parketnummer: 11/500232-09 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2009
[naam],
geboren in 1957,
wonende te [adres en woonplaats].
Raadsman mr. S. Kandemir, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 september 2009, waarbij de officier van justitie mr. W.A. van Natijne, de verdachte en haar raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd haar echtgenoot te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de hartstreek te steken; subsidiair: haar echtgenoot heeft mishandeld door hem met een mes te steken;
meer subsidiair: haar echtgenoot met een mes heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen. De verdachte heeft het slachtoffer een diepe steekwond toegebracht op drie millimeter afstand van zijn hart. De officier van justitie baseert de bewezenverklaring op de verklaring die de behandelend arts van het slachtoffer bij de politie heeft afgelegd. Het was kantje boord voor het slachtoffer; het hartzakje is geraakt. Als je een mes pakt tijdens een onenigheid en je steekt daarmee, is er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet. Je loopt dan de kans dat iemand het leven laat.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het slachtoffer zelf met zijn borst naar voren is gekomen, waardoor hij is gestoken. Verdachte heeft alleen willen dreigen zonder willens en wetens de aanmerkelijke kans te aanvaarden dat het slachtoffer gedood zou worden of zwaar gewond zou raken, zodat naar mening van de verdediging van voorwaardelijk opzet geen sprake kan zijn.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair en meer subsdiair ten laste gelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 26 mei 2009 ontving de alarmcentrale (Gemeenschappelijke Meldcentrale Zuid-Holland-Zuid) een telefoontje van verdachte, waarin zij vertelde dat zij haar man in zijn borstreek had gestoken op het adres [adres] in Zwijndrecht.
De politie is ter plaatse gegaan en trof de verdachte in de woning aan. Zij maakte zich kenbaar en verklaarde de echtgenote van [slachtoffer] te zijn. De politie heeft haar aangehouden en meegenomen naar het bureau. Tijdens haar transport verklaarde de verdachte ongevraagd dat zij haar man gestoken en geslagen had.
In de woning aan de [adres] te Zwijndrecht zag de politie tevens een oudere man met ontbloot bovenlijf, zittend op een stoel. De verbalisanten zagen dat voor de man een flinke plek bloed lag. Zij zagen dat de broek die de man droeg aan de bovenzijde geheel bebloed was. Ook zagen zij dat de man een grote snij- dan wel steekwond op zijn bovenlichaam had. Via de gemeentelijke basisadministratie achterhaalde de politie dat op het adres [adres] te Zwijndrecht alleen de verdachte en [slachtoffer] ingeschreven stonden. Het slachtoffer werd met de ambulance met spoed overgebracht naar het Albert Schweitzer Ziekenhuis te Zwijndrecht.
Nog dezelfde dag is het slachtoffer [slachtoffer] in het Albert Schweitzer Ziekenhuis bezocht door de politie. Het slachtoffer lag op dat moment op de afdeling intensive care. De behandelend arts van het slachtoffer, [arts], vertelde de verbalisant dat het slachtoffer een steekwond in de linkerzijde van zijn borst had, ter hoogte van zijn hart. Bij het steken was volgens de arts het hartzakje geraakt, echter zonder gevolgen. De arts vertelde de verbalisant dat het een kwestie van millimeters was en dat het steken dan mogelijk fatale gevolgen gehad kon hebben. Het slachtoffer moest nog 24 uur op de afdeling intensive care blijven. Het slachtoffer zelf verklaarde tijdens het bezoek van de verbalisant veel pijn te hebben, maar geen aangifte te willen doen.
Ter terechtzitting heeft het slachtoffer als getuige verklaard dat hij twee dagen op de afdeling intensive care heeft gelegen. Na daarna nog één dag op een verpleegafdeling te hebben doorgebracht mocht hij naar huis. Tien dagen na zijn ontslag uit het ziekenhuis is bij hem opnieuw een hartfilmpje gemaakt, omdat hij pijn bleef houden en daardoor niet op zijn linkerzij kon slapen.
