ECLI:NL:RBDOR:2009:BK5274

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220767 CV EXPL 08-6237
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling voor medische verrichtingen en de toepassing van de DBC-systematiek

In deze zaak vorderde het Erasmus MC betaling voor medische verrichtingen die aan de gedaagde waren geleverd. De gedaagde had jarenlang dezelfde medische zorg ontvangen, maar de factuurbedragen waren sinds 2005 aanzienlijk gestegen door de invoering van de DBC-systematiek. De gedaagde weigerde betaling en stelde dat het ziekenhuis haar had moeten informeren over de prijsverhogingen en dat de redelijkheid en billijkheid zich tegen betaling verzetten. De rechtbank oordeelde dat de tarieven waren gebaseerd op een wettelijke maatregel en dat het ziekenhuis de regeling correct had toegepast. Hierdoor kon er geen toetsing op basis van redelijkheid en billijkheid plaatsvinden. De vordering van het ziekenhuis werd toegewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 augustus 2008, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 12 maart 2009. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de facturen onjuist waren en dat zij niet op de hoogte was gesteld van de prijsverhogingen. Tijdens de comparitie werd duidelijk dat de gedaagde twijfels had over de gehanteerde prestatiecodes en de bijbehorende tarieven. Het ziekenhuis verklaarde dat de tarieven per 1 februari 2006 waren verlaagd, maar dat deze verlaging pas per 30 november 2006 voor de gedaagde van toepassing was.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet in verzuim was, maar dat de vordering van het ziekenhuis op andere gronden toewijsbaar was. De rechtbank wees de wettelijke rente af, omdat er geen aanzegging had plaatsgevonden. Wel werden de buitengerechtelijke kosten toegewezen. De gedaagde werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 29 oktober 2009 door kantonrechter E.D. Rentema.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 220767 CV EXPL 08-6237
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 29 oktober 2009
in de zaak van:
het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam Erasmus MC,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. J.J.F. de Geus;
tegen:
[naam],
wonende te [adres]
gedaagde,
gemachtigde mr. drs. S. Visser.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Erasmus’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 5 augustus 2008;
2. de conclusie van antwoord;
3. het proces-verbaal van de comparitie van partijen die is gehouden op 12 maart 2009;
4. de akte aan de zijde van eiseres;
5. de antwoordakte aan de zijde van gedaagde;
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voorzover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2 In de maanden april 2005 en april 2006 heeft Erasmus in opdracht en voor rekening van [gedaagde] (poliklinische) geneeskundige hulp verleend. Erasmus heeft [gedaagde] daarvoor nota’s gezonden, gedateerd 1 mei 2006 en 4 januari 2007.
1.3 Erasmus heeft deze nota’s aanvankelijk naar de zorgverzekeraar van [gedaagde], Fortis ASR, gezonden. Fortis ASR heeft bij brief van 29 mei 2006 aan Erasmus aangegeven: “in verband met het feit, dat de door u of namens u ingediende rekening wordt verrekend met het eigen risico dat van toepassing is op de polis van verzekerde [naam], kunnen wij niet het volledige notabedrag betaalbaar stellen”.
2. De vordering
2.1 Erasmus vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.772,81, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.332,98, vanaf 5 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
2.2 Naast een bedrag van € 1.332,98 terzake van niet betaalde facturen vordert Erasmus een bedrag van € 82,83 aan wettelijke rente vanaf 12 juli 2007 en een bedrag van € 357,00 aan buitengerechtelijke kosten.
3. Het verweer
3.1 [gedaagde] heeft de vordering betwist. Zij voert daartoe –samengevat- het volgende aan. In 1998 is de schildklier van [gedaagde] verwijderd. Als gevolg daarvan slikt zij het medicijn Thyrax. De dosering daarvan wordt jaarlijks medisch vastgesteld. [gedaagde] heeft daartoe jaarlijks een afspraak bij Erasmus. Er wordt dan bloed bij haar afgenomen en vervolgens heeft zij een afspraak met de internist om de uitslag te bespreken. Tot en met 2004 ontving [gedaagde] hiervoor jaarlijks een factuur ter hoogte van een bedrag van ongeveer € 165,--. [gedaagde] heeft in 2005 opnieuw bloed laten prikken en een afspraak met de internist gehad. Hiervoor ontving zij een factuur voor een bedrag van € 1.074,20. [gedaagde] meent dat er sprake moet zijn van een vergissing. Deze situatie heeft zich herhaald in het jaar 2006.
3.2 [gedaagde] betwist dat de verrichtingen/handelingen die door Erasmus op de verzonden facturen worden vermeld op haar betrekking hebben.
3.3 Nu er blijkbaar sprake is van een prijsverhoging en Erasmus heeft nagelaten [gedaagde] daarover te informeren, is [gedaagde] van mening dat Erasmus haar recht heeft verwerkt om dit bedrag te mogen incasseren.
3.4 [gedaagde] stelt voorts dat zij pas op 12 juni 2008 in gebreke is gesteld en dat zij daardoor tot en met
15 juni 2008 niet in verzuim was. Nu Erasmus onvoldoende inzicht heeft gegeven in de verzonden factuur is [gedaagde] bovendien gerechtigd haar betaling op te schorten.
