ECLI:NL:RBDOR:2010:BL4339

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84779 / KG ZA 10-20
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van columns en bescherming van eer en goede naam in kort geding

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een horecagelegenheid in Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen de vereniging Beijerlands Initiatief (BINT) vanwege columns die op de website www.binternet.nl zijn gepubliceerd. Deze columns bevatten zowel feitelijke als verdachtmakende uitspraken over eiser, die in het verleden betrokken was bij drugshandel. Eiser stelt dat de publicaties zijn goede naam en eer aantasten, wat leidt tot schade en een dreigend faillissement van zijn horecagelegenheid. De voorzieningenrechter heeft op 18 februari 2010 uitspraak gedaan, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. De rechter oordeelde dat het recht van eiser op bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder weegt dan het recht van BINT op vrije meningsuiting. De rechter heeft BINT veroordeeld tot het verwijderen van de columns en het verbieden van negatieve uitlatingen over eiser op de website. Tevens is een dwangsom van € 1.000,-- per dag opgelegd voor het niet naleven van deze beslissing, met een maximum van € 50.000,--. Eiser heeft ook gevorderd dat BINT rectificatie aanbiedt, maar deze vordering is afgewezen omdat de gevraagde rectificatie niet door feiten werd ondersteund. De rechter heeft BINT ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.165,93. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.J. Verschoof en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 84779 / KG ZA 10-20
vonnis in kort geding van 18 februari 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. R.S. Wijling te Rotterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Beijerlands Initiatief (BINT),
gevestigd te Oud-Beijerland,
gedaagde,
zelf procederende.
Partijen worden hieronder aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘BINT’.
1. Het procesverloop
1.1 De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 28 januari 2010 kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 6 januari 2010;
- de pleitnota aan de zijde van BINT;
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2 Na de zitting is de uitspraak aangehouden in afwachting van schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Partijen zijn niet tot een schikking gekomen.
1.3 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [eiser] is eigenaar en uitbater van horecagelegenheid [horecagelegenheid X] gevestigd aan de [adres]. [eiser] heeft deze horecagelegenheid in oktober 2008 aangekocht.
2.2 [eiser] dreef vanaf 1998 een coffeeshop in Oud-Beijerland. Deze coffeeshop is op 22 mei 2000 op last van de gemeente gesloten. Nadien heeft [eiser] in 2000 nog twee keer geprobeerd op vergelijkbare wijze te handelen in softdrugs, de ene keer onder de vlag van een besloten belangenvereniging, de andere keer onder de vlag van een winkel in babyartikelen. Beide zijn op last van de gemeente gesloten. In 2001 is [eiser] door de politierechter veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur voor handel in softdrugs, dit op grond van een later voorval in 2000.
2.3 BINT is een politieke partij in Oud-Beijerland. BINT neemt deel aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oud-Beijerland.
2.5 Op de website www.binternet.nl heeft BINT, althans de heer [betrokkene], lijsttrekker van BINT, columns over [eiser] gepubliceerd. De columns zijn gedateerd 29 april 2009, 7 mei 2009 en 10 juni 2009. In de columns wordt onder meer over [eiser] geschreven:
“(…) Waar we wel naar moeten kijken zijn de antecedenten en de achtergrond van deze man, die zelf de publiciteit heeft gezocht. In Oud-Beijerland en omgeving staat [eiser] bekend als coffeeshophouder c.q. drugsdealer die rond de eeuwwisseling zeer actief is geweest in het vergiftigen van de jeugd van de Hoeksche Waard.
(…) Het is dan ook zeer aannemelijk dat [eiser] zijn vroegere activiteiten weer zal oppakken onder een nieuwe dekmantel en het is vanuit dat perspectief onbegrijpelijk dat deze persoon überhaupt een vergunning heeft gekregen, waar kennis is van zijn verleden en waar wettelijk bewijs bestaat van een eerdere veroordeling wegens drugshandel (…)”.
“(…)kunnen we nu wel concluderen dat er meer sprake is van een hernieuwde ontmaskering van hemzelf als drugsdealer, die het weer eens wil proberen via een andere dekmantel. Opvallend is dat het AD spreekt van “horecazaken” die [eiser] in het verleden heeft gerund in Strijen en Oud-Beijerland, terwijl hij zich bezig hield met drugshandel. Nu zou het weer een café annex snackbar zijn… De roti die hij gaat verkopen zal ongetwijfeld van een bijzonder recept zijn”.
