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. den Besten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juli 2010.
Mr. H.M. Dunsbergen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 17 oktober 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op 17 oktober 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal
zijn, verdachtes penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of (met ontbloot lichaam) naast die [slachtoffer] in bed gelegen en/of die [slachtoffer] gestreeld/betast;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met 8 juni 2008 te Dordrecht, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, genaamd [slachtoffer] (geboortedatum 17 oktober 1991), bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] heeft gestopt/gestoken en/of gehouden en/of (met ontbloot lichaam) naast die [slachtoffer] in bed heeft gelegen en/of die [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld;