ECLI:NL:RBDOR:2010:BL3748

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/510644-09
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereidingshandelingen van moord, doodslag en zware mishandeling; bewezenverklaring van drugshandel en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor moord, doodslag en zware mishandeling, alsook van drugshandel en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen, omdat uit de tenlastelegging niet duidelijk bleek wie het beoogde slachtoffer was en er onvoldoende bewijs was dat de aangetroffen vuurwapens en kogelvrije vesten waren aangeschaft ter voorbereiding van een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich voorbereidde op het plegen van deze misdrijven.

Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht en afgeleverd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een grote hoeveelheid mCPP-pillen, waarvoor geen handelsvergunning was, en dat hij ook wapens en munitie in zijn bezit had. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van getuigen en medeverdachten, alsook op tapgesprekken die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat ongeoorloofd vuurwapenbezit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt en dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. De verdachte werd als medeverantwoordelijk beschouwd voor de overlast en schade die het gebruik van verdovende middelen in de samenleving veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/510644-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 februari 2010
in de strafzaak tegen
[naam],
geboren [1976],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 28 januari 2010.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2a en 2b aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijs- en strafmaatverweer gevoerd.
4 De bewijsbeslissing
4.1 De vrijspraak
Hoewel in feit 1 zoals omschreven in de tenlastelegging niet wordt aangegeven wie het beoogd slachtoffer is van de in dat feit genoemde misdrijven, is voor verdachte, diens raadsvrouw, de officier van justitie en voor de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende duidelijk gebleken tot welke persoon die misdrijven zich zouden richten. Niettemin is voor een strafbare voorbereiding vereist dat verdachte een nader bepaald misdrijf heeft voorbereid, hetgeen kan blijken uit een voldoende geconcretiseerd plan. Daartoe is van belang welke gedragingen verdachte heeft verricht met de voorbereidingsmiddelen dan wel onder welke omstandigheden die voorbereidingsmiddelen zijn aangetroffen. In het licht van de genoemde misdrijven zijn daarbij van belang de in feit 1 genoemde vuurwapens. Uit de opbouw van de tenlastelegging en het dossier blijkt dat de opsteller van de tenlastelegging daarmee heeft bedoeld de vuurwapens aangeduid in feit 4. Van die veronderstelling zijn officier van justitie, verdediging en rechtbank bij het onderzoek ter terechtzitting uitgegaan. Uit de wettige bewijsmiddelen volgt dat deze vuurwapens zijn aangetroffen in woningen waar verdachte enige tijd heeft verbleven en dat verdachte deze vuurwapens voorhanden heeft gehad. Voor het overige verschaffen de wettige bewijsmiddelen geen inzicht in zodanige gedragingen van verdachte met die vuurwapens of het aantreffen van die vuurwapens in zodanige omstandigheden dat hij de vuurwapens heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van de moord, de doodslag of de zware mishandeling van een bepaald persoon. Het feit dat verdachte beschikte over een kogelvrij vest, dat hij door tussenkomst van een medeverdachte via internet had aangeschaft, vormt geen ondersteuning van het bovenstaande in die mate dat daarmee gesteld kan worden dat verdachte zich aan het "bewapenen" was voor het plegen van een bepaald misdrijf. Daarmee ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat de vuurwapens en/of de kogelvrije vesten waren bestemd tot het begaan van de genoemde misdrijven. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van feit 1.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
2a.
op meerdere tijdstippen in de periode van 19 mei 2009 tot en met 11 oktober 2009 te Dordrecht en elders in Nederland,, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd , een of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en heroïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2b.
