ECLI:NL:RBDOR:2009:BK4580

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84147 / KG ZA 09-262
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van oogst en ontruiming van perceel landbouwgrond na faillissement van koper

In deze zaak heeft eiseres, een maatschap gevestigd te Nieuw-Beijerland, een perceel landbouwgrond verkocht aan een failliet verklaarde besloten vennootschap. Na het faillissement heeft eiseres de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Eiseres vordert in kort geding de afgifte van de knolselderijoogst die door gedaagden, die zonder recht of titel het perceel in gebruik hebben genomen, is geoogst. De rechtbank oordeelt dat eiseres eigenaar is van het perceel en de gewassen, aangezien de levering aan de failliete vennootschap niet heeft plaatsgevonden. Gedaagden hebben geen toestemming van eiseres om de gewassen te oogsten, en hun beroep op een vermeende pachtovereenkomst wordt verworpen. De voorzieningenrechter beveelt gedaagden om de oogst binnen veertien dagen aan eiseres te leveren en hen te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en proceskosten. Tevens wordt een verbod opgelegd aan gedaagden om het perceel te betreden, op straffe van dwangsommen. De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de gevolgen van wanprestatie in het kader van faillissement.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer:
Vonnis in kort geding van 30 december 2009
in de zaak van
de maatschap
[eiseres].,
gevestigd te Nieuw-Beijerland, gemeente Korendijk,
eiseres,
advocaat mr. W.M. Bijloo,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen,
2. de maatschap
[gedaagde 2],
gevestigd te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen,
3. [gedaagde 3],
wonende te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen,
4. [gedaagde 4],
wonende te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen,
gedaagden,
advocaat mr. N.S. Commijs.
Partijen zullen hierna (mede) genoemd worden: [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte eisvermeerdering
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van mr. Bijloo
- de pleitnota van mr. Commijs
- de producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is eigenaar van een perceel landbouwgrond in Zuid-Beijerland van 16,47.70 hectare. Op 26 februari 2008 heeft [eiseres] een overeenkomst gesloten tot verkoop van dit perceel aan [betrokken BV] met levering op 15 januari 2009. Levering heeft niet plaats gevonden. Op 24 maart 2009 heeft [eiseres] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Bij vonnis van10 juni 2009 heeft de rechtbank Rotterdam voor recht verklaard dat de buitengerechtelijke ontbinding terecht is en heeft zij [betrokken BV] veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [eiseres]. [betrokken BV] is nadien op enig moment in staat van faillissement verklaard.
2.2. In de onder 2.1 genoemde koopovereenkomst is bepaald dat de koper de grond met ingang van november 2008 mag bewerken (art. 5 lid 6).
2.3. Bij brief van 2 april 2009 hebben [gedaagde 3 + 4] aan [eiseres] medegedeeld dat zij het perceel van [betrokken BV] hadden gekocht, dat zij een bouwplan hebben gemaakt en het perceel daartoe al in gebruik hebben genomen.
2.3. Bij brief van 20 november 2009 heeft [eiseres] gedaagden gesommeerd “het rooien te staken.”
2.4. [eiseres] heeft met verlof van de voorzieningenrechter Dordrecht de dato 20 november 2009 conservatoir beslag doen leggen ten laste van gedaagden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat, na eisvermeerdering –
3.1.1. Primair: veroordeling tot afgifte van de volledige knolselderijoogst op het adres van [eiseres], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair: veroordeling tot betaling van een schadevergoeding van € 80.000, althans € 20.596,25, althans van een bedrag in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
3.1.2. vergoeding € 2.622,38 aan buitengerechtelijke kosten;
3.1.3. een gebod aan gedaagden om het perceel te verlaten en een verbod om het perceel nog te (laten) betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3.1.4. met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
3.2. Gedaagden hebben zonder recht of titel het perceel in gebruik genomen als landbouwgrond. Gedaagden voeren aan dat zij het perceel gekocht hebben van [betrokken BV] [betrokken BV] was echter beschikkingsonbevoegd nu het perceel niet aan haar is geleverd. [eiseres] is dus eigenaar van het perceel gebleven. [eiseres] had begrip voor de moeilijke positie van gedaagden. Gedaagden hadden namelijk de knolselderijplantjes al gekocht en al werkzaamheden verricht aan het perceel in de verwachting dat zij spoedig eigenaar van het perceel zouden worden. Daarom is [eiseres] steeds bereid geweest te onderhandelen over een mogelijke oplossing, zoals het aangaan van een geliberaliseerde pachtovereenkomst of het betalen voor loonwerk. Overeenstemming is echter niet bereikt. Gedaagden stelden steeds als voorwaarde dat zij de grond tegen dezelfde prijs als [betrokken BV] zouden mogen kopen, wat voor [eiseres] niet acceptabel was en is. [eiseres] is eigenaar van de knolselderij krachtens natrekking. Nu niet duidelijk is wie der gedaagden de knolselderij heeft geoogst en onder zich heeft, houdt [eiseres] alle gedaagden aansprakelijk.