“(…) Destijds probeerde hij zijn drugshandel te continueren door bedreigingen en intimidaties, niet te spreken van de poging tot chantage van de BINT-wethouder. Nu hij kennelijk door een tijdgat in de wet BIBOB weer tevoorschijn is gekomen, probeert hij via het AD en een advocaat een lastercampagne tegen BINT en in het bijzonder de BINT-wethouder te ontketenen.”
2.6 [eiser] heeft bij de politie Zuid-Holland aangifte gedaan wegens smaad.
3. Het geschil
3.1 [eiser] vordert, na wijziging van zijn eis – kort samengevat – BINT te veroordelen tot verwijdering en het verwijderd houden van de publicaties van www.binternet.nl, alsmede BINT te verbieden negatieve uitlatingen over [eiser] op die website te plaatsen, tot het plaatsen van een rectificatie op die site en een verzoek te doen uitgaan tot het verwijderen van de publicaties op de zoekmachines, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van BINT in de kosten van het geding. [eiser] stelt daartoe het volgende.
3.2 Volgens [eiser] leveren de publicaties van BINT een aantasting van zijn goede naam en eerbaarheid op. Hiermee handelt BINT onrechtmatig jegens [eiser]. [eiser] lijdt daardoor schade. Door de publicaties weet het publiek zijn horecagelegenheid niet meer te vinden en dreigt faillissement.
3.3 BINT heeft verweer gevoerd. De inhoud van haar verweer zal hierna, voor zover van belang, worden beschreven.
4. De beoordeling
4.1 Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate komen vast te staan dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.2 BINT heeft ter zitting aangevoerd dat zij op geen enkele wijze positief staat ten opzichte van soft- en harddrugs. Zij richt zich als politieke partij op het bestrijden van drugs in Oud-Beijerland. Met de column gedateerd 7 mei 2009 heeft BINT gereageerd op een artikel over [eiser] dat is gepubliceerd in het AD op 29 april 2009. In dat artikel heeft [eiser] aangegeven dat de buurtbewoners het hem niet makkelijk maken om zijn (snack-)bar te runnen en dat hij naar aanleiding van uitingen van buren bij de politie aangifte heeft gedaan van discriminatie. BINT heeft met haar columns de burgers willen waarschuwen voor het drugsverleden van [eiser] en het beeld dat hij van zichzelf in de media schetst willen bijstellen. Het gaat volgens BINT om een politieke discussie die in alle openheid moet kunnen worden gevoerd. BINT beroept zich, met andere woorden, op haar recht op vrije meningsuiting.
4.3 De kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door een botsing van twee fundamentele rechten: het recht op vrijheid van meningsuiting (neergelegd in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM) van BINT tegenover het recht van [eiser] op de bescherming van eer en goede naam (neergelegd in artikel 8 EVRM). Bij een afweging van deze beide rechten dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Het oordeel dat een van beide rechten, na weging van alle omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht brengt mee dat de inbreuk op het andere recht gerechtvaardigd is.
4.4 De columns kunnen deels worden gekwalificeerd als feitelijk en zakelijk, hetgeen in beginsel is toegelaten, maar ze bevatten voor een deel ook veronderstellingen en verdachtmakingen die niet op feiten berusten. In de kern beweert BINT dat [eiser]’s verleden van handel in softdrugs nu nog steeds aan de orde is en dat hij [horecagelegenheid X] gebruikt of zal gebruiken als dekmantel daarvoor. De inhoud en toonzetting van de columns hebben daardoor de strekking “eens een dief, altijd een dief”, maar dit wordt niet door de feiten ondersteund. BINT heeft immers niet betwist dat in het kader van de wet BIBOB een onderzoek naar [eiser] is gedaan en dat uit dit onderzoek geen bijzonderheden naar voren zijn gekomen. De door [eiser] aangevraagde vergunning is ook verleend. Zijn verleden van handelaar in softdrugs is afgesloten in 2000 en geëindigd met een veroordeling in 2001.
4.5 BINT heeft er voorts voor gekozen om haar columns op internet te plaatsen. Dit medium heeft een grote impact, nu het eenvoudig en voor veel mensen bereikbaar is. BINT was zich bewust van deze impact. Juist daarom koos zij voor dit medium, aldus heeft zij aangevoerd. Zij had zich moeten realiseren dat zij haar woorden dan des te zorgvuldiger diende te kiezen. BINT uit nu over [eiser], niet door feiten ondersteund, de beschuldiging dat hij zich schuldig maakt of zal maken aan een misdrijf. Dit kan niet worden gezien als ‘een politieke discussie’.
