ECLI:NL:RBDOR:2010:BM6225

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/710407-10 [PROMIS]
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestraffing van seksueel binnendringen bij minderjarige gedurende langere periode

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende bijna twee jaar een seksuele relatie heeft gehad met een minderjarig meisje, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte heeft de feiten bekend, wat heeft geleid tot een versnelde procedure. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen. Het slachtoffer heeft aangegeven last te hebben van angsten en een verstoord gevoel van eigenwaarde als gevolg van de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn rol als vaderfiguur en het grote leeftijdsverschil tussen hen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als doel recidive te voorkomen en hulpverlening mogelijk te maken. Daarnaast is de vordering van het slachtoffer als benadeelde partij toegewezen, terwijl de moeder van het slachtoffer niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering, omdat zij niet in een belang is getroffen dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/710407-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [1958],
wonende te [adres en woonplaats].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 mei 2010, waarbij de officier van justitie mr. W.B. ten Have en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- (primair) in de periode vanaf 9 april 2007 tot en met 26 december 2008 te Dordrecht en Capelle aan den IJssel met [benadeelde partij 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], dan wel
- (subsidiair) in de periode vanaf 9 april 2007 tot en met 26 december 2008 te Dordrecht en Capelle aan den IJssel met die [benadeelde partij 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 mei 2010;
- de verklaring van [benadeelde partij 1] (hierna: de minderjarige);
- de aangifte van Aangever.
De rechtbank volstaat met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft bekend, en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(primair)
op tijdstippen in de periode van 09 april 2007 tot en met 26 december 2008 te Dordrecht en Capelle aan den
IJssel, meermalen telkens met [benadeelde partij 1] (geboren in [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht en
- die [benadeelde partij 1] gebeft en gevingerd en
- zich laten aftrekken en pijpen door die [benadeelde partij 1] en
- die [benadeelde partij 1] getongzoend en
- de billen en borsten en vagina van die [benadeelde partij 1] betast en gestreeld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf moet de bijzondere voorwaarde worden verbonden dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien deze aanwijzingen inhouden deelname aan trainingen, therapie en begeleiding.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat het initiatief tot het plegen van de seksuele handelingen eveneens van de minderjarige kwamen. Daarnaast heeft verdachte aangevoerd dat hij, indien een gevangenisstraf wordt opgelegd, alles kwijt zal raken. Hij heeft verklaard dat hij erg veel spijt heeft van zijn daden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode, één en driekwart jaar, een seksuele relatie gehad met een minderjarig meisje, terwijl deze minderjarige de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Tijdens deze relatie heeft verdachte frequent én op velerlei wijzen seksuele handelingen met de minderjarige gepleegd, waarbij hij tevens frequent haar lichaam is binnengedrongen. Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige geschonden.
Verdachte heeft verklaard dat de minderjarige hem als vaderfiguur zag. De rechtbank is van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat door zijn rol van vaderfiguur en het grote leeftijdsverschil tussen hen beiden bestond. De gevolgen van de handelingen voor het slachtoffer zijn merkbaar. Zo blijkt uit het voegingsformulier benadeelde partij dat zij sindsdien last heeft van angsten, zich vies voelt, zich schaamt, geen (lichamelijk) contact heeft met jongens en geen vertrouwen meer heeft in mensen, wat niet past bij de leeftijdsfase waarin zij verkeert. Verdachte heeft een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, op grove wijze doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Voor zover verdachte heeft bedoeld dat de omstandigheid dat het initiatief tot het plegen van seksuele handelingen eveneens van de minderjarige kwam, zou moeten leiden tot strafvermindering, verwerpt de rechtbank dit standpunt. Nog daargelaten of aannemelijk is dat het initiatief vaak van de zijde van de minderjarige kwam, is het niet aan de minderjarige zelf om uit te maken of zij de bescherming van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht wenst. De wetgever heeft met dit artikel beoogd jeugdigen ongestoord door anderen hun seksualiteit te laten ontdekken. Handelingen van anderen die dit groeiproces verstoren zijn daarom verboden. De bescherming tegen inbreuken door anderen staat daarbij centraal. De meerderjarige dient zich altijd bewust te zijn van de bescherming van minderjarigen in deze leeftijdscategorieën en hiernaar te handelen.