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 oktober 2009 tot en met 11 november 2009 te Dordrecht en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd , een of meer(dere)
(gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en heroïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
3.
op 11 november 2009 te Dordrecht ,
- (in een woning gelegen aan de [adres 1]) opzettelijk een geneesmiddel, te weten ongeveer 5.000 pillen (ongeveer 1.517 gram), met het middel mCPP (meta-chlorophenylpiperazine)
en
- (in een woning aan de [adres 2]) opzettelijk een geneesmiddel, te weten ongeveer 5.000 pillen (ongeveer 1.525 gram), met het middel mCPP (meta-chlorophenylpiperazine),
zijnde in totaal ongeveer 10.000 pillen (ongeveer 3.042 gram),
waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad ;
4.
op 11 november 2009 te Dordrecht (in een woning gelegen aan de [adres 1]) een pistool (merk Fabrique Nationale d' armes de guerre Herstal-Belgique met serienummer 534073 en Browning's patent depose), zijnde een wapen van de categorie III, onder 1, en munitie van categorie III, te weten zeven, (kogel)patronen (kaliber 7.65mm) en vier
hagelpatronen, voorhanden heeft gehad
en
(in een woning gelegen aan de [adres 2]) een (gewijzigd) geweer (merk: Shinn-a, kaliber: 12 GA 2 - 70mm), zijnde een wapen van de categorie II, onder 3, en munitie van categorie III, te weten tien hagelpatronen, voorhanden heeft gehad.
5.
op 01 november 2009 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon, te weten: [slachtoffer],
- (terwijl zij op bed lag) in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsoverwegingen
Ondanks de hardnekkige ontkenning van verdachte, hebben diverse getuigen en ook medeverdachten verklaard dat verdachte zich bezig hield met het dealen in harddrugs, met name cocaïne en heroïne. Het pand van waaruit zou worden gedeald, stond tevens bij de politie bekend als drugspand. Met betrekking tot bepaling van de periode vanaf 19 mei 2009 baseert de rechtbank zich met name op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en getuige [getuige 1] waarin gesproken wordt over de handel in cocaïne. Bovendien wijzen een tapverslag van een telefoongesprek (T23 d.d. 25 november 2009) tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en een tweetal tapverslagen van twee telefoongesprekken (T39 d.d. 8 november 2009 en T43 d.d. 10 november 2009) tussen verdachte en een derde op handel in cocaïne. Daarin wordt gesproken over "wit", "grammen", "donker" en "mijn handel en mijn klantjes". Ook medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart belastend ten aanzien van verdachte. De verklaringen van getuige [getuige 2] en [getuige 3], die beiden jarenlange drugsgebruikers zijn en derhalve weten waar zij het over hebben, spelen hierbij een ondersteunende rol.
Het standpunt van de raadsvrouw dat anderen er belang bij zouden hebben om nadelig te verklaren ten opzichte van verdachte teneinde hun eigen verantwoordelijkheden op hem af te kunnen schuiven, acht de rechtbank niet valide. Desbetreffende personen hebben immers tevens nadelig verklaard met betrekking tot hun eigen aandeel in de gehele situatie, waardoor "het toespelen van de zwarte piet" aan verdachte in dit geval niet opgaat.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] te Dordrecht werden een patroon, een zak met pillen en een pistool, merk Fabrique Natonale d' armes de guerre Herstal-Belgique, met houder aangetroffen. Verdachte verbleef in deze woning en werd tevens in deze woning aangehouden. Uit onderzoek naar de pillen bleek het te gaan om tabletten met in diepdruk de afbeelding van een kroontje, met een netto totaalgewicht van ongeveer 1517 gram. Het pakket bevatte ruim 5.000 tabletten. In de woning aan de [adres 2] te Dordrecht vond tevens een doorzoeking ter inbeslagneming plaats, waarbij een tiental patronen, een zak met daarin ongeveer 5.000 pillen en een geweer met afgezaagde loop werden aangetroffen. Onderzoek naar deze pillen toonde aan dat het een hoeveelheid identieke tabletten betrof, met een netto totaalgewicht van ongeveer 1525 gram. Na onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is gebleken dat de pillen mCPP bevatten.