Verdachte verklaarde op 26 mei 2009 om 01.10 uur bij haar voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie dat zij een forse ruzie met haar man had gehad en hem gestoken had. Hetzelfde verklaarde zij bij haar inverzekeringstelling om 07.52 uur diezelfde dag.
Ter terechtzitting is de verdachte een foto van een bij haar in de woning aangetroffen, groot vleesmes voorgehouden. Zij herkende dit mes als zijnde het mes waarmee het incident had plaatsgevonden.
Uit de feiten kan niet anders worden afgeleid dan dat de verdachte doelbewust haar echtgenoot in diens borst heeft gestoken en aldus opzet op het doden van hem heeft gehad. De verdachte heeft met een groot mes een diepe steekwond in de borst van het slachtoffer veroorzaakt, waardoor zelfs het hartzakje is geraakt. De verdachte heeft met kracht moeten steken om deze wond te veroorzaken. Dat het slachtoffer vanuit een zittende positie wellicht iets met zijn borst naar voren is gekomen, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, kan een dergelijke diepe steekwond niet verklaren. Uit het handelen van verdachte, zoals hierboven weergegeven, blijkt van een doelbewuste daad.
Verdachte is later geschrokken en heeft de alarmlijn gebeld. Dit doet aan het opzettelijke karakter van het handelen van verdachte ten tijde van het steken echter niet af.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting inhoudende dat zij in feite niet gestoken heeft, ongeloofwaardig, nu zij zowel in het telefoongesprek naar de alarmlijn als in meerdere verklaringen tegenover de politiefunctionarissen verklaard heeft dat zij haar man had gestoken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 mei 2009 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijnde haar, verdachtes, echtgenoot) van het leven te beroven met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de linkerzijde van diens borst ter hoogte van het hart heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Uit het door J.J. van der Weele, psycholoog, over verdachte uitgebrachte rapport van 28 augustus 2009 komt het volgende naar voren.
"In geval van verdachte is geen sprake van enigerlei gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In die zin is zij dan ook toerekeningsvatbaar. Men moet zich evenwel afvragen of zij t.t.v. het tenlastegelegde ook beschikte over een volledige keuzevrijheid van haar handelen. Zelf beschrijft zij eerder een dissociatief proces, alsof zij naar zichzelf keek terwijl zij tot het tenlastegelegde kwam. Heftige emoties, alsmede de bijkomende invloed van alcohol (bij beiden) zorgde hier voor een impulsdoorbraak die niemand ooit heeft gewild, ook zijzelf niet. In die zin valt het gebeurde haar m.i. wel verminderd toe te rekenen, ook al is zij door het ontbreken van enigerlei stoornis of gebrek formeel gezien vanuit onze discipline toerekeningsvatbaar."
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht kan alleen gesproken worden van ontoerekeningsvatbaarheid op grond van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit geldt ook bij verminderde toerekeningsvatbaarheid. In dit geval is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door haar gepleegde strafbare feit.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uur, bij niet voldoening te vervangen door 100 dagen vervangende hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en verplicht reclasseringstoezicht, waarbij de verdachte zich dient te houden aan het plan van aanpak zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 31 augustus 2009.
Hij verzoekt tevens verbeurdverklaring van het in beslag genomen vleesmes en teruggave van de in beslag genomen kleding aan [slachtoffer].
7.2 Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de verdediging is de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en dient hier rekening mee gehouden te worden bij het bepalen van de strafmaat. De verdediging heeft ook gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest, heeft twee banen en de relatie met het slachtoffer is weer goed. Ook dient volgens de verdediging bij het bepalen van de straf mee te wegen dat het slachtoffer niet wil dat verdachte gestraft wordt.
De verdediging verzoekt de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en verder een geheel voorwaardelijke straf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft naar aanleiding van een echtelijke ruzie haar man in zijn borst gestoken. Zij heeft dit gedaan zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen voor haar man. Het grote vleesmes waarmee zij stak, is het hart tot op enkele millimeters genaderd. Het is niet aan de wil van de verdachte te danken dat het slachtoffer nog leeft. Zij heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat door deze messteek ernstig gewond is geraakt.
