ECLI:NL:RBDOR:2010:BM4199

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860033-10 [PROMIS]
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en mishandeling door verdachte met meerdere feiten van geweld tegen vriendin

In deze strafzaak heeft de rechtbank Dordrecht op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof en meerdere mishandelingen van zijn vriendin. De verdachte heeft samen met anderen op 20 september 2009 in Dordrecht een straatroof gepleegd waarbij de aangever, [slachtoffer 1], onder bedreiging van geweld zijn mobiele telefoon, I-pod, horloge en jas moest afgeven. De rechtbank oordeelt dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn aanwezigheid en gedrag een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving, wat leidde tot de veroordeling voor afpersing.

Daarnaast heeft de verdachte in de periode van enkele maanden zijn vriendin, [slachtoffer 2], meermalen mishandeld. De mishandelingen omvatten onder andere het dichtknijpen van haar keel, slaan en het gooien van een stuk hout tegen haar hoofd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig weken, waarvan twaalf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de verdachte verplicht om zich tijdens de proeftijd te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief een behandeling voor zijn agressieproblematiek.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860033-10 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [1990],
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de PI Zuid West - HvB De Torentijd, te Middelburg.
Raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 april 2010, waarbij de officier van justitie mr. D. van Hout, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: (primair) op 20 september 2009 te Dordrecht samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] heeft beroofd van een telefoon, een I-pod, een horloge en een jas, dan wel (subsidiair) die persoon heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden;
Feit 2: (primair) in november 2009 te Gent (België) opzettelijk heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (subsidiair) die persoon (verdachtes levensgezel) heeft mishandeld;
Feit 3: in de periode van 15 december 2009 tot en met 15 januari 2010 zijn levensgezel heeft mishandeld;
Feit 4: (primair) op 16 januari 2010 te Dordrecht opzettelijk heeft geprobeerd om aan zijn levensgezel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (subsidiair) zijn levensgezel heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Feit 2 zou zijn begaan in het buitenland, namelijk in België.
Verdachte heeft de Nederlandse nationaliteit en het ten laste gelegde feit is volgens de Nederlandse wet een misdrijf. Het is een feit van algemene bekendheid dat op een soortgelijk feit door de Belgische wet straf is gesteld.
Op grond van artikel 5, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht is onder die omstandigheden de Nederlandse strafwet toepasselijk.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt voor het onder 1. primair ten laste gelegde feit (beroving). Zij baseert dat standpunt op de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: aangever), op de verklaringen van medeverdachten en op de eigen verklaring van verdachte.
De officier van justitie acht de onder 2. primair en 4. primair ten laste gelegde feiten (poging tot zware mishandeling) niet bewezen, omdat zij meent dat het bewijs ontbreekt dat verdachte het opzet had om zijn vriendin [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat evenmin is gebleken dat verdachte de keel van zijn vriendin zo lang heeft dichtgeknepen, dat de aanmerkelijke kans aanwezig was dat de vriendin daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Van voorwaardelijk opzet is dus ook geen sprake.
De officier van justitie acht wel de onder 2. subsidiair en 4. subsidiair ten laste gelegde mishandelingen bewezen, gelet op de aangiften van de vriendin en de verklaringen van verdachte.
Tot slot acht de officier van justitie ook de onder 3. ten laste gelegde mishandeling bewezen. Dit standpunt is gebaseerd op de aangifte van de vriendin en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1. ten laste gelegde beroving, omdat niet is gebleken dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de daders, dan wel dat hij enige rol in het geheel heeft gehad. Verdachte heeft geen handelingen verricht die enige bijdrage aan het delict hebben geleverd, zo stelt de raadsman.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, in verband met het ontbreken van opzet bij verdachte, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Ten aanzien van de onder 2. subsidiair, 3 en 4. subsidiair ten laste gelegde mishandelingen heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte het opzet heeft gehad om zijn vriendin zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook voor voorwaardelijk opzet zijn geen aanknopingspunten te vinden.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 2. primair en 4. primair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht de onder 2. subsidiair, 3 en 4. subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
Feit 2. subsidiair:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 april 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 2].
Feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 april 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 2];
- het proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 16 januari 2010.
Feit 4. subsidiair:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 april 2010;
- de aangifte van [slachtoffer 2].
De rechtbank volstaat ten aanzien van deze feiten met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte deze feiten heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
De rechtbank acht - met betrekking tot de feiten 2 subsidiair en 4 subsidiair - het een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel pijn veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het onder 2. ten laste gelegde feit nog geen sprake was van een zodanige onderlinge band tussen verdachte en het slachtoffer dat zij als levensgezellen in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht golden.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit heeft de rechtbank acht geslagen op de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden.