3.5 Tevens betwist [gedaagde] dat Erasmus buitengerechtelijke kosten zou hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De comparitie van partijen
4. Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde] onder meer het volgende verklaard:
“Wat ik niet begrijp is het volgende. Door het Erasmus Medisch Centrum (EMC) is een code gehanteerd in het kader van de DBC die luidt “140292”. Daarbij staat vermeld “polikliniek dagopname 402”. Ik vraag mij af of de juiste code is gehanteerd en of de juiste bedragen daaraan gekoppeld zijn. De verrichtingen zoals door mij beschreven kunnen toch nimmer deze hoge bedragen opleveren. Ik wil dus weten of de code en de bedragen correct zijn en zo niet, welke code dan van toepassing had moeten worden verklaard met de daar dan bij behorende bedragen”.
5. Door Erasmus is tijdens de comparitie onder meer verklaard:
“Het systeem is aldus dat of iemand nu éénmaal of tienmaal per jaar naar de polikliniek komt, toch steeds hetzelfde bedrag in totaal betaald wordt. Wel heeft voortschrijdend inzicht ertoe geleid dat de tarieven per
1 februari 2006 naar beneden zijn bijgesteld, met dien verstande dat die tariefverlaging pas per 30 november 2006 voor gedaagde ingaat. Ik hoor de wederpartij dit betwisten. U vraagt mij of de algemene voorwaarden te dezen van toepassing zijn; dat kan niet worden aangetoond, dus het daarop gedane beroep wordt ingetrokken. Wij zijn bereid om deze kwestie aan het ministerie van VWS voor te leggen met de vragen, zoals hierboven door gedaagde zijn geformuleerd, met bovendien de vraag of die tariefverlaging inderdaad pas per 30 november 2006 is doorgevoerd”.
6. Bij brief van 15 juni 2009 is door het Ministerie van VWS onder meer verklaard:
“Uit de bijgevoegde informatie blijkt dat het om twee nota’s gaat. De eerste nota heeft betrekking op de periode 30-11-2004 tot en met 29-11-2005 en de tweede nota op de periode 30-11-2005 tot en met 29 november 2006. In beide gevallen heeft het Erasmus MC de prestatiecode 132110002149101 toegepast. Deze DBC staat voor reguliere zorg bij maligniteit schildklier en hieronder valt onder andere poliklinisch onderzoek. Navraag bij DBC Onderhoud bevestigt dat deze prestatiecode gebruikelijk is bij het nacontroletraject van een maligne schildklier. De cijfers 0313 staan zoals u in uw brief al stelde voor het specialisme inwendige geneeskunde. De declaratiecode 140292 correspondeert met de DBC prestatiecode die eerder is genoemd. Het gehanteerde tarief hangt samen met de declaratiecode 140292”.
Tevens verklaart het Ministerie van VWS in deze brief:
“In het invoeringsjaar van de DBC-systematiek is gebleken dat de tarieven voor DBC’s met relatief weinig zorg te hoog uitvielen; dat betrof vooral DBC’s met enkel een consult of een consult met beperkte diagnostiek. Met de introductie van het consult DBC werd dit rechtgezet. De consult DBC heeft betrekking op zorg die vanaf
1 februari 2006 is gestart. In het geval van mevrouw [gedaagde] is de behandeling gestart op 30 november 2005. De behandeling van mevrouw [gedaagde] valt dus nog niet onder het consult DBC tarief. Bij de DBC-systematiek is de startdatum bepalend, zowel voor de geldende ‘spelregels’ als ook voor het tarief. Invoering van nieuwe tarieven is geen reden om een DBC af te sluiten en een nieuwe te openen. De vervolg-DBC’s van mevrouw [gedaagde] hadden conform de DBC-systematiek een looptijd van een jaar”.
Partijen hebben vervolgens beide nog een akte ingediend.
Beoordeling van het geschil
7. De vraagstelling aan en het antwoord van het Ministerie van VWS zijn de opmaat naar deze uitspraak. Immers is daarmede, hoe onbevredigend wellicht ook, komen vast te staan dat Erasmus de regeling op juiste wijze heeft toegepast. Van een vergissing is geen sprake, de verrichtingen staan vast en de gehanteerde tarieven zijn objectief juist.
8. Dat [gedaagde] heeft opgeschort is onder de omstandigheden niet onbegrijpelijk, maar uiteindelijk niet houdbaar gebleken. Wellicht had Erasmus haar nota’s van een toelichting kunnen voorzien om grote afwijkingen met het verleden aan te kondigen en te verklaren, maar een noodzaak daartoe was er niet, aangezien het tarief is gebaseerd op een wettelijke maatregel, die naleving impliceert. Aan een toetsing op basis van redelijkheid en billijkheid kan derhalve niet worden toegekomen.
9. Erasmus heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 12 juli 2007. [gedaagde] heeft die rente bestreden, stellende dat zij niet is aangezegd. De kantonrechter gaat er van uit dat Erasmus, die zich aanvankelijk op haar algemene voorwaarden heeft beroepen, welk beroep later is ingetrokken, die rente op die voorwaarden heeft gebaseerd, aangezien van een aanzegging met een termijn niet is gebleken. De gevorderde wettelijke rente tot de dag der dagvaarding zal derhalve worden afgewezen.
10. Uit de door beide partijen overgelegde correspondentie blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat Erasmus buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
11. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan Erasmus te betalen een bedrag van € 1.689,98, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.332,98 vanaf 5 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Erasmus bepaald op:
aan explootkosten € 85,44
aan kosten GBA/KvK € 7,00
aan griffierecht € 153,00
aan salaris gemachtigde € 375,00
totale kosten
620,44
;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 oktober 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.