ECLI:NL:RBDOR:2010:BM2465

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80550 / HA ZA 09-2272
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fout in statuten leidt tot ontslag statutair bestuurder en afwijzing schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht, ging het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiser 1] en GS Handelsbedrijf B.V., en de maatschap [X] Notarissen. De kern van de zaak was een fout in de statuten van GS Handelsbedrijf B.V. die door de notaris was gemaakt, waardoor [eiser 1] als statutair bestuurder kon worden ontslagen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de fout in de statuten was gemaakt, de vorderingen tot schadevergoeding van zowel [eiser 1] als GS Handelsbedrijf B.V. werden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de schade die GS Handelsbedrijf B.V. had geleden, niet direct kon worden toegerekend aan de fout van de maatschap, omdat de waardedaling van de onderneming niet het gevolg was van de onrechtmatige daad van de maatschap. De rechtbank oordeelde dat de slechte prestaties van de overige bestuurders niet in een direct causaal verband stonden met de fout in de statuten.

Daarnaast werd de vordering van [eiser 1] afgewezen, omdat de maatschap niet had gefaald in haar waarschuwingsplicht. De rechtbank concludeerde dat de maatschap niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gevolgen van de opzegging van de managementovereenkomst tussen [eiser 1] en GS Handelsbedrijf B.V. De rechtbank wees de vorderingen van beide partijen af en veroordeelde hen in de proceskosten van de maatschap, die op € 5.049 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 21 april 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80550 / HA ZA 09-2272
Vonnis van 21 april 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te Sliedrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GS HANDELSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
eiseressen,
advocaat mr. G.P. Jongeneel,
tegen
de maatschap
[X] NOTARISSEN,
gevestigd te Molenaarsgraaf,
gedaagde,
advocaat mr. F.W. de Nerée tot Babberich.
Partijen zullen hierna [eiser 1], GSH en de maatschap genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2009.
1.2. Na de comparitie is de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Partijen hebben geen schikking bereikt.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) bezit alle aandelen in het kapitaal van [eiser 1]. [eiser 1] bezat alle aandelen in het kapitaal van werkmaatschappij GSH. [eiser 1] heeft in 2002 2/3 van de aandelen in GSH verkocht: 1/3 aan Gerebeheer BV (eigenaar aandelen: [betrokkene 2]) en 1/3 aan [betrokken BV] (eigenaar aandelen: [betrokkene 3]) voor een koopsom in beide gevallen van € 340.335. Kopers waren (mede) management-BV’s: deze vennootschappen werden samen met [eiser 1] statutair bestuurder van GSH. De beide koopsommen werden niet direct voldaan maar werden omgezet in een lening. Notaris [notaris], werkzaam bij de maatschap, heeft ter zake hiervan op 20 juni 2002 twee aktes van geldlening opgemaakt.
2.2. In verband met de verkoop en notariële levering van de aandelen in GSH zijn de statuten van GSH op 20 juni 2002 gewijzigd door notaris [notaris]. In de statuten is de bepaling opgenomen dat een bestuurder van GSH alleen kon worden geschorst of ontslagen in een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ava) waarin 2/3 van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd én met een 3/4 meerderheid van de uitgebrachte stemmen (hierna te noemen: het beschermingsbeding).
2.3. [eiser 1] is geschorst en later ontslagen als statutair bestuurder van GSH, respectievelijk in de ava van 31 oktober 2003 en van 14 april 2004.
2.4. [eiser 1] heeft een gerechtelijke procedure geëntameerd om haar schorsing en ontslag als statutair bestuurder van GSH aan te vechten. De rechtbank Dordrecht heeft bij vonnis van 12 juli 2006 deze vordering afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beschermingsbeding in strijd is met het dwingendrechtelijke art. 2:244 lid 2 BW. Dit artikellid bepaalt:
“Indien in de statuten is bepaald dat het besluit tot schorsing of ontslag slechts mag worden genomen met een versterkte meerderheid in een algemene vergadering, waarin een bepaald gedeelte van het kapitaal is vertegenwoordigd, mag deze versterkte meerderheid twee derden der uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigende meer dan de helft van het kapitaal, niet te boven gaan.”
2.5. [eiser 1] bezit inmiddels weer alle aandelen in het kapitaal van GSH. In een gerechtelijke procedure tussen enerzijds [eiser 1] en anderzijds Gerebeheer BV en [betrokken BV] over betaling van de koopsom van de aandelen/ aflossing van de lening is [eiser 1] door de rechtbank Dordrecht bij twee vonnissen van 16 februari 2005 in het gelijk gesteld. Deze vonnissen hebben kracht van gewijsde. [eiser 1] heeft vervolgens op de beide andere aandelenpakketten executoriaal beslag doen leggen en die twee aandelenpakketten op 21 december 2006 teruggekocht op de executieveiling. De totale koopprijs was € 30.000, zijnde € 15.000 per aandelenpakket.
3. De vordering
3.1. Na vermindering van eis ter zitting wordt gevorderd wordt om, uitvoerbaar bij voorraad, de maatschap te veroordelen:
I. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan GSH te voldoen een bedrag ad € 981.165,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van de maatschap in de kosten van deze procedure.
II. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] c.s. te voldoen een bedrag ad € 758.845,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag ad € 655.830,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van de maatschap in de kosten van deze procedure. Zij stellen daartoe het volgende.
schade GSH: waardedaling GSH na, en door, ontslag [eiser 1]
3.2. De maatschap heeft wanprestatie gepleegd althans onrechtmatig gehandeld jegens GSH. Door opneming van het beschermingsbeding in de statuten van GSH leek [eiser 1] niet geschorst of ontslagen te kunnen worden als statutair bestuurder. Het beschermingsbeding bleek echter in strijd met de wet te zijn, waardoor [eiser 1] toch ontslagen kon worden. Na het ontslag van [eiser 1] als bestuurder bij GSH hebben de
twee andere statutaire bestuurders een dusdanig slecht beleid gevoerd -dit mede om [eiser 1] onder druk te zetten in het geschil over de betaling van de koopsom van de aandelen/ aflossing op de desbetreffende lening- dat de resultaten van GSH zeer slecht werden. Daarmee is ook de waarde van de aandelen GSH gekelderd. De schade bedraagt € 976.005. Dit is het verschil tussen de waarde van de aandelen GSH ten tijde van de aandelentransactie in 2002 ad € 1.021.005 (drie maal de koopsom van € 340.335) en de waarde van de aandelen ad € 45.000 op het moment dat [eiser 1] de aandelen via de executoriale verkoop terugkocht. [eiser 1] betaalde voor 2/3 van de aandelen € 30.000 dus de totale waarde was € 45.000.
3.3. GSH heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Deze kosten zijn conform Voorwerk II berekend op € 5.160.
schade [eiser 1]: schending waarschuwingsplicht maatschap
3.4. De maatschap heeft wanprestatie gepleegd althans onrechtmatig gehandeld jegens [eiser 1]. De notaris had [eiser 1] uit hoofde van zijn professionele deskundigheid erop moeten wijzen dat de aandelen werden verkocht zonder genoegzame zekerheidsstelling. Dit heeft de notaris niet gedaan. Weliswaar is [eiser 1] in het gelijk gesteld in de gerechtelijke procedure over de betaling van de koopsom/ aflossing op de lening, maar [betrokken BV] en Gerebeheer blijken geen verhaal te bieden. De schade beloopt de oorspronkelijke verkoopsom van de aandelen (=lening aan kopers) minus de waarde van de aandelen bij terugkoop, zijnde € 650.670.
schade [eiser 1]: misgelopen managementvergoeding
3.5. [eiser 1] is vanwege het ontslag als statutair bestuurder van GSH inkomsten misgelopen. Dit bedraagt € 103.015, berekend over de periode van ontslag als bestuurder per 14 april 2004 tot de dag dat [eiser 1] weer statutair bestuurder van GSH werd, 22 mei 2006. [eiser 1] genoot een managementvergoeding van € 4.000 per maand.
3.6. [eiser 1] heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Deze kosten zijn conform Voorwerk II berekend op € 5.160.
4. Het verweer
4.1. De maatschap betwist de vorderingen en concludeert tot afwijzing daarvan.
5. De beoordeling
waardedaling GSH na, en door, ontslag [eiser 1]
5.1. De vordering van GSH is gebaseerd op de stelling dat de maatschap een fout heeft gemaakt in de statutaire bepaling omtrent ontslag, waardoor de beoogde beschermingsconstructie niet rechtsgeldig is gebleken. Deze fout is inderdaad gemaakt, zoals de rechtbank al oordeelde in haar vonnis van 12 juli 2006, want de statutaire bepaling is in strijd met dwingend recht. De vordering van GSH wordt echter afgewezen. Daartoe dient het volgende.
5.2. De schade die GSH vordert, is terug te voeren op vermindering van de waarde van haar onderneming. Deze waardedaling is volgens GSH veroorzaakt, doordat haar twee eigen statutaire bestuurders opzettelijk slecht zijn gaan functioneren nadat zij (in hun hoedanigheid van aandeelhouder) de derde bestuurder hadden ontslagen wegens ruzie over de in rov. 2.1. genoemde aandelentransactie. Met een deugdelijke ontslagbescherming had in de visie van GSH kunnen worden voorkomen dat de twee andere bestuurders zouden zijn gaan disfunctioneren. Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (art. 6:98 BW). De schade kan niet geacht worden te behoren tot de kenmerkende gevolgen van de onderhavige normschending. Het opzettelijk slecht functioneren van de twee overblijvende bestuurders staat in een veel te ver verwijderd verband met de fout van de maatschap in de statutaire ontslagbepaling. Daar komt bij dat deze bepaling beoogt de drie statutaire bestuurders te beschermen tegen ontslagbesluiten van de vergadering van aandeelhouders, maar niet om GSH te beschermen. Het zowel bij de beweerde onrechtmatige daad als bij de beweerde toerekenbare tekortkoming van de maatschap noodzakelijke relativiteitsvereiste -de geschonden norm beoogt de bescherming van de gelaedeerde- is niet vervuld. Beide gronden op zich zelf staan aan toewijzing van het door GSH gevorderde in de weg.