[slachtoffer 1] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij op 20 september 2009 rond 01.10 uur op de fiets op het fietspad onderaan de Zwijndrechtse Brug reed. Dit fietspad ligt aan de kant van Dordrecht en komt uit op de Diepenbrockweg (rechtbank: een openbare weg). Toen hij op het fietspad reed kwam er ineens iemand naast hem fietsen. Deze persoon zei een aantal keren "Stoppen, stoppen". Op de Diepenbrockweg zette hij ineens zijn fiets voor de fiets van aangever, die daardoor moest stoppen. Die persoon zei "Maak je zakken leeg" en "Je wordt beroofd". Toen ineens kwam er een hele groep aan gefietst. Die kerel zei dat hij zijn spullen moest geven. De hele groep stond toen heel dicht op aangever. Hij voelde zich hierdoor gedwongen om zijn spullen af te geven. Het voelde heel erg bedreigend.
Aangever moest zijn mobiel (Google G1) geven en er waren er wat uit de groep die tegen hem zeiden dat hij zijn zakken leeg moest halen. Ze vroegen ook meerdere keren om zijn telefoon. Aangever heeft zijn telefoon aan iemand uit de groep gegeven.
Aangever moest ook zijn Ipod afgeven. Iemand uit de groep hield zijn arm beet en heeft zijn horloge (Casio) afgedaan. Iemand heeft ook zijn jas (Rocawear) uitgedaan.
Aangever heeft verklaard dat één jongen uit de groep heel erg lang was. Aangever heeft verklaard dat de goederen zijn eigendom zijn en dat hij aan niemand het recht of de toestemming heeft gegeven dit feit te plegen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [bijnaam verdachte] wordt genoemd en dat hij de langste van de groep was. Zijn vrienden waren die avond boos omdat een Hollandse jongen hen kort tevoren had uitgescholden voor 'zwarten' of dergelijke racistische woorden. Op een gegeven moment zagen zij een jongen fietsen en toen zei [medeverdachte 1]: "Kom, we gaan naar die jongen". [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] reden voorop en de rest van de groep volgde. Toen verdachte op ongeveer anderhalve meter afstand van die jongen stond, hoorde hij [medeverdachte 1] zeggen dat die jongen zijn zakken moest leegmaken en dat hij alles moest inleveren wat hij had. Verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 2] een horloge van die jongen afpakte en dat die jongen zijn telefoon en Ipod aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] afgaf. Verdachte heeft verklaard dat hij de andere jongens niet heeft tegengehouden, omdat hij geen ruzie met hen wilde.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij met z'n zessen waren, onder wie [verdachte], bijnaam [bijnaam verdachte]. Hij hoorde dat [medeverdachte 1] tegen een jongen zei: "Inleveren". Zij stonden op dat moment vlak bij de jongen en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze allemaal naar die jongen toe fietsten en die jongen hebben gestopt. Een aantal jongens stond om die jongen heen. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij samen was met onder andere [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dat zij met z'n allen achter een jongen aangingen. Ze haalden de jongen in met de fiets en hij zag dat ze de jongen een soort van omsingeld hadden. Ze stonden voor de jongen en hielden hem als het ware tegen. Opeens begonnen ze weg te rennen. Onderweg naar huis hoorde [medeverdachte 4] van verdachte dat [medeverdachte 1] tegen de jongen had gezegd dat hij iets moest inleveren.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aangever op 20 september 2009 te Dordrecht op de Diepenbrockweg is beroofd van een telefoon, een Ipod, een horloge en een jas.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of en op welke wijze verdachte betrokken is geweest bij deze beroving.
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs te ontlenen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van deze beroving. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij niet tevoren wist dat zij iemand zouden gaan beroven, maar dat hij deel uitmaakte van de groep die achter aangever aanging en daarna op korte afstand van hem stond, toen de beroving plaatsvond. Aangever heeft verklaard dat hij zich hierdoor heel erg bedreigd voelde en dat hij zich, doordat de hele groep heel dicht op hem stond, gedwongen voelde om zijn spullen af te geven.