4.6 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het recht van [eiser] op bescherming van eer en goede naam in onderhavig geval dient te prevaleren boven het recht van BINT op vrijheid van meningsuiting.
4.7 De opzet en toonzetting van de drie columns zijn zodanig dat de op feiten gebaseerde delen en de op verdachtmakingen gebaseerde delen sterk verweven zijn. Het aanbrengen van een splitsing tussen wel en niet toegestane tekstgedeelten is daardoor niet goed doenlijk. De vordering tot verwijdering en het verwijderd houden van de drie columns op www.binternet.nl is daarom toewijsbaar.
BINT heeft aangevoerd dat de website niet op haar naam staat geregistreerd, maar zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat ze geen doorslaggevende invloed uit zou kunnen oefenen op het beheer van de site. De gevorderde dwangsom van € 1.000,-- per dag zal worden toegewezen vanaf vijf werkdagen na betekening van dit vonnis en wordt gemaximeerd op € 50.000,--. Deze dwangsom moet aldus worden begrepen dat zij wordt verbeurd wanneer niet alle drie de columns binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis van www.binternet.nl zijn verwijderd.
4.8 Het onder II in de dagvaarding geëiste verbod is in de daar geformuleerde ruime vorm niet toewijsbaar, mede gelet op het feit dat [eiser] aanvankelijk zelf de publiciteit heeft gezocht. Dit deel van de vordering is echter wel toewijsbaar voor zover het teksten betreft die inhouden of suggereren dat [eiser] zich thans schuldig maakt of zal maken aan een misdrijf. De gevorderde dwangsom van € 1.000,-- per overtreding wordt toegewezen.
4.9 Voorts heeft [eiser] een rectificatie gevorderd van BINT, welke zou moeten luiden: “BINT heeft moeten constateren dat de publicaties zoals verschenen over een relatie tussen de heer [eiser] en handel in, dan wel verkoop van, verdovende middelen onjuist zijn en biedt hiervoor excuses aan”. Een rectificatie in deze vorm is evenwel niet toewijsbaar, nu deze formulering niet ondersteund wordt door de feiten en bovendien een juridische grondslag voor een vordering tot het aanbieden van excuses ontbreekt. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.10 Nu de columns op internet zijn geplaatst, is het onder IV in de dagvaarding gevorderde, althans zoals dit deel van de vordering luidt na wijziging ter zitting, toewijsbaar. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat hij vooral belang hecht aan verwijdering van de publicaties c.q. columns op de zoekmachines Google, MSN, Bing en Ilse. De toewijzing zal daarom tot deze vier zoekmachines worden beperkt. BINT dient derhalve binnen een maand na betekening van dit vonnis vier brieven aan de beheerders van deze zoekmachines te hebben geschreven, gericht aan relevante adressen, met het verzoek tot het (doen) verwijderen en verwijderd te houden van de drie onderhavige columns (als treffer) op de respectievelijke zoekmachines, met een afschrift van deze brief aan [eiser]. Het niet voldoen aan dit gebod leidt tot verschuldigdheid van de dwangsom van € 1.000,-- per dag, welke eveneens wordt gemaximeerd op een bedrag van € 50.000,--.
4.11 Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal BINT worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 87,93
- vast recht € 262,00 (waarvan € 196,50 in debet is gesteld)
- salaris advocaat € 816,00
-------------
Totaal € 1.165,93
4.12 Het verzoek van BINT tot vermindering van het door haar verschuldigde vast recht, wordt afgewezen nu zij geen toevoeging of een verklaring omtrent inkomen en vermogen heeft overgelegd.
5. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
5.1 veroordeelt BINT om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de drie columns over [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden van www.binternet.nl, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor elke dag dat BINT hiermee in gebreke is, zulks tot een maximum van € 50.000,--;
5.2 verbiedt BINT om op www.binternet.nl teksten te plaatsen over [eiser], die inhouden of suggereren dat [eiser] zich thans schuldig maakt of zal maken aan een misdrijf, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per overtreding;
5.3 veroordeelt BINT om binnen een maand na betekening van dit vonnis brieven aan de beheerders van de zoekmachines Google, MSN, Bing en Ilse te hebben geschreven, gericht aan relevante adressen, met het verzoek tot het (doen) verwijderen en verwijderd te houden van de drie columns (als treffer) op de respectievelijke zoekmachines, met een afschrift van deze brieven aan [eiser], op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, zulks tot een maximum van € 50.000,--;
5.4 veroordeelt BINT in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] bepaald op € 1.165,93, welk bedrag ingevolge artikel 243 Rv dient te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Dordrecht;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2010.