3.3. De knollen zijn € 80.000 waard. Als de schade moet worden begroot aan de hand van hetgeen geliberaliseerde verpachting aan een derde had opgebracht dan bedraagt de schade € 20.596,25. Dit is € 1.250 per hectare.
3.4. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu geen levering van het perceel aan [betrokken BV] heeft plaats gevonden is [eiseres] eigenaar van dat perceel gebleven. [eiseres] is daarmee ook eigenaar van de gewassen op dat perceel. Gedaagden kwam niet het recht toe om van dat perceel de gewassen te oogsten. Gedaagden hadden daarvoor geen toestemming van de eigenaar van het perceel. Dat [betrokken BV] die toestemming wel aan gedaagden heeft verleend is irrelevant, nu [betrokken BV] niet de eigenaar van het perceel was en ook niet is geworden. Dat gedaagden de gewassen hebben aangeschaft en geteeld doet aan dit oordeel niet af. Het is [betrokken BV] geweest die wanprestatie jegens gedaagden heeft gepleegd en het risico daarvan mogen gedaagden niet afwentelen op [eiseres]. Welwillendheid van de zijde van [eiseres] tot het zoeken naar een voor gedaagden aanvaardbare oplossing voor het gebruik van de grond en het gewas betekent niet dat gedaagden, bij het uitblijven van overeenstemming, rechten kunnen doen gelden en eigenaar van de knolselderij zijn geworden. Gelet op de omstandigheden van het geval, die als eigenrichting zijdens gedaagden kunnen worden betiteld, is naar voorlopig oordeel niet aannemelijk dat in een procedure bij de pachtkamer, die door gedaagden ter zitting is aangekondigd, zal worden vastgesteld dat hier sprake van een pachtovereenkomst is. Nu ook ter zitting niet geheel duidelijk is geworden wie der -ten nauwste verwante- gedaagden de knolselderij onder zich heeft, is een veroordeling jegens alle gedaagden als ordemaatregel gerechtvaardigd.
4.2. Het gevorderde verbod aan gedaagden om het perceel nog te betreden komt voor toewijzing in aanmerking. Gedaagden geven er herhaaldelijk blijk van om niet vrijwillig het eigendomsrecht van [eiseres] op het perceel te willen respecteren. Gedaagden hebben eerst de grond zonder recht of titel in gebruik genomen en ook hebben zij eigenhandig een landbouwmachine verwijderd die door [eiseres] was geplaatst voor de ingang van het perceel juist om daarmee aan gedaagden de toegang tot het perceel te verhinderen. Aan deze vormen van eigenrichting behoort een halt toegeroepen te worden.
4.3. Voldoende aannemelijk is dat [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Deze kosten worden conform Voorwerk II begroot op 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief ad € 816,00, derhalve op € 1.632,00.
4.4. De gevorderde dwangsommen zullen op na te melden wijze worden gemaximeerd.
4.5. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- beslagverschotten 206,39
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 1.632,00
Totaal € 2.172,64
Het salaris van de advocaat is begroot op één punt voor de kort gedingprocedure en één punt voor het conservatoire beslagverzoek.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], hoofdelijk, des de één aan het vonnis heeft voldaan de anderen zijn gekweten, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de volledige oogst van de knolselderij aan te leveren, in de schuren en op het erf van [eiseres] aan de [adres], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag, met een maximum van € 125.000;
5.2. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], hoofdelijk, des de één aan het vonnis heeft voldaan de anderen zijn gekweten, tot betaling van een schadevergoeding van € 1.632,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten van [eiseres];
5.3. veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], hoofdelijk, des de één aan het vonnis heeft voldaan de anderen zijn gekweten, in de proceskosten van [eiseres], tot op heden begroot op € 2.172,64;
5.4. gebiedt het [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het perceel te verlaten en niet meer te (laten) betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag, met een maximum van € 500.000;
5.5. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2009.?