Door zijn aanwezigheid bij de beroving heeft verdachte eraan bijgedragen dat de spullen konden worden afgepakt en werden afgegeven. Als langste van de groep is hij aangever ook bijgebleven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving en dat er sprake is geweest van een nauwe, en dus ook bewuste, samenwerking tussen de leden van de groep.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. (primair)
op 20 september 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg (de Diepenbrockweg),
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Google, type G1) en een I-pod, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld bestond uit het
- naast die [slachtoffer 1] fietsen endaarbij zeggen:"Stoppen, stoppen", en
- met een fiets de doorgang voor die [slachtoffer 1] blokkeren en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen:"Maak je zakken leeg" en "Je wordt beroofd" en
- dicht bij en rond die [slachtoffer 1] staan en daarbij die [slachtoffer 1] zeggen zijn zakken leeg te halen en zijn telefoon
en I-pod af te geven
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk Casio) en een jas (merk Rocawear), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- naast die [slachtoffer 1] fietsen endaarbij zeggen:"Stoppen, stoppen", en- met een fiets de doorgang voor die [slachtoffer 1] blokkeren en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je wordt beroofd" en
- dicht bij en rond die [slachtoffer 1] staan en- die [slachtoffer 1] bij de arm vastpakken en vervolgens het horloge van die [slachtoffer 1] afdoen en
- de jas van die [slachtoffer 1] uittrekken;
2.
in november 2009 te Gent, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] krachtig
- bij de keel heeft vastgepakt en
- de keel heeft dichtgeknepen (gehouden),
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
op 7 januari 2010 te Dordrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel), in haar gezicht heeft
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen ;
4.
op 16 januari 2010 te Dordrecht opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel),
- met kracht bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en
- de keel heeft dichtgeknepen (gehouden) en
- aan de haren heeft getrokken en
- haar hoofd heeft opgetild en haar hoofd tegen de railing van een bed heeft geduwd en
- in/tegen het lichaam heeft gebeten en geslagen en
- een stuk houttegen het hoofd heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. (primair)
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN OP DE OPENBARE WEG
en
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD OP DE OPENBARE WEG DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
2. (subsidiair)
MISHANDELING;
3. en 4. (subsidiair) telkens:
MISHANDELING BEGAAN TEGEN ZIJN LEVENSGEZEL.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. J.J. van der Weele, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van
2 april 2010 komt onder meer het navolgende naar voren:
"In geval van betrokkene is geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wel zijn er aanwijzingen voor een enigszins gebrekkige ontwikkeling, zowel op cognitief gebied, als ten aanzien van copingmechanismen en impulscontrole. In de persoonlijkheid worden daarnaast afhankelijke trekken gevonden. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde actueel.
Betrokkene is erg gevoelig voor verlating en daarom, met name binnen een relatie, meer jaloers. Hij zal van een mug al snel een olifant maken en kan de bijkomende opwinding en gevoelens van agressiviteit minder goed hanteren dan "de gemiddelde ander". Dat het wettelijk niet is toegestaan om op de wijze te reageren zoals hij dit heeft gedaan weet hij
uiteraard wel. Zijn vermogen om zich ook conform dit besef te gedragen is echter beperkt.
Om die reden willen wij verdachte dan ook als licht verminderd toerekeningsvatbaar aanmerken."
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twintig weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, onder meer inhoudend een behandeling bij Het Dok of De Waag.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevangenisstraf zodanig te beperken, dat op korte termijn met de behandeling van verdachte kan worden begonnen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij een mobiele telefoon, een I-pod, een horloge en een jas werden buitgemaakt. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de goederen heeft weggenomen of afgeperst, heeft hij door zijn dreigend over komende aanwezigheid een wezenlijke bijdrage geleverd en is hij medeverantwoordelijk voor de gevolgen voor het slachtoffer.
Straatroven hebben niet alleen een enorme impact op de slachtoffers maar versterken ook in hoge mate de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Bovendien kunnen zij voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn, wat tot langdurige psychische schade kan leiden. Verdachte en zijn mededaders hebben zich aan dit alles weinig gelegen laten liggen. Zij hebben geen enkel oog gehad voor het slachtoffer en waren slechts uit op financieel gewin om zodoende hun directe (financiële) behoefte te bevredigen. Zeer verontrustend vindt de rechtbank het gemak waarmee verdachten tot het plegen van de feiten zijn overgegaan.
Daarnaast heeft verdachte zijn vriendin in een tijdsbestek van slechts enkele maanden meermalen mishandeld. Deze mishandelingen bestonden onder meer uit het dichtknijpen van de keel, slaan en aan de haren trekken. Bovendien heeft verdachte een stuk hout tegen het hoofd van zijn vriendin gegooid.
Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin en dient dan ook fors te worden bestraft.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de rapportage van de reclassering, het rapport van de psycholoog en zijn strafblad van 25 maart 2010. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte eerder door de strafrechter voor geweldsgerelateerde delicten is veroordeeld, wat hem er kennelijk niet van heeft kunnen weerhouden opnieuw fors de fout in te gaan. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Anderzijds kunnen de feiten hem, zoals eerder in dit vonnis overwogen, slechts in verminderde mate worden toegerekend.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat met een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist, niet kan worden volstaan. Zij is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig weken een passende en gerechtvaardigde bestraffing is voor de door verdachte gepleegde feiten, en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd.
De psycholoog en de reclassering hebben geadviseerd om aan verdachte verplicht reclasseringscontact op te leggen, met daarbij een ambulante therapeutische behandeling bij Het Dok of De Waag voor zijn agressieproblematiek en/of een Cognitieve Vaardigheden (COVA)-training. De rechtbank kan zich vinden in deze adviezen en verdachte heeft ter zitting aangegeven daaraan mee te zullen werken.
Om het verplichte reclasseringscontact en genoemde behandeling en/of training mogelijk te maken zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke deel dient tevens als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig weken, waarvan twaalf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300, 304, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2. primair en 4. primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van dertig (30) weken, waarvan twaalf (12) weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een ambulante therapeutische behandeling bij de forensische psychiatrische polikliniek Het Dok of De Waag en/of het volgen van een COVA-training;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M.A. Waals en mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2010.
Mr. Van Laanen voornoemd is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 september 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg (de Diepenbrockweg), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Google, type G1) en/of een I-pod en/of een horloge (merk Casio), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- naast die [slachtoffer 1] fietsen en/of (daarbij) zeggen:"Stoppen, stoppen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (met een fiets) de doorgang voor die [slachtoffer 1] blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen:"Maak je zakken leeg" en/of "Je wordt beroofd", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (dicht) bij en/of rond die [slachtoffer 1] staan en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] vragen/zeggen zijn zakken leeg te halen en/of zijn telefoon en/of I-pod en/of horloge af te geven
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk Casio) en/of een jas (merk Rocawear), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- naast die [slachtoffer 1] fietsen en/of (daarbij) zeggen:"Stoppen, stoppen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (met een fiets) de doorgang voor die [slachtoffer 1] blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen:"Maak je zakken leeg" en/of "Je wordt beroofd", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (dicht) bij en/of rond die [slachtoffer 1] staan en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] vragen/zeggen zijn zakken leeg te halen en/of zijn telefoon en/of I-pod en/of horloge af te geven en/of
- die [slachtoffer 1] bij de arm vastpakken en/of (vervolgens) het horloge van die [slachtoffer 1] afdoen en/of
- de jas van die [slachtoffer 1] uittrekken
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, door
- naast die [slachtoffer 1] te fietsen en/of (daarbij) zeggen:"Stoppen, stoppen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (met een fiets) de doorgang voor die [slachtoffer 1] te blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen:"Maak je zakken leeg" en/of "Je wordt beroofd", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (dicht) bij en/of rond die [slachtoffer 1] te staan en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] te vragen/zeggen zijn zakken leeg te halen en/of zijn telefoon en/of I-pod en/of horloge af te geven en/of
- die [slachtoffer 1] bij de arm vast te pakken en/of (vervolgens) het horloge van die [slachtoffer 1] af te doen en/of
- de jas van die [slachtoffer 1] uit te trekken
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks november 2009 te Gent, althans in België ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (in) de keel heeft (dicht)geknepen (gehouden) en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks november 2009 te Gent, althans in België opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel), meermalen, althans eenmaal, (krachtig)
- bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (in) de keel heeft (dicht)geknepen (gehouden),
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 15 januari 2010 te Dordrecht, althans in Nederland opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel), in haar gezicht, althans tegen het lichaam heeft
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden art 304 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (in) de keel heeft (dicht)geknepen (gehouden) en/of
- een stuk hout, althans een (hard en/of zwaar) voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te Dordrecht opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (verdachtes levensgezel),
- met kracht bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de keel heeft (dicht)geknepen (gehouden) en/of
- aan de haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of getrokken en/of
- haar hoofd aan de haren vasthoudend heeft opgetild en/of (daarbij) haar hoofd tegen de railing van een bed, althans tegen een object heeft geduwd en/of
- in/tegen het lichaam heeft gebeten en/of geslagen en/of gekrabd en/of
- een stuk hout, althans een hard en/of zwaar voorwerp in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Parketnummer: 11/860033-10
Vonnis d.d. 11 mei 2010