In het arrest van het Hof 's-Hertogenbosch d.d. 6 november 2008, LJN: BG3606, blijkt uit een schriftelijke deskundigenverklaring dat buiten het reguliere medische circuit mCPP wordt gebruikt als vervanger van de zogeheten XTC-achtigen. Doel van het gebruik is het stimulerende effect, vergelijkbaar met dat van zogeheten peppillen. Op grond van het effect dat mCPP heeft, zijn de aangetroffen mCPP-tabletten te beschouwen als een geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet.
De Geneesmiddelenwet bevat concrete definitie van het in voorraad hebben en de parlementaire geschiedenis biedt geen uitsluitsel over de precieze betekenis van dit delictsbestanddeel.
Gezien de tekst van artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet brengt een redelijke wetsuitleg de rechtbank tot het oordeel dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel in voorraad hebben van de pillen sprake moet zijn van een zekere beschikkingsmacht over het desbetreffende voorwerp. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de pillen zijn aangetroffen in een tweetal woningen waar verdachte verbleef en waar hij zich regelmatig ophield. Medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1] hebben bovendien verklaard dat de pillen van verdachte waren en dat hij van plan was deze te verkopen. Het tapgesprek waarin gesproken wordt over "rooikes" en "de helft" dat wordt gevoerd door verdachte, ondersteunt deze verklaringen. Uit bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte degene was aan wie de pillen toebehoorden en dus dat hem de beschikkingsmacht over deze pillen toekwam. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de pillen in voorraad had.
Gelet op de wijze waarop de pillen zijn aangetroffen en de niet weersproken stelling van de officier van justitie ter terechtzitting dat niet is gebleken van een handelsvergunning als bedoeld in artikel 40, lid 2 Geneesmiddelenwet, gaat de rechtbank er van uit dat de pillen zijn aan te merken als een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt. Voorts verwijst de rechtbank verwijst hierbij ambtshalve naar bovengemeld arrest van het Hof 's-Hertogenbosch.
Technisch onderzoek ten aanzien van het in beslag genomen pistool en de in beslag genomen munitie tijdens de doorzoeking in het pand [adres 1] te Dordrecht leidde ertoe dat kon worden vastgesteld dat het gaat om een vuurwapen en munitie van categorie III. Uit soortgelijk onderzoek ten aanzien van het in beslag genomen geweer en de in beslag genomen munitie tijdens de doorzoeking in het pand [adres 2] te Dordrecht is gebleken dat het een wapen van categorie II onder 3 betrof en munitie van categorie III. De verdachte verbleef in de woning aan de [adres 1] en hield zich regelmatig op in de woning aan de [adres 2] van waaruit hij zich onder andere bezighield met de handel in harddrugs. Bovendien bevat het dossier diverse verklaringen van anderen waaruit blijkt dat de wapens van verdachte waren.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring van de mishandeling van [slachtoffer] op de aangifte van het slachtoffer en het proces-verbaal van bevindingen, waarin is vastgelegd dat de verbalisanten letsel aan het linkeroog van het slachtoffer hebben geconstateerd. Laatstgenoemd proces-verbaal vormt steunbewijs op het onderdeel letsel uit de tenlastelegging. Deze bewijsmiddelen vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van feit 5 te komen.
4.4 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
2a.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2b.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.
Overtreding van een voorschrift gesteld bij de Geneesmiddelenwet, artikel 40, tweede lid, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
4.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van de categorie II;
5.
Mishandeling.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De redenen die de straf hebben bepaald en tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van zes maanden - deels alleen en deels in vereniging met een of meer anderen - schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs. Bij de handel in verdovende middelen heeft verdachte onder andere gebruik gemaakt van de woning van een medeverdachte, waarbij de gebruikers bij hem aan de deur kwamen voor hun dagelijkse portie. Hierdoor werd veel overlast veroorzaakt voor de omwonenden, zoals gebleken is uit de diverse klachten die de politie hieromtrent heeft ontvangen. Verdachte is hiervoor medeverantwoordelijk. Daarnaast is verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt.