Gebruikelijk worden voor dit soort feiten een gevangenisstraf van 24 tot 36 maanden opgelegd en ook de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigen op de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Verdachte heeft in de periode waarin hij het feit heeft gepleegd twee waarschuwende gesprekken met de politie gehad, waarin hij heeft ontkend seksueel contact te hebben gehad met de minderjarige. Daarnaast heeft hij een gesprek gehad met de gezinsvoogd van de minderjarige, waarin hem is meegedeeld dat hij haar met rust moest laten aangezien zijn invloed op haar niet goed zou zijn. Ondanks deze gesprekken heeft verdachte zijn eigen belangen laten prevaleren boven die van het minderjarige slachtoffer en zijn strafbare handelen toch voortgezet.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte weinig inzicht heeft getoond in de onjuistheid en in de verwerpelijkheid van zijn handelen. Weliswaar heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij spijt heeft van zijn handelen. Echter, verdachte blijft de schuld bij het slachtoffer neerleggen en hij geeft er geen blijk van in te zien dat hij op ernstige wijze haar lichamelijke integriteit heeft geschonden.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 7 april 2010 blijkt dat geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat bij verdachte sprake is van psychopathologie. Verdachte is in zijn sociale en cognitieve vaardigheden beperkt. Hij heeft geen inzicht in zijn delictgedrag en legt de schuld bij het slachtoffer neer. Het recidiverisico wordt hoog gemiddeld ingeschat, indien verdachte geen behandeling krijgt en niet gecontroleerd wordt in zijn seksualiteit en gedrag.
Volgens een op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 februari 2010 is verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking gekomen, maar is hij nog nooit door de strafrechter veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden hogere onvoorwaardelijke straf zal opleggen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd vanwege de ernst van de feiten en om de verdachte duidelijk te maken dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
In het voorlichtingsrapport van de reclassering is aangegeven dat verplicht reclasserings-toezicht noodzakelijk wordt geacht. De reclassering adviseert om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en ambulante zedenbehandeling voor mindervaardigen bij de forensische poli- en dagkliniek Het Dok, alsmede woonbegeleiding door budgetbeheer of Stichting MEE. De rechtbank kan zich vinden in deze adviezen en verdachte heeft ter zitting aangegeven daaraan mee te werken.
Om het verplichte reclasseringscontact en genoemde behandelingen mogelijk te maken zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling bij Het Dok. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de reclassering het recidiverisico hoog gemiddeld inschat, indien verdachte geen behandeling krijgt en niet gecontroleerd wordt in zijn seksualiteit en gedrag.
8 De benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 2.000,- voor het primair tenlastegelegde feit ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank voornoemd bedrag zal toewijzen. De verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2], de moeder van [benadeelde partij 1], vordert een schadevergoeding voor het primair ten laste gelegde feit.
Artikel 51a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich, ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding, als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. In de onderhavige zaak is [benadeelde partij 2] niet getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Daarom is niet gebleken dat de schade rechtsreeks door deze feiten is toegebracht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zesendertig (36) maanden, waarvan twaalf (12) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien deze aanwijzingen inhouden deelname aan een poliklinische behandeling bij Het Dok en/of begeleiding door Stichting MEE;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 2.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], € 2.000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens, voorzitter, mr. H.W. Bezemer en
mr.dr. M.I. Blagrove, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Abdoelkadir griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2010.
Door afwezigheid zijn mr. Bezemer en mr.dr. Blagrove buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 26 december 2008 te Dordrecht en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde partij 1] (geboren in [1993], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht en/of
- die [benadeelde partij 1] gebeft en/of gevingerd en/of
- zich laten aftrekken en/of pijpen door die [benadeelde partij 1] en/of
- die [benadeelde partij 1] ge(tong)zoend en/of
- de billen en/of borsten en/of vagina van die [benadeelde partij 1] betast en/of gestreeld
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 26 december 2008 te Dordrecht en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde partij 1] (geboren in [1993]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of
- zoenen van die [benadeelde partij 1] en/of
- betasten en/of strelen van de billen en/of borsten en/of vagina van die [benadeelde partij 1]
Parketnummer: 11/710407-10
Vonnis d.d. 1 juni 2010