5.3. In de procedure tussen GSH en de maatschap zal GSH als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in een vergoeding van de proceskosten van de maatschap. Deze kosten worden begroot op de helft van de totale proceskosten van de maatschap, derhalve op € 5.049:
-€ 2.469 (helft griffierecht ad € 4.938);
-€ 2.580 salaris advocaat (twee punten in totaal: één punt voor de conclusie van antwoord en één punt voor het verschijnen ter comparitie, Tarief VII zaken met een geldswaarde van € 390.000 tot € 1.000.000: € 2.580 per punt).
schade [eiser 1]: schending waarschuwingsplicht maatschap
5.4. In het midden kan blijven of [eiser 1] door de maatschap -in de persoon van de betrokken notaris of kandidaat-notaris- gewezen is op de mogelijkheid zekerheden te bedingen voor haar geldleningen aan de kopers van de aandelenpakketten GSH.
De maatschap had geen verzwaarde waarschuwingsplicht jegens [eiser 1], omdat deze in de verhouding tot de twee kopers niet als de zwakkere partij kan worden beschouwd. De transactie is ten behoeve van alle drie partijen voorbereid en begeleid door een accountantskantoor. Dit kantoor had tot taak te bepalen wat de waarde van de aandelen was. Dit kantoor zocht nadien schriftelijk contact met de maatschap met specifieke weergave van wat partijen waren overeengekomen (prijs, schuldig blijven van de koopsom, rentepercentage, aflossingstermijn) en de instructie aan de notaris “de vereiste overeenkomsten”op te stellen. Deze instructie moet geacht worden namens alle drie betrokkenen gedaan te zijn.
Onder die omstandigheden, mede gelet op het gegeven dat de deskundigheid van een accountantskantoor geacht moet worden te omvatten de algemene wetenschap dat zekerheden bij geldlening denkbaar zijn, lag het niet op weg van de maatschap aan de orde te stellen of het bedingen van zekerheden conform de bedoeling van (een van) partijen was. De maatschap heeft haar waarschuwingsplicht niet geschonden door dit onderwerp niet aan te snijden. Óf zij dit onderwerp heeft aangesneden -zoals zij heeft aangevoerd- kan dus in het midden blijven.
5.5. In het midden kan dus eveneens blijven wat de gevolgen zouden zijn geweest van een ten gunste van [eiser 1] op de verkochte aandelen gevestigd pandrecht. Aan de maatschap valt immers niet te verwijten dat dit pandrecht niet is gevestigd.
schade [eiser 1]: misgelopen managementvergoeding
5.6. De maatschap voert terecht aan dat het recht van [eiser 1] op een managementvergoeding niet zijn grondslag vond in de hoedanigheid van [eiser 1] als statutair bestuurder. Het recht op managementvergoeding was geregeld in de (mondelinge) managementovereenkomst tussen [eiser 1] en GSH. Met de totstandkoming van de managementovereenkomst heeft de maatschap geen bemoeienis gehad. De management-overeenkomst is door GSH bij brief van 4 december 2003 met onmiddellijke ingang opgezegd (vonnis van 12 juli 2006 met kenmerk 56644 HA ZA 04-2734, onder 17). De opzegging vond plaats voorafgaand aan de periode waarover [eiser 1] de misgelopen managementvergoeding vordert. Dat de managementvergoeding niet is betaald is derhalve niet veroorzaakt door een ondeugdelijke ontslagbescherming, maar door opzegging van de managementovereenkomst. Schade die daardoor is ontstaan, kan [eiser 1] dus niet aan de maatschap toerekenen.
5.7. In de procedure tussen [eiser 1] en de maatschap zal [eiser 1] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in een vergoeding van de proceskosten van de maatschap. Ook deze kosten worden begroot op de helft van de totale proceskosten, derhalve op € 5.049.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. wijst de vorderingen af;
in de procedure tussen GSH en de maatschap
6.2. veroordeelt GSH in de proceskosten van de maatschap, tot op heden begroot op € 5.049, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen 7 dagen na de datum van dit vonnis zijn voldaan, vanaf de 8e dag na datum van het vonnis;
in de procedure tussen [eiser 1] en de maatschap
6.3. veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten van de maatschap, tot op heden begroot op € 5.049, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen 7
dagen na de datum van dit vonnis zijn voldaan, vanaf de 8e dag na datum van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2010.?