Poging tot doodslag is een ernstig geweldsdelict dat ook een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte. Het feit valt haar volledig toe te rekenen. Verdachte wijzigt meerdere malen haar lezing van wat er precies gebeurd is, maar weet zich nog veel details te herinneren, waardoor van een vlaag van verstandsverbijstering naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is. De spanningen in de relatie tussen verdachte en haar echtgenoot waren niet zodanig dat deze in enigerlei vorm een rechtvaardiging kunnen zijn voor het door verdachte gepleegde feit.
In positieve zin houdt de rechtbank er rekening mee dat het slachtoffer geen vervolging en strafoplegging voor de verdachte wil en zijn relatie met haar wil voortzetten.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest en blijk heeft gegeven van spijt.
Toch dient de verdachte duidelijk gemaakt te worden dat geschillen in onze samenleving niet met messen opgelost kunnen en mogen worden. Zodoende is een straf op zijn plaats.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals normaliter in gelijksoortige zaken wordt opgelegd, maar volstaan met het opleggen van de hierna te geven combinatie van straffen.
In de eerste plaats zal de maximale werkstraf worden opgelegd. Naast deze werkstraf is een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van flinke duur op zijn plaats. De vordering van de officier van justitie terzake (zes maanden) doet bepaald geen recht aan de ernst van het feit. (Poging tot) doodslag is een van de ernstigste feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden is passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat reclasseringstoezicht geen meerwaarde heeft, zodat zij geen bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij het over verdachte uitgebrachte rapport van 28 augustus 2009 van J.J. van der Weele, psycholoog, waarin het volgende geconcludeerd is:
"De kans op recidive is naar alle waarschijnlijkheid gering, althans waar dit een delict als dit betreft. Betrokkene heeft geen strafblad en in haar persoon liggen ook geen factoren die herhaling in de hand werken. Tegelijkertijd is het duidelijk dat er in de onderlinge relatie geen veranderingen zullen optreden indien men weer bij elkaar gaat wonen zonder therapeutische interventie. De basis voor onderhavige conflicten is m.i. duidelijk en beiden hebben ongetwijfeld ook hun eigen gelijk, maar dat gaat alleen moeilijk samen ook al is men nog zo op elkaar gesteld. Het is evenwel onmogelijk om vanuit een justitieel kader ook de echtgenoot van verdachte te verplichten om mee te werken aan een vorm van relatietherapie, zodat wij het helaas bij alleen dit advies moeten laten.
Wij zien verder geen indicaties tot andersoortige hulpverlening of begeleiding. Ook toezicht door de reclassering zal hier verder weinig kunnen bijdragen. Een voorwaardelijke straf lijkt in dit geval een modus waar beide partijen zich ongetwijfeld in kunnen vinden."
De verdachte zal zelf hulp moeten zoeken indien de spanningen in de relatie weer oplopen.
8.1 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat verdachte eigenaresse van het mes is en dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
De rechtbank zal het bedoelde mes verbeurd verklaren.
8.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45 en 287, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten het vleesmes;
- gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een wit shirt van het merk L'Argentina en een wit/taupe gestreepte broek maat 42 merk Witteveen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. F.L.J.M. Heijnen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Schroeijers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
22 september 2009.
Mr. F.L.J.M. Heijnen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 26 mei 2009 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijnde haar, verdachtes, echtgenoot) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) diens borst (ter hoogte van het hart) te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht (art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 mei 2009 te Zwijndrecht opzettelijk mishandelend een persoon te weten: [slachtoffer], zijnde haar, verdachtes, echtgenoot, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linkerzijde van) diens borst (ter hoogte van het hart) heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 mei 2009 te Zwijndrecht [slachtoffer] (zijnde haar, verdachtes, echtgenoot) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans met scherp en/of puntig voorwerp, meerdere, althans een, stekende en/of zwaaiende beweging(en) gemaakt naar, althans in de richting van die [slachtoffer] en/of dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, gericht heeft gehouden op die [slachtoffer] en/of heeft getoond aan die [slachtoffer];
Parketnummer: 11/500232-09
Vonnis d.d. 22 september 2009