Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1 [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 1 maart 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van 40 maanden, in dienst getreden bij WerXaam, in de functie van algemeen directeur. Het laatstgenoten salaris bedraagt [bedrag] bruto per maand, vermeerderd met een vaste toeslag van [bedrag] bruto per maand, een uitgestelde looncomponent van [bedrag] per maand, een eindejaarsuitkering van 5% van het bruto salaris en 8% vakantietoeslag.
1.2 WerXaam heeft als doel het ter beschikking stellen van werknemers aan Drechtwerk en aan de met haar gelieerde rechtspersonen. Drechtwerk is het uitvoeringsorgaan dat zich bezig houdt met de sociale werkvoorziening binnen de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht, Nieuw-Lekkerland, Papendrecht, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Graafstroom. De samenwerking is vastgelegd in de Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden.
1.3 [verweerder] is tewerkgesteld bij Drechtwerk. Hij geeft leiding aan negen managers die ieder leiding geven aan een bedrijfsonderdeel van Drechtwerk.
1.4 Op 24 september 2008 is door een medewerker van Drechtwerk een anonieme klacht bij het college van Burgemeester en Wethouders ingediend over de (werk)sfeer binnen Drechtwerk en over [verweerder].
1.5 Op 10 december 2008 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen twee leden van het Dagelijks Bestuur van Drechtwerk en [verweerder]. De bestuurders geven daarin aan: “Het centrale woord dat daarbij valt is vertrouwen. Die is er in ruime mate aanwezig. [Verweerder] is open en transparant, een zelfstandig denker en zeker daadkrachtig met een goede bedrijfskundige aanpak. Aan [verweerder] wordt gevraagd rekening te houden met de historie van het bedrijf...”(citaat uit verslag).
1.6 Op 11 december 2008 hebben de vertrouwenspersonen van Drechtwerk een brief gestuurd aan het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, waarin zij aangeven dat zij door een aantal medewerkers van Drechtwerk zijn benaderd met klachten over het gedrag en de houding van [verweerder].
1.7 Op 12 december 2008 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Ondernemingsraad en een delegatie van het Dagelijks Bestuur van Drechtwerk over het gedrag en de houding van [verweerder]. Op 16 december 2008 heeft het dagelijks bestuur van de Ondernemingsraad haar visie schriftelijk kenbaar gemaakt aan de heer [naam], voorzitter van het bestuur van Drechtwerk. In de brief wordt aangegeven: “vanuit verschillende geledingen van het bedrijf komen signalen over de directeur H. [verweerder] van intimiderend en schofferend gedrag, seksueel getinte opmerkingen en dergelijke”.
1.8 Een brief met een soortgelijke strekking werd, eveneens op 16 december 2008, verzonden door een zevental managers van Drechtwerk. Op deze brieven heeft het Dagelijks Bestuur van Drechtwerk gereageerd bij twee brieven van 30 december 2008. Daarin is ondermeer aangegeven dat een externe partij zal worden ingeschakeld om onderzoek te verrichten.
1.9 De ontstane situatie is op 17 december besproken in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. [verweerder] was bij deze vergaderingen aanwezig.
1.10 In januari 2009 is door medewerkers van Drechtwerk een aantal officiële klachten tegen [verweerder] ingediend, die in behandeling zijn genomen door de Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen (hierna te noemen ‘de Klachtencommissie’).
1.11 Artikel 8 lid 2 van de Klachtenregeling ongewenste omgangsvormen Drechtwerk 2001 bepaalt: “zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één maand na de ontvangst van een advies van de Klachtencommissie stelt de algemeen directeur namens het Dagelijks Bestuur de klager en verweerder schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek alsmede van de conclusies die hieraan worden verbonden. Indien de conclusies afwijken van het advies van de klachtencommissie, wordt in de conclusie de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden”.
1.12 Tevens is, zoals besloten in een vergadering van het Dagelijks Bestuur op 22 december 2008, in januari 2009 adviesbureau WagenaarHoes gevraagd om onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de gespannen verhoudingen tussen directie, personeelsorganen en individuele personeelsleden.
1.13 Op onder andere 30 en 31 januari 2009, op 6, 17 en 18 februari 2009 en op 13 maart 2009 heeft AD De Dordtenaar artikelen gepubliceerd over de binnen Drechtwerk ontstane situatie.
1.14 Op 16 februari 2009 heeft de Klachtencommissie aan het Dagelijks Bestuur haar advies uitgebracht. Bij brief van 25 maart 2009 heeft het Dagelijks Bestuur dienaangaande een brief gestuurd aan [verweerder]. In deze brief staat ondermeer: “de commissie heeft allereerst aangegeven zich niet uit te kunnen spreken over de gegrondheid of ongegrondheid van de inhoud van de klachten. Reden hiervoor zijn de stellige ontkenningen van uw kant. Vervolgens constateert de commissie dat zij haar bevindingen voldoende ernstig acht om te adviseren de huidige situatie niet te handhaven”.
1.15 Op 11 maart 2009 heeft WagenaarHoes haar eindrapportage uitgebracht.
1.16 Bij brief van 12 maart 2009 is aan [verweerder] door het Dagelijks Bestuur te kennen gegeven dat, in afwachting van nadere besluitvorming, van zijn diensten voorlopig geen gebruik meer zal worden gemaakt.
1.17 Bij brief van 13 maart 2009 is door (de gemachtigde van) [verweerder] geprotesteerd tegen zijn schorsing.
1.18 Bij brief van 26 maart 2009 heeft het Algemeen Bestuur een brief gestuurd aan [verweerder] waarin zijn tewerkstelling als algemeen directeur van Drechtwerk wordt beëindigd. [verweerder] is daarbij de toegang ontzegd tot alle gebouwen van Drechtwerk.
1.19 Op 15 juli 2009 heeft [verweerder], na sommatie door WerXaam, de hem ter beschikking gestelde auto en telefoon ingeleverd.