ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ4981

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81477 / FA RK 09-8100/ 1016283
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortgezet verblijf ex artikel 15 Wet BOPZ

Op 19 juni 2009 heeft de officier van justitie een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf op basis van artikel 15 van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een verpleeghuis te Dordrecht. Bij het verzoekschrift zijn verschillende stukken over de betrokkene overgelegd, waaronder een geneeskundige verklaring en een psychiatrisch onderzoek. Tijdens de zitting op 29 juni 2009 is de betrokkene gehoord, evenals haar behandelend arts en haar dochter.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een machtiging tot voortgezet verblijf was verleend, die op 18 december 2008 was afgegeven voor de duur van zes maanden. Gezien de geestelijke toestand van de betrokkene, die al sinds 2006 in instellingen verblijft, en het gevaar dat zij voor zichzelf vormt, is het niet aannemelijk dat zij binnen enkele maanden zonder verpleging kan functioneren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de betrokkene in de verpleeginrichting blijft om een terugval te voorkomen.

De rechtbank heeft daarom besloten om de verzochte machtiging voor een jaar te verlenen, tot 30 juni 2010. De beslissing is genomen door mr. W.J.M. Diekman, rechter, in aanwezigheid van de griffier. De betrokkene heeft verzet aangetekend tegen het verblijf in de verpleeghuis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie van de betrokkene het verlenen van de machtiging rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 81477 / FA RK 09-8100/ 1016283
beschikking van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2009
machtiging tot voortgezet verblijf ex artikel 15 Wet BOPZ
1. Het verzoek en de procedure
1.1. De officier van justitie heeft op 19 juni 2009 een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) ten aanzien van:
[betrokkene],
hierna verder te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum], [geboorteplaats],
wonende te [adres],
verblijvende in Stichting Verpleeghuis "Het Parkhuis", te Dordrecht.
1.2. Bij dit verzoekschrift zijn de volgende stukken betreffende betrokkene overgelegd:
- een geneeskundige verklaring d.d. 11 juni 2009;
- een behandelingsplan d.d. 21 maart 2008 t/m 25 maart 2009;
- een psychiatrisch onderzoek d.d. 5 juni 2009;
- werkaantekeningen d.d. 11 september 2008 t/m 20 mei 2009.
1.3. Op 29 juni 2009 heeft de rechter betrokkene, die werd bijgestaan door mr. S.R. Kwee, in genoemd verpleeghuis "Het Parkhuis", gehoord.
1.4. Toen heeft de rechter, in aanwezigheid van betrokkene, ook gehoord:
- dr. E.R.A van Waardhuizen, verpleeghuisarts, verbonden aan genoemde verpleeghuis “Het Parkhuis”, behandelaar van betrokkene;
- mw. M. de Landsheer, dochter van betrokkene.
1.5. De advocaat van betrokkene heeft, mede naar aanleiding van hetgeen de gehoorde personen te berde hebben gebracht, het woord gevoerd.
1.6. De griffier heeft proces-verbaal opgemaakt.
2. De beoordeling
2.1. Uit het dossier blijkt dat ten aanzien van betrokkene op 18 december 2008 een machtiging tot voortgezet verblijf voor de duur van zes maanden is verleend.
2.2. Betrokkene geeft, ook toen zij daarover werd gehoord, blijk van verzet tegen verder verblijf in een verpleeghuis.
2.3. Uit de geneeskundige verklaring en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, namelijk psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie), stoornissen door gebruik van middelen. Deze stoornis van de geestvermogens doet betrokkene gevaar veroorzaken. Zo bestaat er gevaar dat, als betrokkene de door haar gewenste vrijheid zou hebben, zij weer gaat drinken – zoals het afgelopen half jaar ook verschillende keren is gebleken - en zij zichzelf ernstig zal verwaarlozen. Voorts bestaat dan gevaar voor haar leven – terwijl betrokkene aangeeft niet dood te willen -, nu zij levercirrose heeft. Dit gevaar kan niet na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging buiten een verpleeginrichting worden afgewend.
2.4. Derhalve is het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf gerechtvaardigd.
2.5. Gegeven de stoornis en het beeld van betrokkene van de afgelopen jaren ligt het niet voor de hand aan te nemen dat het gevaar al over enkele maanden buiten een verpleeginrichting zal kunnen worden afgewend. Zo is tijdens de zitting gebleken dat betrokkene al vanaf 2006 in instellingen verblijft. Sommige perioden daarvan was het verblijf vrijwillig, maar meestal op basis van een rechterlijke machtiging. Tijdens die vrijwillige poses is gebleken dat betrokkene zichzelf niet meester is. Om een terug val te voorkomen en daarmee het gevaar af te wenden, is het van belang dat betrokkene verblijft in de verpleeginrichting.
De verzochte machtiging zal daarom worden verleend voor een jaar.
3. De beslissing
3.1. De rechtbank:
3.1.1. verleent ten aanzien van [betrokkene] voornoemd, machtiging tot voortgezet verblijf in een verpleeginrichting voor de duur van een jaar na dagtekening van deze beschikking, derhalve tot 30 juni 2010.
Deze beschikking is op 29 juni 2009 gegeven door mr. W.J.M. Diekman, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.