ECLI:NL:RBDOR:2010:BM6198

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1008
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering burgemeestersverklaring en rechtsgevolgen in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Gorinchem, en de burgemeester van de gemeente Gorinchem. De eiser had verzocht om een burgemeestersverklaring, welke werd geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de weigering om een burgemeestersverklaring af te geven niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De burgemeestersverklaring is slechts een feitelijke verklaring over het ononderbroken verblijf van de vreemdeling in Nederland in het jaar 2006 en is niet gericht op enig rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat de weigering om de verklaring af te geven geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor werd het bezwaar van de eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard.

De eiser had administratief beroep ingesteld bij de Staatssecretaris van Justitie, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om de verklaring af te geven, en dat de weigering geen rechtsgevolg had. De rechtbank benadrukte dat de burgemeestersverklaring slechts een bewijsstuk is voor de besluitvorming van de Staatssecretaris van Justitie met betrekking tot de aanvraag van een verblijfsvergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet. De rechtbank concludeerde dat er geen zelfstandig rechtsgevolg verbonden is aan de weigering van de burgemeestersverklaring, en dat de burgemeester niet de autoriteit heeft om verblijfsvergunningen te verlenen. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/1008
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[eiser], wonende te Gorinchem, eiser,
gemachtigde: mr. A.J.J. Fraanje, advocaat te Dordrecht,
tegen
de burgemeester van de gemeente Gorinchem, verweerder,
gemachtigden: A. de Bruin en J. Arslan, beiden werkzaam bij verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij brief van 29 januari 2008 medegedeeld dat er voor eiser geen burgemeestersverklaring wordt afgegeven.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 21 februari 2008 administratief beroep ingesteld bij de Staatssecretaris van Justitie, thans de Minister van Justitie. Bij brief van
5 maart 2009 is aan eiser medegedeeld dat het administratief beroep zal worden doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.
Bij besluit van 15 juli 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 31 juli 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 17 februari 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel wordt onder beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
2.1.2. Ingevolge artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt voor de toepassing van deze afdeling met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Vw 2000 kan tegen een ter uitvoering van deze wet genomen beschikking die niet door of namens Onze Minister is genomen, met uitzondering van een beschikking als bedoeld in artikel 72, tweede lid, bij Onze Minister administratief beroep worden ingesteld. Artikel 10:3, tweede lid, onder c, van de Awb is niet van toepassing.
2.2. Het bestreden besluit
Verweerder is bevoegd op het bezwaar te beslissen. Het al dan niet afgeven van een burgemeestersverklaring is geen handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. De burgemeestersverklaring is een verklaring omtrent het ononderbroken verblijf in Nederland voor de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2006. De weigering tot afgifte van een burgemeestersverklaring kan niet worden aangemerkt als besluit in de zin van de Awb, omdat het al dan niet verstrekken van de verklaring niet is gericht op enig rechtsgevolg. Er verandert immers niets aan de rechtspositie van eiser. Er is slechts sprake van een handeling ter voorbereiding van de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet (oud) (hierna: de Regeling) moet ook aan andere voorwaarden worden voldaan. Nu geen sprake is van een besluit in de zin van de
Awb of een daarmee gelijkgestelde handeling is het bezwaar niet-ontvankelijk.
2.3. De gronden van beroep
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe - samengevat weergegeven - het navolgende aan. De weigering tot afgifte van een burgemeestersverklaring is een besluit in de zin van de Awb, althans in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. Eiser stelt dat het besluit is gericht op rechtsgevolg, nu het niet afgeven van de burgemeestersverklaring toelating tot de Regeling verhindert. Eisers bezwaar tegen de weigering tot afgifte van de burgemeestersverklaring is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Eiser meent voorts dat niet verweerder, maar de Staatsecretaris van Justitie bevoegd is op het bezwaar (administratief beroep) te beslissen, nu sprake is van een besluit in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000.
2.4. De beoordeling
2.4.1. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de weigering om een burgemeestersverklaring af te geven niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. In de memorie van toelichting is ten aanzien van deze bepaling (toen nog: artikel 70) het volgende opgenomen (Kamerstukken II 1998/99, 26 732, nr. 3, blz. 71):
"In het derde lid is eveneens een uitbreiding van het toepassingsbereik van het eerste lid neergelegd. Het eerste lid is alleen van toepassing op beschikkingen, anders gezegd op publiekrechtelijke rechtshandelingen.
(...)
Overigens is in de jurisprudentie een beperking aangebracht in de appellabiliteit van deze handelingen. Alleen de rechtens relevante handelingen van een bestuursorgaan jegens een vreemdeling als zodanig worden appellabel bevonden. Dezerzijds wordt er vanuit gegaan, dat de in de jurisprudentie aangebrachte beperking ook onder de nieuwe wet gehandhaafd zal blijven.
(..)."
De rechtbank is van oordeel dat het hier rechtens relevante handelingen in het kader van de Vw 2000 betreft. Hierbij komt dat in artikel 77, eerste lid, van de Vw 2000 is opgenomen dat alleen administratief beroep openstaat tegen een ter uitvoering van deze wet genomen beschikking. Naar het oordeel van de rechtbank kan een burgemeestersverklaring bezwaarlijk in die zin worden opgevat, te meer daar de burgemeestersverklaring slechts een feitelijk verklaring omtrent het ononderbroken verblijf van de vreemdeling in Nederland in het jaar 2006 betreft. De rechtbank ziet dan ook geen steun voor de stelling van eiser dat sprake was van een handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 en dat verweerder mitsdien niet bevoegd was op het bezwaar te beslissen.
2.4.2. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeestersverklaring moet worden aangemerkt als een bewijsstuk ten behoeve van de oordeels- en besluitvorming van de Staatssecretaris van Justitie, thans de Minister van Justitie, met betrekking tot de vraag of aan de vreemdeling een verblijfsvergunning op grond van de Regeling moet worden verstrekt. De rechtbank verwijst in dat kader naar haar uitspraak van heden in de zaak van eiser tegen de weigering om eiser in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op grond van de Regeling (procedurenummer: AWB 09/11966). De rechtbank is van oordeel dat de burgemeestersverklaring niet zelfstandig en los van de Regeling is gericht op enig rechtsgevolg. Er is immers geen zelfstandig rechtsgevolg verbonden aan de feitelijke vaststelling van de burgemeester dat hij de overtuiging heeft dat de betreffende vreemdeling gedurende het jaar 2006 verblijf in zijn gemeente heeft gehad. Bovendien is het niet aan de burgemeester om verblijfsvergunningen te verlenen. Mitsdien is geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is derhalve ongegrond.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, en door deze en drs. S.R. Jonkergouw, griffier, ondertekend.