Harddrugs, zoals cocaïne en heroïne, vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en hebben een sterk verslavende werking. Daarnaast is mCPP een stof die regelmatig wordt aangetroffen in pillen die verkocht worden als XTC. Het gebruik van dergelijke middelen en het vaak daarmee gepaard gaande criminele gedrag - het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien - veroorzaken onrust en schade in de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Ongeoorloofd vuurwapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van andere personen met zich. Hiertegen moet dan ook streng worden opgetreden.
Uit kwaadheid vanwege het feit dat verdachte dacht dat [slachtoffer] mensen op hem zou hebben afgestuurd, heeft hij haar opgezocht. Daarbij is verdachte de woning waar zij verbleef binnengedrongen, is naar haar slaapkamer gelopen en heeft het slachtoffer, terwijl zij op haar bed lag in het gezicht gestompt waarbij letsel is ontstaan. Dergelijke mishandelingen vormen een grote inbreuk op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien was zij in een woning van een vriend, waar zij zich veilig mocht wanen. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde mishandeling voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Ook in de samenleving in het algemeen veroorzaakt dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in elk geval niet van weerhouden
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank voor wat betreft het in voorraad hebben van mCPP aansluiting gezocht bij de straffen, zoals die in het algemeen worden opgelegd voor het aanwezig hebben van MDMA. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat mCPP een vergelijkbare opwekkende werking heeft en evenals MDMA vaak als XTC-pil wordt verkocht. Daar komt bij dat verdachte zich bezighield met drugsgerelateerde feiten, zodat het in voorraad hebben van een dergelijk grote hoeveelheid mCPP ook als drugsgerelateerd feit kan worden aangemerkt.
In verband met de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d 12 november 2009, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat gezien bovenstaande feiten en omstandigheden, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank oordeelt conform hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de in beslag genomen goederen en verwijst hierbij naar de als bijlage 2b aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting, met uitzondering van de onder A 3.3 en C 1.5 inbeslaggenomen kogel-steekwerende vesten, kleur groen.
7.3 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de eigenaar en de rechthebbende, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen en hij heeft niet aangegeven tot deze voorwerpen in enige relatie te staan.
7.4 De verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, daar desbetreffende goederen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat verdachte de voorwerpen geheel ten eigen bate kan aanwenden en dat ze aan verdachte toebehoren.
7.5 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten deels zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. De overige voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en de maatregel berusten op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de eigenaar van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
B 6.1 verzekeringsbewijs, Piaggo FT-017-D
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
A 3.3 vest, kogel-steekwerend vest, kleur groen
C 1.5 vest, kogel-steekwerend vest, kleur groen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
A 2.5 weegschaal, grammenweegschaal kleur zwart
A 3.2a schouderholster, kleur zwart
B 1.5 weegschaal, digitale grammen weegschaal
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
A.1.1 patroon, hagelpatroon, kleur zwart
A 2.6 patronen, 4 x hagelpatronen, kleur zwart
A 3.1 pillen, zak met pillen (5.000) met Rolex-logo
A 3.2 vuurwapen, merk FN, kleur zwart met zilver
A 3.5 mes, zilverkleurig mes (in schouderholster)
B 1.1 patronen, 4 x hagelpatroon, kleur zwart
B 1.2 patroon, 1 gebruikte hagelpatroon
B 1.3 patroon, 1 hagelpatroon, kleur zwart
B 1.4 slagwapen, zelfgemaakte wapenstok, kleur zwart
B 1.6 patroon, 1 hagelpatroon, kleur zwart
B 2.1 patroon, 1 hagelpatroon, kleur zwart
B 3.1 patronen, 3 hagelpatronen, kleur zwart
B 3.3 pillen, zak met pillen (5.000) met Rolex-logo
B 1.4 vuurwapen, jachtgeweer, aangepast
C 1.2 wit poeder, 2 bolletjes met wit poeder
C 1.2 bruin poeder, 1 sealzakje met bruin poeder
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. F.G.H. Kristen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel - de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 februari 2010.
Mr. F.G.H. Kristen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer: 11/510644-09
Vonnis d.d. 11 februari 2010